donderdag 30 juni 2016

Wildcam

Wat ik hiervoor deed? Ik had de beste baan, maar zoals dat met de meeste beste banen gaat: het betaalde gewoon niet.

Ik werd gewekt door door de geluiden van de ontwakende jungle. Ik waste me tussen de walvissen van Antarctica, ik ontbeet op de rotsen waar een kolonie papegaaiduikers hun jongen voerden en ging daarna op safari door heel Afrika. Ik bezocht de grootste drinkplaatsen en hield de populatie bij en maakte van elk diersoort de perfecte foto. Ik lunchte met de wilde honden en in de middag controleerde ik alle nesten om te zien of er al jongen waren. En ik legde alle eerste momenten vast. De bevalling, de open oogjes, de eerste wankelende stapjes, de eerste vluchten, eerste braakballen en de eerste jachtoefeningen. Soms waagde ik me zelfs in het hol van de beer, de wolf of het jachtluipaard. Mijn avondeten at ik in kleermakerszit tussen de olifanten in India om daarna tot rust te komen te midden van een school sardientjes. Vanaf het toilet keek ik naar het vredig leven van de kwallen en als ik naar bed ging zag ik hoe de vleermuis zijn grot uit fladderde.

Nu ik in de dierenwinkel werk, werk ik veel minder met dieren.


*Een wildcam is een camera die in een natuurgebied of (dieren)park geplaatst wordt om de wilde dieren te kunnen monitoren zonder ze in hun doen en laten te hoeven storen.

woensdag 29 juni 2016

Kartonheks

Dit is de derde dag dat ik dozen vouw. Ik ben de kartonheks. Met muziek in mijn oren en deksels in mijn handen. Deksels, worden ze genoemd maar ze worden ook gebruikt als bodems. Ze worden ook pizzadozen genoemd maar ze zijn rechthoekig met het logo van het bollenbedrijf erop. Ik vouw ze systematisch in elkaar. 
   * Eerst vouw je de rand van de lange zijdes tegelijk omhoog.
   * Dan vouw je de punten aan de bovenkant naar binnen.
   * Je vouwt de korte zijde aan de bovenkant over de punten heen, tot hij vastklikt in de
     gaten die door het vouwen ontstaan. 

   * Daarna draai je de doos honderdtachtig graden en vouw je de laatste zijde over de
     punten heen.

Het is weinig uitdagend. Met een beetje oefening doe je er makkelijke dertig in een minuut. Ik stapel de dozen één voor één op een pallet, volgens systeem natuurlijk. Als je de dozen steeds met een punt in een andere punt schuift, blijft de toren recht. Ik schuif de gevouwen doos in de rechterbovenhoek van de doos die er al ligt, de volgende gaat in de linker bovenhoek, enzovoorts. Allemaal volgens systeem omdat het systeem mijn hersenen nog een beetje op gang houdt. De toren wordt steeds hoger, de pallet wordt steeds voller. Er staan al vier volle pallets, mijn hersenen maken er een paleis van. De heftruckbaan is de gracht en de heftrucks zijn ridders te paard.

Beetje bij beetje tover ik mijn paleis bij elkaar, tot een heftruck de pallets komt halen en de dozen één voor één gevuld worden met vier andere dozen met bollen die binnenin heen en weer rollen. Daar komt nog een pizzadoos bovenop als de klantnummers overeenkomen.
    De verpakte dozen gaan op een lopende band naar de ingang van de loods, waar ze op pallets worden gezet met dezelfde klantnummers en klantnummers die naar hetzelfde land verscheept moeten worden. 
    Mijn paleis zal nooit af zijn, hoe snel ik ook dozen in elkaar blijf toveren. Ik denk dat ik vijfenveertig per minuut ook haal, misschien wel vijftig, misschien meer. Maar tegelijkertijd verpakken vijf machines bollen in bestickerde dozen, die per vier in twee van mijn pizzadozen gedaan worden. En ze voeren mijn paleis met pallets tegelijk weg, om verscheept te worden naar China, naar Rusland, naar Polen, Turkije, Duitsland, Engeland, België, Ukraïne, Roemenië.

