zaterdag 31 december 2016

Gelukkig nieuwjaar

Lieve iedereen,

Ten eerste heel erg bedankt voor het lezen, voor het kijken, misschien wel voor het lachen of het verafschuwen en heel misschien zelfs voor verdriet of een zachte weemoed.

Voor mij was dit best een goed jaar, maar jullie krijgen nog genoeg overzichten om door te nemen dus zal ik dat wel laten. (Op dit moment een totaal van 3076 views, whoop!)

Vorige week had ik al gemeld dat ik weinig tijd zo hebben, dat werd helaas minder dan ik al dacht dus ik heb toen niets kunnen posten. Ik hoopte vorige zaterdag nog tijd te hebben maar na een langzame opstart, een rondje door mijn krantenwijk en een trein naar Almere leek ik ziek te worden. Dat ziek worden duurde tot woensdag en daarna werd ik steeds wat beter (dus écht ziek ben ik niet geweest om dat koppig vol te houden tegenover mijn vriend :) ). Goed, vandaar dat ook afgelopen week niets verschenen is.

Toch wil ik jullie nog een prettige kerst wensen, al is het niet helemaal mijn feest. (Behalve het eten). En een zonnig nieuwjaar, maar ook vooral met veel regen, van die slaande, alles nat regen. Want die is nu en dan fijner dan zon. Denk aan je beste nieuwjaarsviering, je beste nieuwjaarsherinnering en ik hoop dat je nieuwe jaar nóg beter wordt ingeluid. Ik denk dat het dit jaar nog zou kunnen lukken ook.

Mijn favoriete nieuwjaarsherinneringen
Mijn beste viering ooit, dat is niet moeilijk. Dat was die met mijn hele familie, bij mijn oom en tante thuis. Mijn beste herinnering komt uit een ander jaar. Toen was ik nog jonger. Ik denk dat de feestdagen, zoals in al die slechte kerstfilms duidelijk gemaakt wordt, voor de kinderen zijn. (Hoeveel goede Sinterklaas jaren ik gehad heb, echt fantastisch). Nieuwjaar is niet anders, na een dag oliebollen snak ik bijna naar een bak sla en voor vuurwerk ga ik niet langer dan een half uur buiten staan. De buren ken ik niet zo goed en de rest van de avond bestaat een cabaretier, al is dat nooit anders geweest en hoeft dat van mij ook niet. Een keer met alle tradities breken zie ik wel zitten maar hoeft niet en ik ben al blij als ik met één andere persoon tegelijk af tel. Oud en nieuw vond ik als kind altijd spannend. De jongens op het plein twee dagen lang rotjes, daarna was het plein altijd een week lang roze. Soms gingen we naar oma maar het jaar van mijn mooiste herinnering kwam ze bij ons. We waren al oud genoeg om gescheiden kamers te hebben, mijn zusje en ik. Mijn bed stond onder het raam van de lila kamer rechts, dat van haar stond tegen de muur van de gele kamer links. Mijn ouders waren van die flauwe mensen die kinderen tussen 20.00 en 23.30 naar bed sturen. Precies tijdens de magische overgang van oud naar nieuw jaar. Want het vieren van het nieuwe jaar begint toch echt vóór de vier nullen op de klok verschijnen. Natuurlijk was slapen tijdens die overgang onmogelijk, de knallen werden regelmatiger, de sterren kwamen tevoorschijn en oud jaar werd nieuw jaar, ook voor ons. Mijn zusje kroop uit bed, sloop over de gang naar de lila kamer en kwam bij mij in bed liggen. De deken vouwde zich om onze schouders en samen keken we uit mijn schuine dakraam. Helaas keek dat uit op de voortuin maar vanuit haar raam kon je de lucht niet goed zien. Er waren bijna geen knallen die binnen ons zicht plaats vonden, heel soms sierde een lichte bloem de lucht een heel stuk verderop. Bij elke knal bedachten we waar die vandaan kwam. Bij elk geluid van binnen het huis legden we onze vingertjes op de lippen en luisterden we geconcentreerd naar de stemmen beneden. Soms slopen we stil de gang op om te luisteren, dan hoorden we de enkele stem van de cabaretier op de televisie. We dachten er wel eens over om ernaar te luisteren op de gang, maar dan werden we makkelijker gesnapt en onder het raam hielden we het warm. Zelfs al hadden onze ouders het meestal niet eens snel door als we op de witte wenteltrap naar beneden gingen zitten en van daar mee keken door de bovenste kier. Als we maar niet op de krakende treden stonden. Soms leken alle andere treden te kraken dan die waarvan je het gewend was, maar we waren vaker succesvol dan lawaaierig. Samen wachtten we, onder die dekens, tot wij ook naar beneden mochten. Tot onze ouders ons weer zouden halen, ons weer met ons meest onschuldige gezichtje met het zusje onder dezelfde deken aantroffen.

De beste wensen!

vrijdag 16 december 2016

Ongewenste peepshower

We hebben niet genoeg woorden voor de exhibitionist. Bijna alles wat met seks te maken heeft, heeft een tiental eufemismen of synoniemen. De potloodventer, de kleine crimineel, de man met het potlood waarmee je niet kunt schrijven, heeft er vier.

Daar staat hij in het park, te wachten om de kleine crimineel uit te hangen. De jas zonder panty's, kiest zijn prooi zorgvuldig. De man met de buiten-badjas knoopt zijn ceintuur wat strakker om zijn taille. Misschien i s hij toch wat zenuwachtig om de ongewenste peepshow op te voeren. Toch is hij vastbesloten, klaar om een 'frisse neus' te halen. Nu moet hij zich eerst concentreren, hij moet zijn reputatie als staande flapuit hoog houden. Het laatste wat hij wil is de nieuwe slappe-sjaak-in-de-binnenzak worden, een ongemotiveerde binnenventer. Een buitenventer met verlopen product. Hij is een professionele paal praler, een pook pronker met ervaring en flair. Niet zoals de struik snoever om de hoek. Nee hij weet precies hoe hij phallus flaneren een soort charme kan geven. Ooit wordt hij de beste stramme kabouter koketteerder van het land. Maar eerst moet hij de "phaltastische Willy Wortel" evenaren, de beste bello blaaskaker van de 14 parkgemeenschappen. Als hij publiek grootspreekt gebeurt er iets magisch. Iedereen die hem aan het werk ziet begrijpt de liefde voor het pielemoos prijken. Zijn lolly lonken is absoluut weergaloos, hij heeft nooit een parmantere purperen kardinaal een ommetje zien maken. Een jongetje komt aanlopen met zijn hond, na Willy Wortel heeft hij niets meer te vrezen. Hij gaat prompt voor het jongetje staan en bevrijdt zijn preutse huisvrouw.

Zo, nu is het weer wat eerlijker.

woensdag 14 december 2016

Dingen om te doen in je eigen lift

Je stapt binnen en
staart naar hoe de verdiepingen voorbij schieten.
Je kijkt jezelf veel betekenend aan in de spiegel.

En dan een vetcontrole,
een kontcontrole,
een haarverbetering,
extra parfum spuiten,
een sigaret opsteken,
een dansje,
een 360.

Aan kleding plukken, borsten beter in de bh doen, je poriën van dichtbij controleren, je wallen beoordelen, je kleding glad trekken, op de reiling trommelen, op je haar kauwen, je nagels schoonmaken, nagelriemen bijwerken, de chacha oefenen, blokken op je presentatie, je heupfles legen, tegen jezelf praten, ja tas uitdiepen, je teken achterlaten met nagellak of wat er in je tas zit, knijpt in een pukkeltje, mascara bijwerken, stropdas goed doen, stofjes van je actetas vegen, tegen de spiegel ademen en een schunnig woord in de damp schrijven, Je armen spreiden en je ogen sluiten bij de verminderde zwaartekracht, jezelf uitlachen, ongemakkelijk door je eigen stilte heen neuriën, tegen jezelf praten.

Je bonkt je hoofd tegen de lift om alle stomme acties van die dag,
Je haalt bijna de noodtelefoon van de haak,
Je controleerd of de noodtelefoon gehoor heeft,
Je hangt weer op.
Je gaat tegen het bijna zachte metaal zitten,
Je springt op als de lift vaart mindert,
Je laat je hand over het koude metaal glijden als je uitstapt
en weer verder.

maandag 12 december 2016

Liefde op afstand

Vandaag ben ik belangrijk, vandaag ben ik geliefd.
Vandaag heb ik post, een ontzettende stapel post.

Aan zo'n stapel enveloppen zouden je vingers open snijden,
Alle brieven bevlekken met papercuts,
De prijs van liefde op afstand.

Vandaag ben ik belangrijk,
Vandaag heb ik een stapel post,
Vandaag gebruik ik mijn briefopener.

Rekening voor het bedrijf
Rekening
Rekening
Rekening
Rekening voor mij,
Rekening niet voor mij
Rekening
Rekening

vrijdag 9 december 2016

Het rijk van Dionysos - Pre-Kater deel IIX

We liftdeuren sluiten weer, Oscar lacht naar me.
  "Wat wil je nu doen?"
Ik denk na, "een echt Dionysos feest."
  "Old Greek style?"
  "Old Greek style."
  "Gaan we doen," zegt Oscar. De biertjes hebben er duidelijk ingehakt. Hij draait zich om naar het paneel. Ik kijk naar zijn nette pak, dat moet anders. Floris ligt naast de tafel en likt zijn poten af. Het is bier maar hij ziet er niet echt uit alsof het hem blij maakt. Hij kijkt me droog aan en lijkt bijna te zuchten. Hij komt overeind en schudt zijn vacht uit. De verandering van pak naar toga is groot voor een man als Oscar. Ik vroeg me af of ik wel zou kunnen wennen want het zag er ontzettend hilarisch uit. Later niet meer natuurlijk, het was de overgang. En ik heb heus mijn excuses aangeboden voor het harde lachen, en voor waar ik tegenaan liep omdat ik zulke traanogen had.

De liftdeuren gaan open en een golf warmte komt binnen. We staan midden in een bos, maar daarachter zie ik witte pilaren. Oscar loopt de andere kant op, old Greek style, een feestje in het bos. Ik snap nu waarom de Romeinen en Grieken toga's droegen. Ik zal voortaan ook een toga meenemen als ik naar een warm vakantieland vlieg. De warmte weerkaatste tegen het wit, droop er weer af als bij een plastic bal in het zwembad. Het bos werd steeds dichter. En hoewel ze me in het gezicht slaan, houdt ik van de loofbomen die Griekenland bekleden. Van de olijfbomen en de cirtussen en wilde druiven. De dieren klinken hier anders, meer krekels, andere vogels. Dan blijft Oscar staan, hij schuift een bladermuur opzij, zo lijkt het. Daarachter is een openplek, In het midden is een oneven vlak bedekt met dor gras, onbeschermd door de boombladeren die hun schaduw werpen eromheen. Er staan divans tussen de bomen en een lange tafel met eten, zoals feestmalen geschilderd zijn. Met grote braadstukken waar druiven overheen gedrappeerd zijn en een houten vat in het midden. Tegenover ons waadt een tweede persoon door de bladerzee naar de open plek.
  "Dionysos! gisteren de hele dag geslapen?" vraagt een mannenstem. De jongeman stapt tussen de bladeren vandaan. Hij is half naakt, natuurlijk, draagt gouden bladeren op zijn lang golvende haar en kijkt me vragen aan. O ja, ik ben vandaag Dionysos.
  "Dat zou zo maar kunnen," zeg ik.
De man lacht galmend "kon niet anders," zegt hij,"anders ben je nooit zo op tijd."
Ik kijk Oscar aan, die glimlacht. Misschien wilde hij wat van de stilte zien. Waarom zou hij anders de lift zo'n stuk hiervandaan parkeren, en nog vroeg ook? Dus dit is hoe het eruit ziet om vroeg op een feest bij de ouder Grieken te komen.Weer wat anders dan wachten op de bank en ongemakkelijk praten met de ouders van degene die je heeft uitgenodigd. De blonde man begint te vertellen over hoe tof het feest gisteren was - had ik echt bij moeten zijn. Dan weer geristel, weer een mannenstem, weer een praktisch naakte jongeman, donker haar dit keer. Ze zijn allebei totaal afgetrained, terwijl als ik die feesten zo hoor... Maar oud Griekenland, ze zullen wel de hele dag hard werken. De nieuwe heeft een baard, maar wel een knappe, hij kijkt naar de blonde.
  "Zeus! Je bent er al, phallus!"

woensdag 7 december 2016

Varkensoren

Weer zit ik drie dagen achter de receptie van een luxe bedrijf. Met uitzicht over de snelweg en over de wolken, die als geconcentreerde mist uit de fabrieksschoorsteen in Amsterdam Sloterdijk dampen. 23 verdiepingen hoog. En het enige waar ik aan kan denken is hoe mooi varkensoren flapperen als je ze uitlaat in een weiland. Hoe ze als gigantische puppies van hoek tot bocht stuiven met gekke sprongen. Niet heel anders dan de kalven die na de winter het weiland in mogen, maar dan die oren. In slowmotion zie ik ze gloireus op en neer golven en tegen de roze varkenswangen slaan. Mooiere vrijheid bestaat niet.