De baas zegt dat we genoeg deksels hebben, ik kan helpen vullen bij de machines of bij de handmatige tellers of ik kan karretjes naar buiten rijden, vegen, stofzuigen, ziek zoeken. 

Ik ben een handmatige teller geworden. Ik moet bollen tellen en in de bestickerde dozen doen. Vijftig Irissen, twintig Calla's, tweeduizend Krokussen, verpakt in dozen met stickers, verpakt per nummer in de pizzadozen die sneller opraken dan de baas voorzien had. Morgen mag ik weer kartonheks zijn.

dinsdag 28 juni 2016

Tiramisu

    'Heb je al een keuze gemaakt, Toos?' vraagt een blond meisje aan het meisje met het hoedje die tegenover haar zit.
    Toos wappert met haar kaart en kijkt om zicht heen. '
Ik wil mijn tong even in die Tiramisu steken, als je het niet erg vindt, Beppie.' Ze knikt naar een bord waar het toetje van de week op staat.
'Steek jij je tong in die Tiramisu, steek ik hem in die barman van de overkant, Toos.'
Toos volgt de blik van Bep naar het terras waar een jongen met krullen rondloopt en hier en daar wat hannest met de tafelversieringen. 'Die is vast homo, Bep.' 'Hè Toos, zeg dat nou niet! Dat is gewoon niet waar.' 'Ach meid, die jeans,' zegt Toos. Bep kijkt naar de skinny-jeans die onder een los hangende halter-top, een strak kontje heen en weer dragen.
'Niks van waar, het mag gewoon niet.' Bep trekt een wanhopig gezicht.
'Het is inderdaad te erg als dat zo zou zijn, Beppie.' zegt Toos, 'maar als hij hetero zou zijn, was hij al van mij.' Ze zet haar zonnebril op zodat ze hem naar het puntje van haar neus kan trekken en erover heen naar de barman kan kijken. Bep grijpt haar glas en heft het richting Toos.
'Een strijd tot de dood ons scheidt, Toosje!'
'Opdat u door mijn toedoen één zal worden met het stof der aarde!' Ook Toos heft haar glas.
'Opdat mijn degen uw hart mag ontmoeten!' Roept Bep.

Giechelend klinken ze hun glazen.

maandag 27 juni 2016

De blonde mot

De lichtbruine mot doet alsof ze een stukje hout is. Haar imitatie is perfect, niemand zal haar vinden...

Ze heeft van de verboden nectar gesnoept vannacht, al wist ze heus wel beter, natuurlijk. Maar de welriekende Nachtorchis was té welriekend. De chemische samenstelling van de geur had haar praktisch geroepen. Ze had het drinkverbod genegeerd want ze achtte haar functie toch minstens net zo belangrijk als die van de bijen, die er wel van mochten drinken. Nu werd ze nog meer gezocht dan anders. De vogelbrigade moest zich vandaag extra op motten van haar soort concentreren. Maar ze zullen zich wel redden. Zij zou zich wel redden. Ze zou het zo weer doen. Al helemaal nu ze de smaak kende. Vannacht zal er zeker een spoedvergadering over haar daad komen, maar ze gelooft houtvast dat haar soort achter haar zal staan.

De lichtbruine mot doet alsof ze een stukje hout is. Haar imitatie is perfect, al is haar keuze om deze uit te voeren op de grijze lantaarnpaal wat minder. Niemand zal haar vinden...

vrijdag 24 juni 2016

Het rijk van Dionysos - Mijn eerste concert: de voorpret

Elke week post ik een stukje uit “het rijk van Dionysos”, over de feesten waar ik ben geweest, maar vooral; over mijn ervaringen met de metal-wereld.