maandag 5 december 2016

Een verhaal over mijnheer Piet - Deel II

Piet stuurde elk jaar een uitnodiging naar een man die hij nooit ontmoet had, vanwege zijn vader. Jan had de man ontmoet toen hij nog een klein jongetje was. Jan was een jongetje uit een arm gezin, een gezin dat in december al blij was als zij wat te eten hadden. Op een avond kwam er opeens een man langs, Nicolaas noemde hij zich. Deze man had eten bij zich, wat hij deelde met de arme gezinnen waar hij langs kwam. Soms had hij zelfs zelfgemaakt speelgoed bij zich voor de kinderen. En je raad het al: Jan was één van deze kinderen geweest. Hij had een prachtig houten paard gekregen. Piet had dit paard nog steeds, al leende hij het soms uit aan de kinderen in het dorp. Toen Jan opgroeide en na zijn reizen zijn eigen boerderij kocht, moest hij denken aan wat Nicolaas voor hem gedaan had toen hij klein was. Daarom besloot hij hem uit te nodigen voor het eten, om hem te bedanken. Nicolaas schreef éénmaal terug, dat het hem speet maar dat hij geen tijd had om langs te komen en dat hij het erg lief vond dat hij uitgenodigd was. Daarom bleef Jan elk jaar de uitnodigingen sturen en toen Jan overleed, was het Piet die de uitnodigingen stuurde. Nicolaas, die tot Sint Nicolaas was benoemd, liet op zich wachten tot Piet een grote sterke man was geworden. Die avond werd er opgewonden gepraat in het dorp, over de vreemdeling op het wit gespikkelde paard die in een naburig dorp een aantal arme gezinnen van de hongerdood had gered. En nu, zo ging het als een lopend vuurtje rond, kwam hij hun kant op. Iedereen had verhalen over Sint Nicolaas gehoord en iedereen was er zeker van hij de vreemdeling op de schimmel moest zijn. Piet was aan het werk op het land, toen zijn buurman naar hem toe kwam snellen.
“Piet,” zei hij, “Piet, heb jij zoals altijd die uitnodiging aan Sint Nicolaas verstuurd?” Piet zei hem dat hij dit inderdaad gedaan had, waarop de man opgewonden begon te spreken over de vreemdeling op de schimmel.
“Ik hoorde,” ging de man verder, “dat hij een rode mantel draagt. Zou dat hem zijn, Piet?” Natuurlijk had Piet geen idee wat de man droeg, of op wat voor een paard hij reed. Hij had Sint Nicolaas nooit ontmoet en de ontmoeting met zijn vader was zo lang geleden, wie weet droeg hij nu iets heel anders. Toch ging Piet snel naar huis om het eten klaar te maken. Hij tilde net de aardappelen van het vuur toen hij stemmen en paardenhoeven hoorde. Piet snelde naar buiten en daar zag hij een prachtig wit paard met zwarte stippen met daarnaast een man met een witte baard en een rode mantel. Om hen heen stond het halve dorp.
“Bent u mijnheer Piet,” vroeg de man.
“Dat ben ik,” zei Piet, “bent u Sint Nicolaas?”

“Zegt u maar Nicolaas. Bent u de Piet die mij al die jaren geschreven heeft?”
“Dat ben ik,” zei Piet weer, hij werd een beetje verlegen van de statige man nu hij hem na al die jaren ontmoette. “Hier in het dorp noemen ze mij zwarte Piet. Heeft u honger? Ik heb net de aardappelen van het vuur gehaald.” En of de Sint honger had, hij was de hele dag onderweg geweest om eten en speelgoed uit te delen. Een staljongen nam de schimmel van Nicolaas over, en kreeg van Piet een heel dubbeltje als beloning. Maar voor het goedheiligman de boerderij van Piet in liep vroeg hij of er nog gezinnen in het dorp waren die hem nodig hadden. Die waren er niet, er was een goede oogst geweest en sinds de vorige keer dat Nicolaas in het dorp langs was geweest werd de oogst gedeeld met de armere gezinnen. Daarna liep Nicolaas tevreden achter Zwarte Piet aan, de boerderij in. Piet vroeg hem naar zijn reis en waarom hij aan zijn reis begonnen was. De Sint vertelde van verre landen en vroeg Piet naar zijn vader. Trots liet Piet zien dat hij het paard nog had en vertelde hoe de kinderen in het dorp er dikwijls mee kwamen spelen. Na het eten haalde Piet de jutezakken op die vol zaten met speelgoed om uit te delen. Het was inmiddels flink veel geworden en Piet zag nu pas in dat Nicolaas nooit zoveel mee kon nemen op zijn schimmel. Hij zag dat de Sint dat ook had bedacht en schaamde zich een beetje, dat hij daar niet over na had gedacht.
“Misschien,” begon Nicolaas bedenkelijk, “zou u misschien een stuk met mij mee kunnen reizen?” Daar had Zwarte Piet niet aan gedacht, maar hij hoefde er niet lang over na te denken. Natuurlijk wilde hij dat. Hij had zich al die tijd al afgevraagd hoe het zou zijn om zo te reizen, om zoveel mensen te ontmoeten en al die mensen te helpen. Dat had hij ook wel gewild, maar nooit had hij bedacht dat hij dat ook zou kunnen doen. Hij begon heftig te knikken en begon druk te mompelen over van wie hij wel een knol kon kopen voor de reis en misschien zelfs een kar zodat ze meer mee konden nemen. De Sint sloeg hem lachend gade en knikte af en toe met de Piet mee. Zijn enthousiasme was aanstekelijk, het zou fijn zijn om een tijdje niet alleen te hoeven reizen. De volgende ochtend vroeg snelde Piet van boerderij naar boerderij en regelde alles wat er te regelen viel. Ter afscheid hielpen de dorpelingen met het inspannen van het paard en het volstouwen van de kar. Veel van hen gaven een deel van hun eigen oogst mee zodat de kar alsnog bijna te klein was. Het speelgoedpaard van Jan gaf Piet aan de kinderen van zijn buurman. Een uur later vertrokken de twee mannen. De kinderen renden nog even mee en riepen: bedankt Zwarte Piet en dag Sintniklaas!

vrijdag 2 december 2016

Een verhaal over mijnheer Piet - Deel I

Dit verhaal is mogelijk gebaseerd op fictie.


Piet woonde in een dorpje, heel lang geleden. Zo lang geleden dat de naam van het dorpje al lang vergeten is. Hij woonde daar in het boerderijtje van zijn ouders. Hij was lang niet de enige Piet in het dorp, bijna de helft van de mannen en jongens in het dorp heette Piet. Maar dat gaf niet want iedereen in het dorp werd genoemd naar wat hem of haar speciaal maakte. Voor onze Piet was dit makkelijk, hij was namelijk de enige in het dorp met een donkere huid. In die tijd was dit heel speciaal want er woonden nog maar weinig mensen in Nederland met een donkere huid, laat staan dat zij woonden in een afgelegen dorpje als dat van Piet. Maar zijn vader, Jan, had op zijn reis door Nederland één van de weinige donkere vrouwen van Nederland ontmoet en was op slag verliefd geworden. Daarna was Jan teruggekomen naar het dorp waar zijn ouders woonden en was Piet geboren. Daarom werd Piet in het dorp Zwarte Piet genoemd.
Elk jaar in december stuurde Piet een uitnodiging aan een man die hij nooit ontmoet had. Daarin vroeg hij aan de man of hij eens bij hem wilde komen eten. Deze man was altijd op reis maar in december kwam hij in Nederland terug. Het was een man die nooit tijd had maar die wel altijd tijd probeerde te maken, toch had Piet nooit een brief van hem terug gekregen. Toch stuurde Piet elk jaar de uitnodiging, kookte hij voor twee en inspecteerde in de schuur de stijgende hoeveelheid speelgoed die hij in jutezakken bewaarde. Als de man toch een keer zou komen, zou hij een warm maal krijgen en de jute zakken met speelgoed. Nu zul je denken, waarom deed Piet dit voor een man die hij nog nooit ontmoet had, en die nooit wat aan hem terug stuurde?

woensdag 30 november 2016

Adrianus in de Crystal tower

Ik heb mezelf nooit als een net persoon gezien, nooit.Vandaag is dat niet anders, dus moet ik mijn best doen. Mijn flexwerk voor Recruit a Student heeft me bij een internationaal communicatiebedrijf gebracht. Een bedrijf dat voor andere bedrijven apparatuur maakt om de communicatie te verbeteren. En ik mag voor de financiele tak de telefoon van de receptioniste opnemen. Het was makkelijker geweest om te vinden dat ik het niet kon en de klus te laten liggen, maar het meisje van het bureau zei zo lief dat ze wel dacht dat ik het kon handelen.

Ik ga achter de receptie zitten en doe mijn best om niet aan mijn plekjes te pulken. Mijn afleiding: wel drie telefoontjes, verspreid over 8 werkuren. Andere afleiding: een babydraak onder mijn tafel, (shhhhht, aan niemand doorvertellen). Ik heb hem Adrianus genoemd.
Elke keer als de telefoon gaat, springt A3anus op van het geluid. Met zijn kop tegen het bureau, maar ze zullen de deuken heus niet zien. Of waarschijnlijk niet binnenkort. Elke keer als er iemand binnen komt, trekt hij aan mijn schoenveters. Mijn nestors liggen eraf, dat kan ik wel zeggen.
 "Kappen," zeg ik dan. Mensen denken nu vast dat ik een ingewikkelde relatie met mijn voeten heb, gelukkig zijn de meesten niet Nederlands. In de pauze voer ik A3 pindakaas met hagelslag, dat is heus niet giftig. Heb je ooit van een draak met allergie gehoord? Het bestaat niet. Daar moet eerst nog jaren doorfok overheen. Maar geen zorgen, zo ver komt het heus wel eens. Dat de Iraanse Stompe Neusbrug kuiltjes in zijn wangen heeft, en hoge kans op plop-ogen, dat de Nederlandse Watersnaak een allergie heeft voor eenden die brood hebben gegeten en dat de Grote Platoor niet meer met zijn vleugels vliegt maar met zijn oren, en kans heeft op auditair entropion = oren die het oog ingroeien. Maar zo ver zijn we nog lang niet, daar moeten nog flink wat generaties overheen. Geen zorgen, als we de draak niet doen uitsterven, komen we daar echt wel. Geen zorgen.

Ik geef de planten water, A3 volgt me over het plafond en kwijlt precies boven de computer van de baas. Meneer is super netjes maar hij knikt naar me. Hij is blij dat zijn plantjes hierna weer twee weken dorst kunnen doorstaan. Goedzo goedzo, 3anus volgt me de kamer weer uit. De baas zal het kwijl achter op het beeldscherm wel niet opmerken, vast niet. Ik ga weer achter de receptie zitten, A3 schuurt gaten in mijn legging.
 "He, laat es!" zeg ik. De man in het kantoor naast de receptie steekt zijn hoofd door de deur.
 "Sorry?"
 "O, nothing, nothing at all. Sorry. Very sorry."
 "No problem."
 "Sorry," zeg ik nog eens.
Hij gaat weer terug zijn kantoor in.

We hebben nog tien minuten om van het uitzicht te genieten, dus doen we dat. Er is toch niemand in de conference room. 3anus vliegert door de kamer en blijft aan de draden van de grote beeldschermen haken. Niemand zal snel merken dat die draad half door is, vast niemand.
 "Kom Anusje, huistijd," zeg ik. Ik bind mijn vest als een parachute aan zijn vleugels en open het raam. Het diertje is beter in vliegen dan in landen.

De volgende keer dat ik in een net kantoor moet werken, laat ik hem misschien beter toch thuis.

maandag 28 november 2016

Vergiftigd

Ik heb gisteren niet gedronken, ik heb gisteren toch niet gedronken?
 "Ik heb gisteren helemaal niet gedronken," zeg ik.
Mijn liefste vriendin gelooft me niet, haar gezicht zegt: niet met dat hoofd!
 "Ik heb een kater zonder hangover."
 "Die twee dingen zijn hetzelfde," zegt ze.
 "Hangover klinkt ernstiger," zeg ik stug.
Met gesloten ogen schudt ze haar hoofd. Ze weet ook altijd alles beter.
  "Ik ben vast vergiftigd."
Ze rolt met haar ogen.
 "Ik ben gisteren vergiftigd."
Ze rolt met haar ogen.
 "Wat?!"
 "Door die kabouter, of wat?"
 "Weet jij veel."
 "Dus je hebt gisteren echt niks gedronken?" vraagt ze.
 "Niks."
 "Oké, ik geloof je."
 "Dank je," zeg ik.
 "Je hebt een kater omdat je niks hebt gedronken."

vrijdag 25 november 2016

Het rijk van Dionysos - Pre-Kater deel VIII

Het eten van Sir Henry Meux was precies wat ik zou verwachten van kippen zonder doorfok of hormonen. En groentes zonder gifstoffen en genetische oppomp biologie, daarnaast werd Port Liquor geschonken, wat hij zo deftig mogelijk uitsprak.
Na het eten stapt iedereen het vat uit en ruimen de bedienden de tafel en stoelen eruit. Ik til kleine Floris mee en loop acht Oscar aan.
   "We moeten een stukje doorspoelen," zegt hij, "hierna vullen ze het vat en laten de Port Liquor rijpen."
Ik volg hem naar de lift, binnen wordt Floris weer even zijn normale grote. Hij schudt en rekt en wordt weer klein. Oscar herinnert me eraan niet mijn beker te vergeten. We stappen samen uit. Ik wil weer richting de ingang van de loods lopen maar Oscar houdt me tegen, hij loopt om de loods heen en klimt op het dak van een schuur ernaast. We gluren door een scheur in het hout naar binnen.
   "Houd je vast," zegt Oscar, "3, 2, 1,"
KLENG! Met een machtige klap springt de middelste hoepel van het vat. Met een enorme kracht stroomt de Liquor er uit, tegen de kleinere vaten die eromheen staan. De vaten breken en de Port Liquor stroomt tegen de muren op. De schuur beeft van de klap en de deur van de loods slaat open. De Port Liquor stroomt de straat op. Als de kracht van de stroming er af is klimmen we de schuur weer af.

We zien een bediende van Henry Meux een vinger in de bruine vloeistof dopen en proeven. Schreeuwend rent hij naar binnen. Het volgende moment komen alle bedienden naar buiten rennen met glazen. Het bier ligt tot drie straten verderop, en sneller dan ik zou verwachten staat de straat vol drinkende mensen.
Henry komt ook naar buiten rennen en schreeuwt in afgrijzen, hij stampvoet, hij dreigt, maar niemand zet zijn glas weg.

Oscar en ik dopen onze glazen ook in een plas en proosten. Floris neemt stiekem een likje maar wordt dan afgeleid door een stel kinderen die hun ouders kwijt zijn. Hij kroelt tegen ze aan en laat een schel "miew" horen. De kinderen smelten ter plekke. Ondertussen zwelt de chaos sterk aan, steeds meer mensen rennen joelend met glazen de straat op en laten hun werk liggen. Er vormen zich groepen om de grotere plassen en mensen uit de buurt verkopen alle glazen die ze kunnen missen.
   "Het grootste spontane zuipfeest ooit," zegt Oscar die lachend naar de drinkende menigte kijkt.
   "Ik ben blij dat je me dit hebt laten zien," zeg ik. Het geeft een soort voldoening om de arme arbeiders van Londen met volle glazen op straat te zien drinken van het dure, gratis bier.
Maar dit keer blijven we niet lang, de chaos is te groot, gevaarlijk zelfs. Er breken gevechten uit om de grootste plassen, om bekers, en, een aantal geleegde bekers later, ook om kleine misverstanden. We zorgen ervoor dat de kinderen Floris volgen, naar een veiligere plek en gaan dan terug naar de lift.
   "Het was dus toch de hoepel," zei Oscar, "ze waren er niet zeker over."
   "Dit houden ze nog wel even vol, zeker?" vraag ik lachend.
Oscar knikt, "een paar duizend mensen om 7,5 miljoen biertjes te drinken. Helaas ook 7 doden."
Daar schrik ik toch van, "en Henry," vraag ik.
    "Vrijgesproken."
    "Echt?"
    "De rechter zag het als een Goddelijke interventie."

woensdag 23 november 2016

Terug naar de herfstvakanties van vroeger

Nu ik de bladeren weer kan ruiken, wil ik herfstvakantie. Het kan me niet schelen wat de baas zegt. Ik wil herfstvakantie en kastanjes zoeken in de Donkere Duinen. Kastanjes, kastanjes met groene hoesjes en tamme kastanjes, met of zonder stekels. Schudden aan de bomen in de hoop dat er nog één valt. En dan doorlopen naar het naaldbos en dennenappels zoeken. Thuis de eikeltjes rapen en dan de rest van de vakantie binnen zitten met zoethoutthee en granenkoffie. In huis staan gele lampen aan en de radio met liedjes om mee te zingen. Ik wil weer een puzzel maken en een bal breien die meer lijkt op een augurk. We schminken elkaar en ik doe weer mijn berenonesie aan. Soms maken we koprollen over de bank, maar alleen op de leukste liedjes. We verzamelen onze schatten op tafel en knutselen tot school weer begint.
 Ik zoek de mooiste kastanjes uit, de glimmende rood bruine, en steek er een saté-prikker in. Daarna zoek ik de mooiste draden uit en spin het web. Een draad die steeds van kleur veranderd tussen rood, oranje en geel. Het draadje moet steeds een stukje van de vorige af, en goed stevig zodat hij blijft zitten. Maar niet te hard trekken, anders komt de saté-prikker los.
 Ik zoek de mooiste kaardenbol uit, het steeltje in zijn snuit. Een egeltje maken is niet moeilijk, je hebt alleen maar drie spelden nodig. Van die spelden met bolletjes op het einde, een roze voor zijn snuit, twee zwarte voor zijn oogjes. Daarna alleen de goede plek vinden om ze erin te steken.
 Papa heeft een mix van zaadjes en pindakaas gemaakt, of zoiets. We binden touwtjes aan de dennenappels en smeren de mix ertussen. Daarna hangen we ze in de tuin voor de vogeltjes.
 Of we plakken hem op een tak die Papa recht heeft afgezaagd, en doen er groene wol tussen of oranje met geel en rood. Daarna maakt Papa er een voetstuk aan vast zodat hij goed blijft staan, en dan is de boom af.
 Ik lijm de hoedjes aan de eikeltjes vast, de eikelmannetjes zijn het lastigst om te maken. Een stukje saté-prikker als nek tussen een eikeltje met, en zonder hoedje. Het eikeltje met hoedje moet bovenop natuurlijk. Het hoedje raakt steeds los als ik kracht zet om de prikker tussen beide te krijgen, ik lijm hem later nog wel eens. Daarna nog vier stukjes saté-prikker, of in totaal vijf van die kleintjes. Aan het einde van de vier prikkers krijgt hij nog handjes en voetjes en daarna is het klaar. Morgen maak ik er nog meer, en daarna stellen we ze allemaal ten toon.

Hoeveel kinderen zouden nog dit soort vakanties hebben?

maandag 21 november 2016

De Myriaëder

Het strand is te nat om het zand op te laten stuiven. De witte koppen razen over het water, als bezetene lakeien van Poseidon. Ik ben alleen, dit keer. Want ik kom alles achterlaten. Ik laat de punten van de golven aan mijn laarzen likken, vraag me af hoeveel hoeken de zee bevat en hoe het figuur zou heten. De Myriaëder. Een ontelbare hoeveelheid hoeken omdat hij tot het einde van het water hoeken zal blijven maken, steeds net weer ergens anders, van een andere grote. Welk figuur kunnen we de dood toekennen, er zijn mogelijk miljoenen grafieken van hem gemaakt, maar altijd niet van meer dan één punt.
 
Heeft iemand de Myriaëder van de zee wel eens naast die van de dood gelegd? Misschien blijkt de gulden snede helemaal niet de formule voor het leven te zijn, maar voor het eindigende leven. Mijn schoenen zakken in het zand, en misschien zorgt de gulden snede ervoor dat mijn hakken sneller zakken dan mijn tenen. Ik trek mijn schoenen uit, bekijk de haartjes op de kootjes tot ze in het zand zijn verdwenen. Het zeewater vult de ruimte die mijn voeten gecreëerd hebben. Er vliegen geen meeuwen boven zee, zoals op de plaatjes of als in de boeken. De Myriaëder is te onstuimig vandaag. Heeft de meeuw eigenlijk een Myriaëder? En de mens, de boterbloem, de zandkorrel? Ik weet niet zeker of het bestaat. Als alles eindig is, als de gulden snede altijd een trechtervorm heeft, dan bestaat er geen oneindig. Dan bestaat alleen het idee van "te veel om te tellen," die ten onrechte aan oneindig gekoppeld wordt.  Ik trek mijn voeten uit het zuigende zand, stap dieper in een zeepunt, en dieper, en dieper.

woensdag 16 november 2016

Een 12-uurtje

Ik loop door de stad en zie oude mensen, oude mannen en vrouwen die om twaalf uur door de straten dwalen met rode paraplu's en grijze jassen en zwarte brillen. Twee mannen schaken in de boekwinkel, de winkel breidt uit en er moet veel verplaatst want de boekenkasten in de winkel zijn vol en de boeken liggen er in hoge stapels tegenaan. De tweede lokatie is betaald, maar de mannen schaken en troefen elkaars boekenkennis af.

Twee mannen drinken koffie bij de Hema, maar een van hen drinkt jus d'orange. Eerst een flesje en dan een glas want dat is lekkerder. Ze praten want het is alweer even geleden, en ze praten over die ene man die ze beide kennen en gissen er samen naar of die gemeenschappelijke man zestig jaar is of eenenzestig of toch net zestig geworden, "want wanneer was ie ookalweer jarig?" Daar waren ze toch bij, hoe oud werd ie toen?

Ik loop door de stad en zie oude mensen, een man zit alleen voor het raam met zijn koffie, ik denk zomaar dat hij daar elke dag zit, omdat het hoort. Tot hij daar niet meer zit en het niet meer hoort.

Een man groet een vrouw in de bibliotheek, ze zit achter een dik beeldscherm want zo'n computer heeft ze thuis niet en klaverjassen vind ze zo leuk, maar ze heeft te kort tijd of reisgelegenheid of contact om het met vrienden te spelen. De man zoekt een boek, en meer dan "hallo" zeggen ze niet. Zouden we wel eens tegen elkaar zeggen hoe akelig het weer voor hun botten is? En hoe heupen vastgroeien na verloop van tijd, en hoe kraakbeen aan maandelijks degraderen doet?

Ik loop door een stad vol oude mensen en wil graag naast de enkele man voor het raam gaan zitten, omdat ik ook even enkel ben en omdat hij verhalen heeft waar niemand naar luistert maar wellicht iedereen zou moeten horen. Of verhalen die hij aan iedereen laat horen maar werkelijk voor niemand de moeite zijn om te beluisteren. Maar ook dan zal ik wel luisteren, want ik heb tijd en ik drink ook koffie. Want ik heb tijd en mijn kraakbeen degradeert ook maandelijks. Want ik drink ook koffie en heb niets te zeggen tegen het boek waar ik me achter verstop.

Maar ik ga niet naast hem zitten. Ik vraag ook niet wie het schaken wint. Ik vraag niet of de vrouw van klaverjassen houdt, of welk boek de man zoekt, of opper dat de vriend van de twee mannen misschien wel 62 jaar oud is.
Soms is er alleen maar veel te verliezen als je telt hoeveel vet er door de groeven van hun gezichten is ontnomen. Daarom zal ik vandaag maar niet tellen, ik kijk alleen maar.

maandag 14 november 2016

Het kloppen (20)

Sinne wil dat de muziek nooit stopt. Ze klopt om beurten met de prins, met Lukas en verschillende andere monsters. Maar uiteindelijk stopt de muziek toch. De drie mensen nemen afscheid van de koninklijke familie. Arend kust koningin Zada de hand en doet daarna een poging om de koning uit te leggen dat het geven van een kus op de hand in de mensenwereld hoort bij een koninklijke familie. Lukas leert prins Nikos te boksen met de vuisten tegen elkaar en prinses Illaysa heeft een pauze genomen van het langzame kloppen met het jonge monster. Ze omarmt Sinne en probeert daarna ook de boks tegen Lukas' vuist. Nikos geeft Sinne een kus op de wang, Sinne bloost.
   "Ik denk dat er nog geen mens is geweest die zo goed kon kloppen als jij," zegt Nikos.
   "Dankje," zegt Sinne.
   "Als je nog eens in de buurt bent... Ik zou je graag de rest van het paleis eens laten zien."
Sinne knikt, "heel graag," zegt ze. Flerk springt in Sinne's nek, daarna schudt ze koning Geza de hand. Ze krijgt samen met Flerk een knuffel van koningin Zada en daarna staan de mensen met Thales en de koninklijke familie tegenover elkaar.
   "Bedankt dat jullie hen hebben meegebracht," zegt koningin Zada tegen Flerk en Thales, daarna wendt ze zich tot de mensen. "Jullie zijn altijd welkom, en laat me jullie alvast uitnodigen voor het bal van volgend jaar. Tot ziens."
   "Dank u allemaal voor uw gastvrijheid," zegt Arend, "we nemen uw uitnodiging zeker aan."
De groep draait zich om en gaat de trappen af naar Blaarg om Lukas naar huis te sturen.

   "Tot morgen!" zegt Sinne.
   "Trusten," zegt Lukas en hij stapt door de poort. Sinne en Arend willen alweer de trappen op klimmen om via het clubhuis terug naar huis te gaan maar Blaarg houdt hen tegen. Hij opent nog een poort en geeft aan dat Arend er doorheen mag stappen.
   "Dank u wel," zegt Arend, "Slaap lekker Sinne."
   "Slaap lekker Arend," zegt Sinne, "ik kom morgen wel weer op de thee." Arend stapt door de poort en Blaarg toetst de volgende code in het paneel.
   "Stiekem ben je heel lief," zegt Sinne tegen Blaarg die nog altijd heel serieus kijkt. Ze geeft hem een knuffel, en denkt een kleine glimlach bij hem te bespeuren.
   "Ga nu maar naar je bed," zegt hij met een krakende stem. Sinne knikt en zwaait naar Thales, ze hebben al met hem afgesproken om elkaar weer in het clubhuis te ontmoeten. Ze stapt met Flerk nog in haar nek door de poort. Ze stapt haar kamer in en laat zich in bed vallen, zonder het kloppen op haar muur valt ze direct in slaap. Thales zal niet meer in de muur kloppen, hij heeft genoeg geoefend.

De volgende dag wordt Sinne pas laat wakker. Ze heeft heerlijk geslapen. Haar moeder zit nog aan tafel, met haar leesbril op de neus en een krant in haar handen. Ze leest hem niet zoals het hoort, helemaal opengevouwen, in plaats daarvan vouwt ze hem steeds om het artikel wat ze wil lezen. Sinne's vader heeft dat weleens gebruikt om erachter te komen welke artikels haar moeder niet, maar ook vooral wel interesseerden.
   "Mam, zullen we binnenkort eens gaan barbecueën met Lukas en zijn ouders en de buurman?"
Haar moeder laat haar gevouwen krant zakken en kijkt haar aan over haar leesbrilletje.
   "waarom wil je dat?" vraagt ze.
   "Jij zegt zelf altijd dat we mensen niet te snel mogen beoordelen en ik denk dat de buurman best heel aardig is. En misschien zelfs de ouders van Lukas ook."
   "Hmm," zegt haar moeder, "als jij uitnodigingen maakt."
   "Oké! Zaar eerst ga ik buiten spelen!"
Sinne propt de laatste twee happen van haar brood in één keer naar binnen en rent meteen door naar buiten. Lukas is al buiten, hij trapt zijn bal tegen de groene schuur van zijn buurman, omdat er tegenover die schuur nog een schuur staat. Net als twee doelen tegenover elkaar horen te staan. Sinne benadert hem van achteren en pakt de bal van hem af voor hij haar gezien heeft, en trapt hem in de "doelschuur".
   "Goal!!" roept ze.
Lukas grijnst, "Denk maar niet dat je daarmee gaat winnen!"

vrijdag 11 november 2016

Het rijk van Dionysos - Pre-kater deel VII


   "Wat zal het zijn?" vraagt Oscar.
Ik denk na, ik heb over genoeg concerten gehoord waar ik heen had gewild maar het lijkt me ook leuk om juist ook andere dingen te zien. De concerten komen nog.
   "Kies de volgende rit maar, mijnheer Oscar!" Oscar lacht en tikt meteen een code in het paneel. Hij draait zich naar ons om en pakt een glas van de tafel. Ik bied hem de karaf aan maar hij weigert.
   "Dit is niet direct een feest, het is een ongepland feest. Maar ik was er altijd al benieuwd naar. En je zei dat je honger had." zegt hij, "Neem een glas mee." voegt hij eraan toe.
Ik pak een glas en haal mijn schouders op naar Floris. Die knippert één keer met zijn mooie ogen en begint dan te krimpen. Verbaasd kijk ik van Oscar naar Floris, terwijl de jaguar kleiner en kleiner wordt en stopt met krimpen op de grootte van straatkat.
   "Ahh wat schattig!" roep ik uit voor ik er erg in heb. Floris kijkt me geërgerd aan.
   "De mensen hier zijn niet echt gewend aan grote kattensoorten," zegt Oscar. Floris miauwt als een kitten, dit keer bedwing ik mijn 'kawaii' uitroep, zoals Japanse meisjes roepen als ze iets ontzettend schattigs zien. Of een leuke jongen natuurlijk. Ik leeg mijn beker en steek hem in een plooi van mijn witte gewaad. De lift opent en we stappen een grimmig licht in, vlak voor een gigantisch herenhuis.
   "Londen, 1814," zegt Oscar. We lopen naar het herenhuis toe en lopen eromheen, naar een grote loods. Ik volg verbaasd als we de loods stiekem betreden en naar een gigantisch biervat lopen. In het biervat staat een lange tafel met eten, drinken en mensen die duidelijk rijker zijn dan de rest van de straat die ik net zag. Een man met een korte kin en appelwangen zat aan het hoofd van de tafel. Oscar legt zijn
vinger op zijn lippen.
   "Als we stil zijn kunnen we vast wel ongemerkt als gasten 201 en 202 aan de tafel aansluiten," zegt Oscar.
Stil lopen we naar de tafel en schuiven aan, Floris komt bij mijn voeten liggen. De man aan het hoofd van de tafel heft zijn bierglas, de andere deftige mannen en vrouwen volgen zijn voorbeeld.
   "The greatest beerkeg in the world," zegt hij met een accent wat ik beslist versta onder wat de Engelsen 'posh' noemen. Daarom zijn we dus hier, het grootste biervat ter wereld. Iedereen giet zijn glas in één keer achterover en wordt direct door een bediende bijgevuld. Daarna komen er bedienden met dienbladen binnenlopen. Ik bekijk ze aandachtig, bedienden, bedienden, in welk jaar werd de slavernij in Londen afgeschaft? Ik wil één van de bedienden aanspreken maar Oscar legt zijn hand op mijn arm en schudt zijn hoofd. Ik bekijk de slaven aandachtig, ze zien er verzorgd uit.

donderdag 10 november 2016

Het kloppen (19)

De twee kinderen stoppen met kloppen. Zelfs de koning en koningin zijn erbij komen staan. Misschien was het toch niet zo'n goed idee om te springen. Thales zei dat hij dat nooit eerder had gezien, misschien is er een reden waarom ze dat niet deden die hij hen niet verteld heeft, of die hij niet kent. Sinne krijgt een kleur, straks hebben ze de lieve monsters per ongeluk beledigd. Ze staart naar haar schoenen.
   "Sorry," zegt ze zacht, haar stem klinkt schor. Kort richt ze haar ogen op Nikos om zijn reactie te lezen. Hij komt verbaasd over. Illaysa glimlacht alleen maar lief.
   "Jullie zijn niet van hier hè?" vraagt Nikos.
   "Nee, dat hadden we toch al gezegd," zegt Lukas lichtelijk geïrriteerd, "waarom vragen jullie dat steeds?"
   "Lukas!" zegt Sinne, en ze geeft hem een por.
Nikos lacht, "sorry," zegt hij, "dat is een monstergrapje. We wilden alleen jullie klop beter bekijken. Die luchtklop is ons niet bekend, doen mensen die veel?"
   "Springen jullie nooit?" vraagt Sinne op haar beurt verbaast, "mensenkinderen springen heel veel, we hebben er zelfs speciale speeltoestellen voor."
   "Niet voor de lol, en niet tijdens het kloppen," zegt de koning, die naar voren is komen lopen, "doe het nog eens voor?" Sinne en Lukas springen beide de lucht in. De koning doet het na, het ziet er heel droog uit. De koningin begint te lachen en probeert het zelf ook eens. De koning blijft als een plank op en neer springen. Ook de prins en prinses springen op en neer, daarna beginnen alle monsters te springen.
   "Ik snap het niet," zegt de koning, "ik doe het vast fout." De koningin pakt hem bij de hand en samen springen ze verder. Illaysa en Nikos springen lachend heen en weer, Illaysa draait zelfs af en toe om haar as in de lucht. De spinnen passen het ritme aan en als vanzelf klinkt het springen er als een drummer doorheen. De koning en koningin gaan terug naar een zwierende klop en een deel van de monsters volgt hun voorbeeld. Illaysa springt verder samen met het jonge monster waar ze naar glimlachte vanaf de eettafel. Prins Nikos reikt zijn hand uit naar Sinne.
   "Laat me jou nu een paar van onze kloppen leren," zegt hij. Sinne knikt, ze wil niets liever. Het lijkt haar zo geweldig om te kunnen kloppen zoals hij. Ze zwaait naar Arend en wordt met de prins tussen de monsters mee gevoerd. Hij leert haar geduldig de passen en al snel kent ze een paar monsternummers.
   Lukas springt vrolijk verder samen met Thales en een klein groepje jonge monsters om hem heen. Een klein blauw monstertje trekt hem aan de mouw en Lukas stopt met springen.
    "Ik neem later net zo'n klop als jij!" zegt het monstertje.
Lukas lacht, "goed zo, minimonster."

woensdag 9 november 2016

Het kloppen (18)

Het buffet begint leeg te raken en de borden worden door plechtige rode monsters opgehaald. Alleen de tafel met Zoetekauwen blijft een aanvoer van zoetigheden houden. Die sterken tijdens het jaarlijkse bal aan om de rest van het jaar op snoep te leven wat ze op staat vinden of weggeschoven onder stoelen, banken en bedden. Iedereen krijgt een lekker drankje aangeboden. Daarna wordt het stil in de zaal want Zada is uit haar stoel opgestaan. Haar jurk ziet er ongelooflijk zacht uit en ziet er heel mooi uit bij de bloemen in haar haren.
   "Hooggeëerde monsters," zegt ze met twinkelende ogen, "wat fijn dat jullie er zijn! Onze lieve prinses Illaysa is 15 geworden, daarom nodigen we jullie allemaal uit om met ons mee te kloppen."
De monsters in zaal juichen grommend en snerpend, ze zijn duidelijk gek op hun koningin. Dan gaat Illaysa zelf staan, een beetje onhandig loopt ze een naar het midden voor de tafel en blijft daar zenuwachtig staan. De zaal wacht stil op wat ze gaat zeggen.
   "Bedankt," zegt ze en ze vouwt verlegen haar armen achter haar rug.
   "Ahhh," klinkt het door de zaal. Daarna begint het spinnenorkest te spelen met laag tokkelende tonen. Prins Nikos klimt over de tafel, hij reikt zijn hand uit naar de prinses en samen lopen ze de balvloer op en beginnen te kloppen. Ze vullen de muziek feilloos aan waardoor het een heel eigen lied wordt. Ze kloppen op hoog tempo tot ze na een fantastische solo van de prins, op natuurlijke wijze overgaan op wat een tweede nummer zou kunnen zijn, met een langzamer tempo. De eerste monsters die bijspringen zijn, tot Sinne's verbazing, de zwarte kruipers. Ze kloppen vrolijk een tweede ritme door dat van de koningskinderen. Daarna beginnen steeds meer monsters te kloppen. De vele verschillende manieren van kloppen zien er prachtig uit. Sinne loopt om de dansende monsters heen en hoort dat door de vele verschillende kloppers, overal een ander ritme doorklinkt. Ze ziet nu ook Thales voorzichtig zijn klop beginnen, hij loopt zenuwachtig in zijn driehoek. Sinne gaat naast hem staan en steekt haar duim op, maar Thales snapt niet zo goed wat dat betekent. Toch lijkt hij wat meer zelfvertrouwen in zijn kloppen te krijgen. Arend begint voorzichtig aan zijn klop, hij stapt zachtjes heen en weer, bijna zonder te kloppen. Sinne en Lukas kunnen niet achterblijven, Lukas begint te springen: boem boem boem, boem boem boem, en Sinne klopt haar ritme: klop-klop klop-klop klop-klop boem, klop-klop klop-klop... Lachend kloppen ze tegenover elkaar, kloppen is zo veel leuker dan het dansen wat Sinne van haar vader heeft geleerd. Die stapte alleen maar zachtjes heen en weer. Sinne en Lukas beginnen steeds harder te kloppen, tot hen opeens opvalt dat de monsters om hen heen gestopt zijn met kloppen. Sinne draait zich om en kijkt recht in de gezichten van Nikos en Illaysa.

dinsdag 8 november 2016

Het kloppen (17)

Thales kijkt op van zijn bord, "wat?" vraagt hij.
   "Menseneters," zegt Lukas, gespannen kijken de drie naar Thales.
   "O," zegt Thales, "die zijn niet uitgenodigd."
Verschrikt wisselen de drie een blik. Ze bestaan dus wel, de mensetende monsters. Naast Sinne begint de Kleerengel te schudden. Er valt een gympie op haar bord, Sinne kijkt naar hem en dan naar Thales die met een poot voor zijn mond zit.
   "Lukas," zegt Sinne, "ken jij nog dat verhaaltje over dat jongetje in Duitsland?"
Lukas schudt zijn hoofd, "zou dat dan moeten?" vraagt hij. Sinne knikt.
   "Het is een heel belangrijk verhaaltje.
Er was eens een jongetje in Duitsland en die riep steeds: de wolf komt, de wolf komt!" Alle dorpelingen werden dan bang, ze lieten alles liggen en vluchtten hun huizen in. Het jongetje maakte daar handig gebruik van, hij ging er met alle spullen vandoor, die door de dorpelingen waren achtergelaten. Hij deed het steeds vaker en verzamelde vele spullen. Het ging heel goed met het jongetje. Hij kon een huisje betalen en lekker eten elke dag en hij deed er toch weinig kwaad mee? Tot op een dag hij weer riep: "de wolf komt, de wolf komt!" En een man zei: maar ik heb die wolf nog nooit gezien, bestaat hij wel? Dat maakte het moeilijk voor het jongetje. De mensen verstopten zich niet. En ook de keren erna verstopten ze zich niet meer. Goed, dacht het jongetje, als de dorpelingen een wolf willen zien...Dan zal ik die mensen een wolf laten zien. Hij verkleedde zich als wolf en riep vanachter een boom: de wolf komt, de wolf komt! Daarna huilde hij als een wolf en kwam tevoorschijn. Veel dorpelingen renden weg zodra ze hem zagen, maar de man die zich als eerste had afgevraagd of de wolf wel bestond, stak het jongetje in zijn been. Het jongetje gilde het uit. De man zei: dat dacht ik al! En sneed zijn tong eruit. Toen kon het jongetje nooit meer liegen, einde! En dat is waarom we leugenaars de tong uit snijden," zegt Sinne vrolijk. Lukas vraagt waarom ze dat verteld maar Arend kijkt haar met twinkelende ogen aan. Thales kijkt geschrokken naar de Kleerengel, nog steeds met zijn poot voor zijn mond geslagen.
   "Doen mensen dat echt?" vraagt Thales vanachter zijn poot.
   "Nee," zegt Sinne en begint samen met Arend hard te lachen. Nu snapt Lukas het ook.
   "Dus er zijn helemaal geen mensenetende monsters?" vraagt hij.
   "Nee," zegt Thales, "dat was een grapje."

maandag 7 november 2016

Het kloppen (16)

Ze lopen naar het buffet en pakken een bord. Thales wijst aan welke gerechten eetbaar zijn voor mensen. Zonder op Thales te wachten steekt Lukas zijn hand in een grote berg gebakjes, omdat hij precies de middelste hebben wil. Als hij het gebakje eindelijk te pakken heeft trekt hij snel zijn hand terug.
   "Ik werd gebeten!" roept hij uit. Thales geeft hem een tik op zijn neus.
   "Natuurlijk werd je gebeten. Ik wees die stapel ook helemaal niet aan, omdat het natuurlijk de gebakjes van de Kraakwoners zijn."
   "Leven die in kraakwoningen?" vraag Arend. Thales trekt zijn wenkbrauw op.
   "Ze wonen onder de planken van oude gebouwen," zegt hij, "en ze komen hier alleen voor de gebakjes. Een klein bruin monstertje komt met zijn armen in zijn zij voor de gebakjes staan en kijkt Lukas boos aan, Lukas steekt zijn tong naar hem uit.
   "Misschien moeten we Lukas voor de rest van de avond daar maar parkeren," zegt Sinne, en ze wijst op een tafel waar een continue stroom van gigantische borden wordt afgehaald en vernieuwd voor nieuwe borden vol zoetigheid. Lukas haalt zijn schouders op, daar zouden ze hem niet mee hebben. Arend grinnikt.
    "Dat zijn de Zoetekauwen, die moeten hun suikergehalte hoog houden." zegt Thales.
Flerk springt op de tafel en gaat naar een bord waar de rest van de zwarte kruipers al omheen staan. Hij drukt zich tussen Raakel en Nano waardoor die tegen Piek en Nes worden aangedrukt. Sinne gaat erbij staan en ziet dat ze van een soort wit poeder eten.
    "Is het lekker?" vraagt ze. De kruipers stoppen met eten en knikken allemaal heftig. Ze kriebelt er een paar op hun hoofdjes en schept zelf ook haar bord vol. Met de rest van de groep gaan ze aan een tafel zitten waar hun namen al op staan. Ze snapt niet zo goed hoe de koninklijke familie wist dat zij zouden komen maar denkt er verder niet over na want ze heeft opeens ontzettend veel honger. Wat best gek is, want ze heeft gewoon gegeten. Het eten is nog lekkerder dan het eten thuis, maar dat zal ze niet tegen haar moeder zeggen, besluit ze.
   "Als ik nog eens zonder eten naar bed moet, wil ik hier wel komen eten," zegt ze.
Tegenover haar zit een grote paarse Zoetekauw die haar vol afschuw aan kijkt.
   "Zonder eten naar bed?!" vraagt hij, "maar dan ga je toch dood?"
   "Nee hoor, zo erg is het ook weer niet," zegt Sinne.
   "Nou bijna wel." zegt Lukas met een half gebakje in zijn mond. Thales kijkt hem even verdenkend aan maar gaat weer verder met eten.
   "Onmonsterlijk," zegt de Zoetekauw, waarna hij zijn laatste blauwe suikerstuk in zijn mond stopt en met zijn bord naar de tafel met de andere Zoetekauwen loopt. Naast Sinne zit een vriendelijk monster met heel veel lagen kleren over hem heen. Hij mompelt wat tegen haar maar door de lagen kleren kan ze hem niet goed verstaan. Ze kijkt Thales aan, die het met volle mond voor haar vertaald.
   "Hij vraagt of je van roosjes houdt," zegt hij.
Sinne knikt. De ogen van het monster lijken blij met het antwoord en hij begint te schudden. Meerdere kledingstukken vallen op de grond tot ze opeens metaal over de balvloer hoort stuiteren. Ze vindt een oorbel in de vorm van een roosje, het monster blijft schudden tot er nog één over de grond stuitert.
   "Wat mooi," zegt ze, "voor mij?" vraagt ze. Het monster knikt.
   "Dankjewel!" en ze doet de oorbellen in.
   "Zat je evengoed niet wat vol?" vraagt Thales aan het monster, het monster knikt. Later legt Thales uit dat het monster de Kleerengel heet. Hij is zo gek op kleren dat hij erin gaat liggen en met zijn armen en benen heen en weer schuift, maar zijn huid produceert een plakkerig stofje waardoor de kleren aan hem vast blijven plakken. Lukas stopt met eten en Sinne ziet dat hij ergens over na denkt. Dan laat hij zijn blik over alle monsters in de zaal varen. Van de gebakjes van de kraakwoners tot de monsters die zo groot zijn dat ze hun gezichten niet kunnen zien.
   "Thales," vraagt hij dan, "welke monsters eten kinderen," en met een blik op Arend, "of mensen?"

vrijdag 4 november 2016

Het rijk van Dionysos - Pre-kater deel VI

Oscar kijkt duidelijk verheugd om zich heen, "dat ik dit ook eens mag zien," zegt hij.
   "Wacht," zeg ik, "je zegt: goede keus, maar bent er zelf nooit geweest? Hebt het zelf nooit gezien?"
Oscar kijkt me aan, "ik zag alleen de staat waarin uw voorgangers terug kwamen, hun gelukkige gezichten."
   "Niemand vroeg je ooit mee? Hoe lang sta je al in die lift? En voor die deur en die poort?"
   "Een tijdje," zegt de man.
   "Goed," zeg ik, "goed." Ik pak Oscar bij de hand en trek hem door de menigte. De mensen lachen en praten alsof ze iedereen kennen, al snel lach en praat ik even actief terug. We blijven hangen bij een groep vrolijke mensen met witte bloemenkransen op het hoofd. De mensen springen en dansen op muziek waarvan ik de herkomst niet kan zien. Ik begrijp de muziek niet zo goed en kan het ritme niet vinden. Maar dat lijkt niet uit te maken als ik om me heen kijk. De bloemenkransen kijken naar Floris, een meisje van een jaar of twaalf in een wit jurkje stapt op hem af en kriebelt hem achter zijn oren. Floris spint luid.
   "Prachtbeest, prachtbeest," zegt een man "waar vandaan?"
   "Ver weg," zeg ik.
   "Prachtbeest," zegt hij nog eens, "hoe ver?"
   "Nog verder."
   "Toch niet van waar Mizan vandaan kwam?" vraagt hij achterdochtig. Ik ga er maar vanuit dat het een kwestie van tijdverschil is, ondertussen is groepje mensen om ons heen gestopt met dansen en luistert aandachtig mee.
   "Welnee," zeg ik, "nog minstens twee keer zo ver." De man knikt goedkeurend.
   "Neer slaat de regen in de emmer, tot die omvalt!" schreeuwt een man met lang haar en een baard.    "En de druppels zijn vrij!" reageren de mensen om hem heen. Er start een nieuw nummer en iedereen zingt mee.
  "They are one person
   They are two alone
   They are three together
   They are for each other."
Verbaasd constateer ik dat ik het nummer ken, maar de tonen zijn helderder en het klinkt net alsof de muzikanten naast me staan. Oscar kijkt me grijnzend aan.
   "Het is de herbevrijding!" roept hij naar me, "nadat de wereld verging-"
   "Wat?!" roep ik. Oscar pakt mijn hand drukt op een knopje, het geluid lijkt opeens heel ver weg.
   "nadat de wereld verging en maar een handjevol mensen de evolutie overleefde, kwam de man die het elektrische en het mobiele netwerk weer kon opstarten aan de macht. Alles lag in het stof maar deze man wist het communicatienetwerk te redden. Een netwerk wat veel geavanceerder is dan dat wij kennen. Deze man heette Mizan. Daarna verliep de ontwikkeling razendsnel omdat er maar weinig was wat het kon tegenhouden. De man ontwikkelde alles wat zijn bazen te duur of gevaarlijk hadden bevonden. Lang verhaal kort: de mensheid groeide snel terug onder het gezag van Mizan, en daarna generaties onder zijn familie. En hoe lang precies zij onderdrukt werden weet ik niet maar ik weet wel wat het stopte. Een jongen vond een cd in het stof. Hij wist uit te vogelen wat hij ermee moest en beluisterde hem. Daarna werd hij bevlogen van de muziek en snapte dat ze onderdrukt werden. Hij wist in het systeem van Mizan in te breken en de muziek wereldwijd af te spelen. Een mix-cd van de jaren 60-70. Met deze muziek begon hij een nieuwe beweging tegen de maatschappij van Mizan. En nu zijn we hier, Mizan is onderworpen."
   "Wouw," zeg ik. Oscar glimlacht en knikt. Daarna zet hij de geluidsbubbel weer uit en kunnen we weer verder dansen. We worden meegevoerd in een gigantische rondedans en nu pas valt het me op dat niemand echt glazen vast heeft. Het is een alcohol-loos feest met alleen maar gelijkgestemden. In de avond worden er vreugdevuren aangestoken en ik merk dat ik flinke trek heb. Oscar pakt me bij de hand en trekt me naar Floris toe. Het meisje is bij hem op de rug gekropen en in slaap gevallen. Floris geeft haar een lik over haar gezicht en duwt zijn neus tegen haar wang. Ze glimlacht en zegt hem gedag. Oscar loodst ons terug naar de lift en regelt daar een etentje voor ons drie. Hij verteld dat het feest nog dagen door zal gaan maar dat onze stofwisseling anders werkt dan die van de mensen in deze tijd. Dit was het eerste feest.

donderdag 3 november 2016

Het kloppen (15)

Lukas kleed zich snel aan en stapt samen met Sinne de sterrenpoort in. Aan de andere kant bedanken ze Blaarg, die nogmaals knikt en weer achter zijn eigen scherm gaat zitten. Samen beklimmen ze de trap weer en gaan naar de balzaal. Er zijn al heel veel monsters aanwezig, ze praten en eten van een lopend buffet van de mooiste en lekkerst ruikende eten wat Sinne ooit gezien heeft. Ze zijn de drie enige mensen in de zaal en trekken veel bekijks. Thales verteld koningin Zada, koning Geza, prinses Illaysa en natuurlijk prins Nikos. Ze zien er allemaal prachtig uit, de koning en koningin zien eruit alsof ze moeder en vader natuur zelf zouden kunnen zijn. Koningin Zada heeft de prachtigste bloemen in haar haren en er lijkt een groenige gloed uit haar huid te komen en koning Geza heeft een kraag van varens en de meest indrukwekkende baard die Sinne ooit zag. Over Nikos weet Sinne al dat hij de titel van meester klopper heeft maar Thales verteld dat hij daarnaast ook de zonneprins genoemd wordt, hij hoeft niet uit te leggen waarom dat zo is. Illaysa heeft daarentegen de titel van maanprinses, zij lijkt blauw licht uit te stralen, of dat komt door de glinsterende blauwe jurk met lila accenten. Sinne kan zelfs van een afstand zien dat ze prachtige blauwe ogen heeft, nog blauwer dan het sierraad wat ze op haar voorhoofd draagt. De prinses lacht verlegen naar een monster in de zaal, een jong monster met groene ogen en een zachte vacht die naar haar zwaait. De vier schoonheden zitten aan een prachtig versierde tafel van donker hout en eten, maar ze zitten dicht bij elkaar, niet zoals Sinne gewend is van de menselijke koningen en koninginnen. De koning en koningin zitten naast elkaar en fluisteren af en toe ondeugend wat in elkaars oren. Daarnaast zitten de prins en prinses naast elkaar, allemaal met hun gezichten naar hun gasten toe. Dan merkt de prins op dat er naar hem gekeken wordt, en zwaait hij naar hen. Het gezelschap zwaait terug. Daarna stelt Thales hen verschillende monsters voor, of wijst naar monsters in de zaal en verteld wat voor monsters het zijn. Hij wijst naar een paar kleine monsters die steeds van kleur lijken te veranderen.
   "Dat zijn Bladgooiers," zegt Thales, "in de herfst zorgen zij dat de bladeren van de bomen vallen. Ze trekken, of snijden de bladeren los en laten ze terwijl ze salueren naar beneden dwarrelen. Ze kunnen van kleur veranderen zodat ze niet opvallen tijdens hun werk."
   "Zoals wegwerkers, alleen vallen die juist wel op," zegt Lukas. Sinne schudt haar hoofd.
   "Nee, meer als kameleons," zegt ze.
   "O, ja, zoals kameleons!" zegt Lukas
   "Laat het ze maar niet horen," zegt Thales, "als je geen zin hebt in een urenlang debat wie er eerst waren: de Bladgooiers of de kameleons."
   "Zoals de kip of het ei," zegt Arend, Thales vindt dat maar raar. Een paar monsters met allerlei soorten lampen komen binnen. De één met een fietslamp, de ander met een oude Sint Maarten lampion. Ze lopen op de mensen heen en schijnen hun lichten op hen. Thales probeert ze weg te jagen maar ze gaan gewoon wat verderop staan om weer op hen te schijnen. Thales schudt zijn hoofd.
   "Lamphuizers," zegt hij, "die wonen in lampen die ze in het donker aan doen. Ze zijn bang voor mensen maar nog banger voor het donker, daarom hebben ze altijd een lamp bij zich."
   "Wat is dat?" vraagt Lukas, hij wijst naar een rokerige plek achterin de zaal.
   "Mistmakers," zegt Thales, "die zijn altijd nogal op zichzelf."

woensdag 2 november 2016

Het kloppen (14)

Een monster komt op hen aflopen en Thales en Flerk buigen. Sinne blijft verbaasd staan, terwijl Arend het voorbeeld van de twee monsters volgt. Het monster is prachtig, hij bestaat helemaal uit vlammen en heeft mooie donkere ogen verder heeft hij een prachtig pak aan.
   "Hallo," zegt hij met een zingende stem, en hij steekt zijn hand naar Sinne uit. Ze stapt geschrokken achteruit bij hen zien van de vlammen die haar kant op reiken. Het monster glimlacht. "Geen zorgen," zegt hij, "jou zal ik niet branden." Daarna pakt hij haar hand en drukt een kus op haar wang. Waarvan Sinne weer schrikt, maar het voelt alleen maar warm aan.
   "Je bent niet van hier hè?" zegt hij met blij toegeknepen ogen. Sinne schudt haar hoofd. De vlammende jongeman gebaart naar de knielende Arend en monsters dat ze vooral op moeten staan.
   "Fijn dat jullie er zijn," zegt hij, en loopt weg. Als hij eenmaal uit zicht is begint Thales zo ongeveer te hyperventileren. Sinne is bang dat hij er in blijft maar hij weet moeizaam uit te brengen dat ze zo net prins Nikos hebben ontmoet. Flerk trekt aan Sinne's jurk naar links en leidt hen door de gang. Dit moet wel een kasteel zijn, denkt Sinne, het is ontzettend groot. Ze lopen langs een dubbele deur waardoor ze een glimp van de balzaal opvangt. Dan weer lopen ze langs wenteltrappen die in spiralen omhoog wentelt en naar wel duizenden kamers moet leiden. Alle deuren die ze ziet hebben een schilderij erboven hangen, zoals een deur met kandelaren erboven, of een bed of een bad. Flerk leidt ze echter verder naar links en daarna naar een wenteltrap naar beneden. Sinne en Arend kijken hun ogen uit, alles ziet er prachtig uit en zelfs hier, hangen prachtige kunstwerken aan de deuren waar ze langs komen. Veel kamers hier zijn bestemd als opslagkamers voor verschillende voorwerpen maar hier en daar zien ze ook dingen als een smidse en de keuken. Flerk leidt ze nog verder naar beneden. Het wordt steeds donkerder naarmate ze naar beneden afdalen. Tot ze eindelijk bij een laatste deur komen, waar een donderschok boven staat in prachtige lijnen en kleuren.
   "Hier wonen en werken de IT-monsters," zegt Thales. Van IT-ers had Sinne weleens gehoord, ze kijkt Arend aan, die zijn wenkbrauwen optrekt. Ze gaan naar binnen en Sinne ziet een aantal groene monsters met uitstulpingen over hun hele lichaam die haar een beetje op plaatjes van goblins doen denken. De kamer is donker, het meeste licht komt van een aantal computerschermen. Flerk springt weer bij Sinne in de nek. Ze is nog bezig met het verwerken van het feit dat monsters computers gebruiken als Thales haar aanstoot.
   "Vraag maar," zegt Thales en hij duwt Sinne naar voren, alle IT-monsters kijken naar haar.
   "O," zegt Sinne, "nou het zit zo..." Arend komt naast haar staan, dat geeft haar wat moed, "we willen graag Lukas ophalen uit zijn kamer," zegt ze. Één van de IT-monsters met een half brilletje op zijn neus en een witte sik loopt op haar af en stelt zich voor als Blaarg. Sinne vermeidt de uitspraak van zijn naam als ze het adres van Lukas en zijn precieze kamer aan Blaarg opgeeft. Die knikt en loopt naar een volgende kamer. De vier volgen hem. Ze komen in een kamer met een gigantisch hoog plafond en één pikzwarte muur. Daarnaast zit een schermpje, waar Blaarg naartoe loopt. Hij vult wat gegevens in en gaat dan opzij staan. Even lijkt de zwarte muur op een draaikolk, daarna ziet Sinne de sterren van een tunnel. Ze loopt ernaartoe en vraagt aan Blaarg of ze Lukas kan gaan halen, en of de poort dan open blijft. Hij knikt één keer.
   "Ik ga wel even," zegt ze, en loopt de tunnel in. Na een paar seconden staat ze stil in Lukas' kamer. Hij ligt in bed met zijn hoofd onder zijn kussen.
    "Lukas?" vraagt ze. Ze hoort een snik en daarna bewegen de dekens.
    "Sinne?" vraagt Lukas' zijn stem bedrukt vanuit het kussen. Sinne lacht.
    "Wie anders, Superlukas? Kom, kleed je aan, we hebben een feestje!"

dinsdag 1 november 2016

Het kloppen (13)

Eindelijk is het bedtijd, Sinne heeft nog steeds niets verzonnen om Lukas naar het bal mee te krijgen. Haar laatste kans is dat een monster haar daarmee kan helpen. Ongeduldig ligt ze in bed te wachten met Rosa in haar armen. Thales zou kloppen als het tijd was. Ze kijkt naar het plafond en denkt aan Lukas, ze zou het heel zielig vinden als hij het mist. Hoe zou de koningin eruit zien, de koning, de prinses en zou de prins zijn danskunsten laten zien? Ze besluit zich om te kleden, ze wil niet in haar slaapjurkje naar het monsterbal. Ze doet haar favoriete jurkje aan en gaat weer in bed liggen.
   Eindelijk klopt Thales op de muur, Sinne springt uit bed en grijpt naar de ballerina's die ze heeft klaargelegd. Daarna gaat ze zo stil mogelijk naar de logeerkamer en drukt weer op het vierkante knopje onderaan de zijkant. Ze opent de achterwand en gaat de meter tussen de muur binnen. Weer zijn de lichten aan, niet zoals vanmiddag, toen was het donker tussen de muur. Ze ziet een paar zwarte kruipers rondscharrelen en dan gaat het luik tegenover haar open en komt Arend naar binnen. Hij wordt om beurten door Maggie, Dex én Xia besprongen en schrikt bij alle drie even hevig.
   "Nu is het wel weer genoeg jongens," zegt Sinne. Teleurgesteld komen Sha en Den uit hun schuilplaatsen tevoorschijn. Arend wil verder lopen maar Sinne houdt hem tegen. Ze loopt naar het compartiment naast hem en trekt Fien en Flax tevoorschijn.
    "Stelletje deugnieten," zegt ze hoofdschuddend alsof ze heel teleurgesteld is, maar daarna lacht ze. "Nog meer deugnieten die nog verstopt zitten?" vraagt ze, waarop Pia, Pekel en Hekel nog schijnheilig aan haar voorbij tippelen. Daarna springt Flerk tevoorschijn, recht in Sinnes gezicht, waar hij opgewonden overheen klimt naar haar nek, waar hij tussen haar haren blijft zitten gniffelen. Sinne rolt met haar ogen naar Arend.
   "Wat een doerakken," zegt die lachend. Sinne knikt, Arend heeft allerlei vragen voor haar, hij is erg van de monsters onder de indruk. Dan komt Thales aanlopen, naast hen blijft hij in driehoeken heen en weer kloppen. Sinne stelt hem aan Arend voor.
   "Ben je zenuwachtig?" vraagt ze aan Thales.
   "Natuurlijk, natuurlijk," zegt die, alsmaar driehoekjes trekkend.
   "Waarom dan?"
   "Natuurlijk, straks ken ik mijn klop niet goed genoeg, of vind de portier hem niet mooi! Stel je voor, als de portier hem niet mooi vindt! En als het niet goed gaat! Dan mag ik natuurlijk nooit naar het bal komen."
   "U kunt het heel goed," zegt Arend tegen hem.
    "O, dankuwel," zegt Thales, Sinne denkt dat als hij niet bedekt zou zijn met haar, ze hem zouden zien blozen. Dan vraagt hij: "Waar is die andere jongen? Wilde hij niet mee?"
   "Jawel," zegt Sinne, "Daarover moet ik je nog wat vragen: denk je dat we hem in zijn kamer kunnen ophalen?" Thales denkt na, heel diep. Hij kijkt omhoog, en blijft heen en weer stappen in driehoeken.
   "Misschien weet ik wel iemand die dat kan regelen," zegt hij dan.
Blij omhelst Sinne hem. "Ik hoop het," zegt ze. "Zullen we maar gaan?" Thales en Arend knikken en Flerk springt van haar schouder naar de muur naast de doorgangen waar Sinne en Arend door naar binnen gekomen zijn. Flerk tikt drie maal op de muur, houdt een poosje stil en tikt dan nog eens. In de muur gaat een luikje open, waar hij precies doorheen past. Flerk stapt naar binnen en het luikje gaat weer dicht, waarna er niets meer van het luik te zien is. Thales staat te trillen van de zenuwen en stapt naar voren, in een driehoek klopt hij op de muur en dan stapt hij achteruit. Even gebeurt er niets.
   "Ik deed het fout, natuurlijk," begint Thales al, "natuurlijk fout, o en nu? Wat nu?" Maar toen ging toch een luik open, precies zo groot als hij. "O," zegt hij, en stapt door het gat in de muur naar binnen. Weer is daarna niets meer te zien van het gat wat daarvoor in de muur zat.
   "Wat zou er aan de andere kant van het luik zijn?" vraagt Arend zich hardop af. Sinne haalt haar schouders op en stapt naar voren. "Er is maar één manier..." zegt ze, en ze klopt met haar beide handen haar ritme op de muur.
Klop        klop        klop       boem.
       Klop        klop      klop
   Daarna stapt ze achteruit en wacht ze af. Ook nu duurt het langer dan bij Flerk. Maar daarna gaat er toch een luik open, ze kijkt Arend nog een keer aan en haalt haar schouders nog eens op, waarna ze naar binnen stapt. Ze heeft even het gevoel alsof ze valt, gewichtloos door een tunnel van sterren maar daarna staat ze op de grond in een grote hal. Ze knippert even tegen het licht, want hier hang niet af en toe een oranje lamp, hier hangen gigantische kroonluchters met geel licht. Voor haar staan Thales en Flerk, ze loopt naar hen toe.
   "Zien jullie dit elke keer als jullie reizen?" vraagt ze opgewonden, Thales knikt en haalt zijn schouders op. "Wat mooi!"Even later staat Arend naast haar.
   "Dat was interessant," zegt hij droog.

maandag 31 oktober 2016

Het kloppen (12)

Sinne knuffelt met haar lieve Rosa, Lukas ligt op het matras op de grond naast haar bed. Ze heeft geen last meer van het kloppen omdat het beeld van Thales die in een driehoek rondstapt net zo goed werkt als schaapjes die over een hek springen. Morgen gaan ze Arend alles vertellen en morgennacht kunnen ze samen naar het bal.

De volgende ochtend is Sinne eerder wakker dan Lukas al is het later dan normaal. Haar moeder heeft hen niet gewekt, die zal wel weten dat ze gespookt hebben die nacht. Sinne tilt Rosa met twee handen boven haar hoofd.
   "Het monsterbal, Rosa, het is toch wel echt?" vraagt Sinne, Rosa glimlacht naar haar. "Natuurlijk," zegt Sinne. "Want monsters zijn echt en poppen dansen."
   Naast haar wordt Lukas kreunend wakker, daarna verschijnt zijn slaperige hoofd boven de rand van haar bed, waar hij met zijn kin op haar matras steunt. Zijn haren zijn een grote warboel.
   "Morge," zegt hij.
   "Goede morgen!" zegt Sinne stralend, "ik vind je haar zo leuker." Lukas kreunt nog eens, en zijn hoofd zakt weer van haar bed. Lukas is in alles langzamer met opstarten dan Sinne, die ongeduldig wacht tot hij de laatste vierkanten stukjes brood met zijn vork in zijn mond gestoken heeft. De dag duurt nu al lang voor haar, en het bal is vannacht pas. Na het ontbijt gaan ze meteen naar Arend, maar niet via de voordeur. Ze kloppen op Arends luik tussen de meter in de muur. Verbaasd doet hij open.
   "Hebben jullie hier geslapen?" vraagt hij. De twee kinderen lachen.
   "Nee joh," zeggen ze, en Lukas verteld hoe Sinne nog een deur gevonden heeft en dat ze hun klop moeten oefenen. Het luik van Arend laten ze open zodat ze het kunnen horen als haar moeder roept voor de lunch. Tot die tijd kloppen ze door het huis van Arend, met af en toe een limonade pauze.

Na de lunch ruimt Lukas zijn slaapspullen weer in, Sinne weet niet hoe hij de spullen zo door haar hele kamer heeft kunnen verspreiden maar in alle hoeken van haar kamer lijkt een kledingstuk of een stuk speelgoed van hem te liggen. Hij zegt dat hij zelf ook niet weet hoe het is gebeurd. Sinne helpt hem zoeken naar een auto-onderdeel als opeens doordringt wat ze aan het doen zijn.
   "Lukas! Je moet hier nog een nacht slapen!" Lukas ligt op zijn buik en kijkt onder de kast, hij gaat op zijn knieën zitten en kijkt haar aan.
   "Hè?"
   "Hoe kom je anders morgen naar de meter tussen de muur?" vraagt Sinne. Lukas schrikt en kijkt Sinne met wijd opengesperde ogen aan.
   "Je moet hier nog een nacht slapen," herhaald ze. Lukas knikt stil. Sinne ziet het auto-onderdeel onder een knuffel liggen en pakt het op. "Het is vakantie, dus het mag vast," zegt ze. Lukas knikt maar kijkt Sinne niet aan. Als alles is ingepakt gaan ze samen naar Lukas' huis. Sinne gaat met hem mee naar binnen. Lukas vraagt zijn moeder meteen of hij nog een nacht slapen mag. Sinne kijkt gespannen toe, ze weet dat de ouders van Lukas minder makkelijk zijn dan die van haar. De moeder van Lukas heeft een schort voor en staat in de keuken te bakken, ze draait zich om en denkt na.
   "Nee," zegt ze.
   "Maar mam..."
   "Nee Luukie, morgen komen opa en oma al vroeg en dan kunnen we je niet bij Sinne komen halen."
   "Maar ik kom zelf wel thuis" zegt Lukas.
Zijn moeder doet de oven uit, "nee," zegt ze, "ze hebben al genoeg over me te zeggen."
Lukas zucht, en zijn moeder kijkt Sinne aan, "sorry meis, volgende keer kan Lukas wel weer blijven slapen."
   "Wat als we op tijd uit bed komen morgen," vraagt Sinne nog.
   "Nee, liefje, het is gewoon onhandig. Een andere keer weer." Ze doet ovenhandschoenen aan, "gaan jullie nu maar weer buiten spelen. Ik heb nog heel veel te doen."

Ze gaan buiten op een riggeltje zitten, Lukas kijkt naar de grond.
   "Misschien kun je 's nachts naar mijn huis toe sluipen?" zegt Sinne.
Maar Lukas schudt zijn hoofd, "mijn moeder slaap heel licht, dat hoort ze vast en zeker."
   "O ja..." Sinne staart voor zich uit, "misschien is er bij jou ook wel een meter tussen de muur?"
   "Misschien. Maar als die er is, hoe vind ik die?" zegt Lukas, "bij mij zijn er nooit zwarte kruipers die me de weg kunnen wijzen."
   "Nee, maar, ik weet niet," zegt Sinne "We verzinnen vast wel iets." Ze weet het ook niet zo goed.
   "Ik wilde toch al niet met al die monsters kloppen," zegt Lukas en hij staat op. Sinne volgt zijn voorbeeld.
   "Potje voetbal?" vraagt ze.
   "Ik denk dat ik mijn kamer maar moet opruimen," zegt hij en hij sjokt naar huis.
   "We vinden er wel wat op!" roept Sinne hem na. Lukas zwaait en gaat naar binnen. Sinne gaat ook naar binnen, om daarna door de muur naar Arend te gaan. Sip gaat ze bij hem aan tafel zitten. Arend komt aanlopen met twee dampende mokken.
   "Granenkoffie," zegt hij, "wil je het proberen?" Sinne knikt, Arend zet de mok voor haar neer. Sinne vouwt haar handen om de mok.
   "Hij keek zo verdrietig Arend, Lukas móét morgen mee."
Arend knikt. "We vinden vast wel een manier," zegt hij, "geen zorgen." Sinne drinkt haar granenkoffie op, het is erg lekker maar een tweede mok neemt ze niet aan, ze gaat terug door de muur en gaan op bed liggen. Ook Rosa weet niet hoe ze Lukas 's nachts bij het monsterbal krijgen. Het duurt eeuwen voor het etenstijd is, en nog langer voor ze eindelijk naar bed moet.

vrijdag 28 oktober 2016

Het rijk van Dionysos - Pre-kater V

Ik neem nog maar een slok van mijn nectar, "naar watvoor feest?"
   "Welk feest dan ook," zegt de man.
   "Welk feest dan ook," herhaal ik, "welk feest waar en wanneer dan ook?"
   "Welk feest waar en wanneer dan ook." herhaald de man. Ik laat me op de divan zakken, dat is nogal een keus die hij me geeft.
   "Een enkel feest?"
   "Je eerste feest."
   "Hoeveel feesten kan ik bijwonen?"
   "24," zegt de man, alsof hij verbaasd is dat ik dat niet wist, "24 feesten in 24 uren."
   "Moet ik precies weten wie, wat, waar, wanneer?" Vraag ik, "want ik ben mijn opvouw-google vergeten."
   "Probeer maar iets," zegt de man. 
Ik denk na en schenk nog wat nectar in voor mijzelf en voor Floris, en zeg: "dus als ik zeg, het grootste vreugde feest in de geschiedenis of toekomst?"
   "Dan zeg ik: goede keus mevrouw, en toets ik 7989-79 in."
   "Feest 7989-79 dan."
   "Goede keuze mevrouw, blijft u alstublieft gemakkelijk in de divan zitten. En als ik u een tip mag geven..."
   "Dat mag u, heel erg."
De man leunt voorover, met zijn gezicht recht voor het mijne. "Wacht met de absint," zegt hij. Hij draait zich om en toetst 7989-79 in. De lift komt in beweging, het voelt alsof mijn maag zweeft maar ik kan niet goed uitmaken welke kant we op gaan. De drank blijft gewoon op dezelfde manier in het glas staan. Floris heeft zijn graal alweer leeg, ik vraag hem of hij nog iets anders wil proberen, zijn heldere ogen glijden van mij, naar de karaf, en terug. Misschien veranderd het voor hem ook wel gewoon als hij dat wil en ben ik het dier helemaal geen alcohol aan het voeren. Dan stopt de lift, Floris gaat omhoog zitten met zijn oren naar voren, we stappen samen uit, de man blijft staan.
   "Wilt u niet mee?"
   "Echt?" Vraagt de man.
   "Ja. Wilt u mee?"
   "Niemand vroeg ooit of ik mee wilde," zegt de man, "wacht, ik zet de lift even op de wacht." Hij toetst een lange code in en een luikje schuift open naast de knoppen. De man pakt er iets uit, stopt het in zijn zak en loopt met ons mee.
   "Hoe heet u eigenlijk?" Vraag ik.
De man kijkt me aan, zijn ogen blinken. "Limonard Fidel," zegt hij, "maar noem me Oscar. Ik had graag Oscar geheten." Hij zegt het alsof het verkrijgen van de naam 'Oscar' een diepgewortelde hartewens van hem is, dus besluit ik de herkomst van de naam 'Limonard' maar te laten voor wat het is. Als we de lift uit zijn sluiten de deuren van de lift en staan we op een grasveld wat bomvol staat met mensen. Een paar bergruggen steken uit boven de menigte die in alle windstreken tot het einde van de horizon reikt.
   "Waar zijn we?" Vraag ik aan Oscar Limonard.

donderdag 27 oktober 2016

Het kloppen (11)

Sinne loopt al verder, maar Lukas blijft staan.
   "Laten we gaan slapen, " probeert hij nog eens. Sinne trekt hem ongeduldig met zich mee.
   "Kom op angsthaas," zegt ze. Het kloppen wordt steeds harder. Dan zien ze iets bewegen. Lukas blijft abrupt staan en is niet meer in beweging te krijgen. Sinne haalt haar schouders op, "dan ga ik wel alleen," zegt ze. Ze loopt verder naar het monster wat steeds in hetzelfde ritme door de gang loopt, klop klop klop, klop klop klop doen zijn pootjes op de grond. Hij is bruin behaard met lange oren.
   "Hallo," zegt Sinne. Het monster stopt direct met bewegen.
   "Hallo..." zegt het monster. Hij bekijkt de twee kinderen van top tot teen, "jullie zijn niet van hier hè? vraagt hij.
   "Nee," zegt Sinne. "Dus jij bent de klopper?"
   "Nee, ik ben geen klopper ik ben maar gewoon Thales, natuurlijk.."
   "Thales?"
   "Thales, natuurlijk."
   "Thales, wat doe je hier dan?"
   "Ik oefen op mijn kloppen, natuurlijk. Morgen is het bal en dan moet mijn klop perfect zijn."
   "Dus je bent wel de klopper?"
   "Nee, de zoon van de koning is natuurlijk de klopper. Die kan het mooiste kloppen van iédereen," zegt Thales. Lukas komt dichter achter Sinne staan.
   "Ben je niet gevaarlijk?" vraagt hij aan Thales.
   "Mijn moeder zegt van niet, maar mijn vader zegt van wel. Ik weet het nog niet. Ik wil alleen maar beter worden in kloppen anders mag ik natuurlijk niet mee naar het bal."
   "Welk bal?" vraagt Sinne.
   "Het bal van de koningin. Dat is haar cadeau voor de prinses."
   "Prinses Amalia?" vraagt Lukas. Thales kijkt hem gek aan. Sinne maakt een gebaar dat hij Lukas maar moet negeren. "Wat?" vraagt Lukas. Sinne schudt haar hoofd.
   "Waarom mag je zonder klop niet naar het bal?" vraagt ze.
Thales trekt zijn wenkbrauwen op, "jullie zijn niet van hier hè?
   "Nee. Dat zei ik al," zegt Sinne.
   "Je kan natuurlijk alleen maar naar het bal als je je eigen klop hebt."
   "Mag je je klop niet met iemand delen?"
   "Met niemand," zegt Thales en hij knikt. "Anders is de deur te groot, of te klein natuurlijk."
   "Natuurlijk," zegt Sinne. "Mag iedereen naar het bal?"
   "Iedereen met een eigen klop."
Sinne kijkt Lukas aan, "dan moeten we een eigen klop verzinnen," zegt ze. "Thales, wil jij zeggen of de klop al bezet is?"
   "Natuurlijk."
Sinne klopt het ritme van Arend op de muur en kijkt hoe Thales reageert. Thales kijkt bedenkelijk. Ze klopt het nog eens om hem tijd te geven om na te denken.
   "Nee, die is al van een meneer," zegt Thales.
   "Dus Arend mag naar het bal," zegt Sinne blij, Thales knikt. "Lukas, jij moet er ook één bedenken, dan kunnen we samen!"
   "O dat zit wel goed," zegt Lukas.
   "Angsthaas," zegt Sinne. Lukas kijkt haar boos aan en loopt ook naar de muur. Hij bonst één keer op de muur. "Zo," zegt hij, "wat vindt je daar van?!" Maar Thales schudt zijn hoofd.
   "Dat is de oerklop, die kent iedereen natuurlijk."
   "Natuurlijk," mompelt Lukas, "het zal wel."
Sinne probeert een ritme met haar beide handen die elkaar snel opvolgen.
klop      klop     klop klop
      klop      klop             klop.
Ze kijkt Thales hoopvol aan. Thales knikt langzaam.
   "Maar kun je het ook kloppen?" vraagt hij. Sinne kijkt hem vragend aan. Thales herhaald zijn bewegingen, hij stapt in een driehoek heen en weer: klop klop klop, klop klop klop.
   "O," zegt Sinne. Ze probeert haar ritme te stampen maar het lukt niet zo heel goed omdat het wat snel is. Ze maakt het ritme langzamer, ze stampt een voet naar voren, stampt de tweede ernaast. Stampt een voet naar achteren, zet de tweede ernaast. Stampt dan om beurten een voet op haar plaats en springt dan kort de lucht in.
Stamp                   stamp                    stamp              boem klinkt het.
               Stamp                 stamp              stamp
Thales lacht, "die is goed," zegt hij, "ik heb nog niemand zo zien kloppen. Nu goed oefenen."
   "Mag ik ook springen?" vraagt Lukas.
   "Natuurlijk," zegt Thales
   "Natuurlijk," zegt Sinne.
Lukas springt drie keer achter elkaar in de lucht, maar niet zoals Sinne met zijn voeten bij elkaar, maar met wat ruimte tussen zijn voeten zodat het er nogal stijf uit ziet. Sinne moet ervan lachen.
Lukas springt nog even door, "dit is leuk," zegt hij.
   "Goed zo," zegt Thales, "jij ook goed oefenen, dan zie ik jullie morgen bij het bal."

woensdag 26 oktober 2016

Het kloppen (10)

De drie kruipers kriebelen door de gang naar de deur van de logeerkamer. Ze kruipen onder de deur door, Sinne volgt ze en opent voorzichtig de deur. Ze ziet hoe Flerk op haar wacht bij de oude kledingkast in de hoek en er daarna in kruipt. Sinne rent achter Flerk aan en opent de kastdeur. Het is pikdonker in de kast behalve wat licht dat door een kier in de achterwand schijnt. Flerk perst zich door de kier, Sinne klimt de kast in en onderzoekt de houten wand. Ze probeert haar vingers in de kier te wrikken maar hij is te nauw, dan voelt ze langs de hele wand. Er moet toch een manier zijn om ze te volgen. Ze loopt terug naar haar kamer en zoekt een zaklamp. Ze vind een zaklamp in haar bureaula. Ze loopt terug naar de gang en kijkt dan om, naar Lukas. Twijfelend blijft ze staan. Ze loopt terug en schudt hem wakker.
   "Lukas, kom mee, je moet dit zien!"
 Lukas draait zich om, "wat?"
   "Monsters, Lukas, kom mee!" zegt Sinne. Lukas schiet omhoog.
   "Monsters?"
   "Monsters," zegt Sinne enthousiast.
   "Zullen we niet gaan slapen?" zegt Lukas. Maar Sinne trekt hem al half over de grond achter zich aan. Lukas staat op, "oké, oké," zegt hij. Langzaam volgt hij haar. Sinne pakt zijn hand en trekt hem mee naar de logeerkamer. Ze stapt direct de kast in en schijnt met de lamp op de wand.
   "Monsters bestaan niet," zegt Lukas helemaal niet meer zo overtuigend.
   "Shhht, help me zoeken naar een handvat ofzoiets." Ze kan nog steeds niets vinden en probeert de zijwanden, daar ziet ze aan de onderkant een vierkante snede in de wand, ze drukt erop en een luik in de achterwand klikt open. De kier en het licht worden groter. Lukas stapt achteruit.
   "Laten we wachten tot het licht is," zegt hij.
Sinne lacht, "het is daar licht," zegt ze. Ze trekt de wand open, er valt een oranje licht de kast in. Sinne doet de zaklamp in haar zak en trekt Lukas mee naar binnen.

Samen staan ze in de meter tussen de muur, recht tegenover de deur van Arend, maar dit keer is de ruimte verlicht met oranje lampen waarvan Sinne niet kan zien waar ze precies vandaan komen. De lampen lijken in de lucht te zweven, in elk compartiment één, maar verder lijkt de gang vrij leeg te zijn. Sinne loopt een stukje verder, met Lukas recht achter zich, met zijn handen aan haar slaapshirt geklampt. Het kloppen verder in de gang gaat maar door: klop klop klop, klop klop klop. Dan springt Flerk tevoorschijn uit het compartiment naast hen. Lukas schreeuwt en springt achteruit, Sinne schrikt maar vangt hem op en knuffelt hem.
   "O jij," zegt ze, "het spijt me van gisteren." Flerk knuffelt haar terug en grinnikt, daarna springt hij naar de grond en kriebelt verder de gang in, naar de muur naast de deur van Arend. Hij tikt drie keer op de muur, waarna een klein deurtje open gaat, precies groot genoeg voor hem. Sinne zwaait naar hem, en weg is hij.
Dan draait ze zich om naar Lukas, die met grote ogen naar de kale muur staart.
   "Wat was dat?" vraagt hij.
   "Één van de zwarte kruipers," zegt Sinne, "of dat is hoe ik ze noem. Deze heet Flerk."
   "Ze doet haar naam eer aan," zegt Lukas, "dus ze doen je niks? Ze proberen niet je hoofd op te eten als je slaapt of zoiets?"
   "Ze doen niks. Kom, laten we eindelijk zien wie er klopt!"

dinsdag 25 oktober 2016

Het kloppen (9)

Ze drukte het voorwerp met haar vinger tegen de zijkant van de kleine lade, en kon het er zo uitlepelen. Haar vangst bestond uit een kleine bronskleurige sleutel. Als in trance loopt ze naar het deurtje naast de kast, steekt de sleutel in het slot en draait hem om. Het slot klikt, Sinne duwt de deur open en kijkt verbaasd naar het zwarte gat wat erachter zit. Ze concentreert zich op haar gehoor maar ze hoort niets, dan springt Fien opeens uit het zwarte gat, recht in haar gezicht. Sinne schrikt zich rot en kijkt boos naar hoe het gniffelende kruipertje weer weg tippelt. Ze had zich al afgevraagd waar Fien meestal zat, ze zal wel niet de enige zijn ook. Sinne stapt achteruit naar de deur van de kamer, zonder haar ogen van het zwarte gat te halen.
   "Jongens," roept ze naar beneden, "jongens!"
   "Wat is er?" klinkt Arend terug.
   "Ik heb een zaklamp nodig!"
De twee mannen komen naar boven gerend en gaan naast haar staan, met open monden kijken ze naar de geopende deur. Lukas wil graag weten hoe ze het voor elkaar heeft gekregen, daarna bekijken beide mannen de kleine lade in de kast. Lukas doet het voorzichtig, telkens werpt hij snel een blik op en zwarte gat. Het duurt Sinne wat te lang. Pas daarna zoekt Arend er een zaklamp bij, ze grijpt het brutaal uit zijn hand en rent lachend naar het deurgat, waar ze met de lichtbundel voor zich gericht doorheen kruipt. Lukas komt daarna, nadat Arend hem voor laat. Sinne schijnt rond door de ruimte. De ruimte is best groot, ze kunnen zelfs rechtop staan, ook Arend. Meteen links van de deur zit nog een muur dus gaan ze rechts. De gang loopt door tot de buitenste muur, de muren hebben allemaal uitstekende houten balken waardoor er een soort compartimenten lijken te ontstaan. Sinne schijnt de zaklamp heen en weer over de vloer en op alle kieren om voorbereid te zijn op zwarte kruipers, maar ze vinden niets. In één van de laatste compartimenten ligt alleen een oud stuk speelgoed. Geen goud en geen monsters. Ze lopen weer terug naar buiten en doen de deur weer op slot en de sleutel terug in de kleine lade, beneden gaan ze aan tafel zitten en eten ze koeken.
   "Jammer," zegt Lukas. Sinne zegt niets, ze kijkt naar de lijnen in het hout van de tafel en eet langzaam haar koek. Nu hebben Arend en Lukas nog steeds geen monsters gezien. Ze had ook moeten wachten met het openen van de deur, dan hadden ze Fien nog kunnen zien. Lukas gelooft niet dat die haar besprong toen ze de deur opende. Arend zegt dat het wel een mooie ruimte is. Lukas reageert meteen enthousiast dat ze er wel een clubhuis van kunnen maken, dat zij met zijn drie een club moeten vormen genaamd 'Lukas' trots', "ofzoiets."
Arend lacht, en zegt dat hij zich af vraagt of dat een goede naam voor hun club is. Hij suggereert één of ander moeilijk woord dat Sinne niet kent.
   "Sinne, verzin jij iets! Jij bent goed met namen!" Sinne kijkt op, Arend en Lukas kijken haar afwachtend aan, ze lacht. "De zwarte kruipers," zegt ze, "of: 36 zwarte kruipers."
Lukas denkt na, "waarom 36?"
   "Er zijn 33 zwarte kruipers, en wij drie."
   "Hmmm," zegt Lukas, "houdt het maar op 'De zwarte kruipers' dan." Arend is het ermee eens.
De rest van de dag zoeken ze naar spullen voor in hun clubhuis, want een clubhuis is niets zonder schatten. Arend laat de twee kinderen uitzoeken wat ze willen uit de spullen die ze verplaatst hebben. Ze proppen een paar kussens van een oude bank door het deurtje en leggen ze achterin op de grond neer, om op te zitten. Lukas vind een oude poster van een landkaart en haalt van thuis zijn zwarte piratenvlag. Daarna komt hij met een weekendtas aanlopen.
   "voor vanavond," zegt hij. Sinne was het alweer bijna vergeten. Lukas komt natuurlijk slapen, dan kan hij alsnog de monsters zien.

Maar die avond komen de monsters maar niet tevoorschijn. Zijn ze boos op Sinne omdat ze gisteren zo onaardig deed? Ze bied hen allemaal hun excuses aan, terwijl Lukas haar raar aankijkt.
   "Er is niks," zegt hij, "we gaan slapen." Lukas gaat op het matras op de grond liggen en valt al heel snel in slaap, Sinne ligt wakker in bed. Ze zullen toch wel terug komen? Ze is onaardig geweest tegen ze, niet alleen gisteravond, maar ze vind ze alsnog wel lief. Dan hoort ze iets, Sinne gaat omhoog zitten. Gekriebel onder het bed, een knipperend oog in de kast, een glibberende tentakel in de donkere hoek naast de speelgoedkist? Ze ziet Flerk bij de deur terwijl Geest en Griezel onder de deur door kruipen. Flerk kijkt naar haar op en kruipt er dan zelf onderdoor. Sinne staat op en volgt ze.

maandag 24 oktober 2016

Het kloppen (8)

Arend stapt uit en drukt op het knopje van zijn autosleutel, de auto bliept vrolijk. Sinne kijkt naar haar huis om te zien of haar moeder niet toevallig voor het raam staat. Snel volgt ze Arend naar zijn huis en gaat mee naar binnen. Hij maakt limonade om mee naar boven te nemen en vraagt of ze een leuke dag hadden. Lukas verteld enthousiast over zijn droom die ochtend, dat er een schat in de meter tussen de muur verborgen lag en wat ze daar allemaal mee konden doen. Sinne houdt zich stil, ze kijkt naar het schilderij met de vrouwen met dikke billen wat voor het Christus beeld staat. Lukas wil gewoon de waarheid niet zien, denkt Sinne. Maar vanavond zal hij er niet meer omheen kunnen. Ze lopen samen naar boven, dit keer heeft Sinne meer geduld. Ze moeten toch nog wat spullen wegzetten. Het is niet veel meer en samen hebben ze de muur zó leeg, of bijna dan. In de hoek staat nog een loodzware kast van donker hout, die ze zelfs met zijn drieën niet van zijn plek krijgen. Maar ze zien geen deur. Arend verteld dat de kast er al stond toen hij in het huis kwam wonen maar dat zelfs de verhuizers hun rug er niet aan wilden wagen. Hij had de kast wel mooi gevonden en dus maar niet verder gezocht naar een manier om hem te verplaatsen.
   "Wedden dat de deur precies achter die kast zit?" zegt Lukas.
Sinne zucht, "als we jouw geluk hebben wel." Arend loopt naar de hoek van de kamer en klopt daar op de muur, het klinkt net zoals bij Sinne als ze op haar muur klopt, als een massieve muur. Dan schuift Arend een stap opzij en klopt daar nog eens, zo gaat hij de muur langs tot de kast.
   "Hmm," zegt hij, "misschien heb je gelijk Lukas, als er al een deur is." Sinne loopt ook naar de muur en klopt er ook op, net als Arend, maar dan een stuk lager natuurlijk.
   "Wat doe je?" vraagt Lukas, "je hoorde Arend toch."
   "Ik wil het zeker weten," zegt Sinne, "we moeten het zeker weten." Ze gaat net als Arend de muur af, al kloppend, tot het nèt voor de kast holler klinkt dan bij de rest van de muur. Geschrokken kijkt Sinne op, de mannen lopen naar haar toe. Arend klopt rond het punt waar zij klopte, een paar centimeter boven waar Sinne klopte klinkt het niet meer hol. En ook heel breed is de holte niet.
   "Het is dan wel een kleine deur, vast een soort kruipruimte," zegt Arend.
   "Waar waarom zien we niks?" vraagt Lukas.
   "Er is overheen behangen," zegt Arend. Hij gaat terug naar beneden om een stanleymes uit de garage te halen. Sinne is over haar vermoeidheid heen, ze staat bijna te springen op haar benen. Lukas staat stil een stuk achter haar, met zijn handen op zijn rug. Zie je wel, denkt Sinne, hij is bang. Arend komt terug en zet het mes in het behang. Hij begint op het behang in te snijden, Sinne giechelt, er is tenminste een man bij hen die niet bang is. Misschien is Lukas nog een te jonge man en moet hij nog in zijn hart groeien. Zoiets heeft ze haar moeder wel eens horen zeggen. Ze helpt Arend om flarden behang van de muur te trekken, het zijn meerdere lagen maar Arend snijdt er enthousiast op in. Dan komt er eindelijk een deur tevoorschijn. Een kleine deur van donker hout en een sleutelgat. Sinne probeert de hendel maar het slot zit erop. Terneergeslagen kijken ze naar de kleine deur die hen heeft verslagen. Sinne schopt ertegen en blijft staan kijken.
   "Heb je geen sleutel, Arend?"
   "Ik heb naast de huissleutel geen sleutels ontvangen bij de overdracht van het huis," zegt hij.
   "En nu?" vraagt Lukas. Arend zegt dat hij misschien het slot kan laten vervangen of met een hamer de deur in kan slaan, "al ziet het hout er erg stevig uit," zegt hij.
Lukas haalt zijn schouders op. "Geen goud dus."
   "Geen goud," zegt Arend. Willen jullie nog wat drinken beneden? Dan maak ik nog wat limonade. En ik heb lekkere koeken gehaald, die hebben we wel verdient. Lukas' gezicht klaart op en samen gaan de mannen richting de trap.
   "Ga je niet mee?" vraagt Lukas.
   "Ik blijf nog even," zegt Sinne.
   "Ik eet je koek wel op," zegt Lukas en hij rent naar beneden. Arend vraagt of ze zo dan komt, en volgt daarna Lukas de trap af. Sinne gaat voor het deurtje op de grond zitten, boos kijkt ze naar het sleutelgat. Ze fantaseert dat ze een meester dievegge is, die alle sloten kan openen en de schat steelt en hem niet deelt met Lukas, omdat hij niet in monsters gelooft. Maar de deur blijft dicht. Ze staat op en loopt achteruit naar de trap. Van een afstandje lijkt het hout van de kast wel dezelfde kleur te hebben als dat van het deurtje. Misschien is het ook dezelfde kleur? Sinne loopt terug naar de kast en trekt één voor één de lades open, ze vind niks. Als iemand een sleutel zou willen verstoppen waar zou die dat dan doen? Waar zou een meester dievegge dan zoeken? Ze opent de lades allemaal nog eens en klopt op de zijkanten en achterkant. Dan ziet ze in de achterkant van de middelste lade een klein gouden handvat. Ze trekt eraan en er komt een hele kleine mini lade uit, waar net twee vingers in passen. Ze voelt met één vinger in de lade, ze voelt iets kleins en kouds.