Mijn eerste sleutel
Zoals ik vorige week schreef: het eerste concert wat ik zag (volgens mij chaotische geheugen) was die van After Forever & Gorefest.
Gorefest kende ik niet, ik kreeg de kaarten vanwege After Forever. Alle nummers die ik van hen kende, kende ik door en door. Van Gorefest kende ik, op de avond van het concert, welgeteld twee nummers. De voorpret begon in de auto, waar we precies heen gingen, weet ik niet meer zo goed, ik denk dat het in Tivoli vredenburg, Utrecht was. Ik weet nog dat ik achter in de auto zat, mijn vader en moeder zaten voorin. Dat mijn beide ouders mee waren, was speciaal, want dat betekend dat mijn oma op mijn zusje moest passen. Dat gebeurde al niet vaak als ik met mijn zusje achter bleef. Ik zat achterin, naast mijn oom en luisterde naar After Forever, naar de verhalen van mijn oom maar keek vooral veel stil uit het raam. Behalve als hij vroeg of ik er zin in had. De kaartjes had ik van hem en hij was minstens zo enthousiast over zijn kado als ik was.


De wereld waarin ik bij een concert ben, is anders dan die waarin ik dat niet ben. Dat had ik al heel snel door. Zodra we in de rij voor de kaartencontrole stapten (of zelfs al toen we de auto uit stapten), stapten we de kamer van Dionysos in. Ik droeg mijn paarse verjaardagsjurk: het eerste en enige gothic kledingstuk wat ik bezat. Ik hield niet van mijn verjaardag, maar als ik die jurk droeg was de dag speciaal. Ik vergaapte me aan alle mensen die met hetzelfde doel in die rij stonden. Bijna allemaal droegen ze zwarte bandshirts, waarvan het een grote uitdaging was om er één te vinden met een band die ik kende. Voor mijn oom was dat allerminst een uitdaging, hij wees op een bandshirt van Gorefest en zei toen trots dat hij nooit een bandshirt van de band droeg als die speelde. Hij maakte er een uitdaging van om een bandshirt van een band te dragen die niemand anders zou dragen. Ik vond dat cool, maar snapte het niet zo goed. Het doel van een bandshirt was toch samenhorigheid, om deel van het metal-leger (waarover ik o.a. bands als Manowar had horen zingen) te worden? En omdat ze cool waren, natuurlijk.

Ik geloof niet dat we lang in de rij stonden, en ik kan me ook niet meer zo goed herinneren hoe die rij eruit zag. Ik weet nog wel hoe het eruit zag nadat twee grote mannen onze kaartjes hadden gebliept. Het gebouw was groot maar de zaal waar ze in stonden was klein. Kleiner dan ik zelfs toen al verwachtte, met donkere muren en een podium wat vrij laag bij de grond leek te zijn. Op dat podium stonden de instrumenten klaar.
En toen was het wachten op de bandleden. Mijn oom haalde voor iedereen een drankje, en ik stond tussen mijn ouders in en keek naar hoe de hoeveelheid mensen steeds groter werd. Ik keek naar de mensen die samen met mij deze kleine kamer van Dionysos in gestapt waren, naar het kleine wereldje waar ik eindelijk in mocht rondlopen.


Volgende week vertel ik meer over mijn eerste concert. Bedankt voor het lezen en fijn weekend!


donderdag 23 juni 2016

De eksters komen

Ik ga rechtop in bed zitten en schop de dekens van me af. Het voelt alsof de lakens al mijn poriën verstikken. Ik kijk door het open raam en zie een meeuw met een vormloze bruine lap over de weg slepen. Dan blijft hij staan en schreeuwt luid tegen een tweede meeuw die boven zijn hoofd cirkelt. Die schreeuwt naar hem terug, maar strijkt niet neer. Daar werd ik dus wakker van, door het open raam klinkt het precies alsof de twee in mijn kamer aan het schreeuwen zijn. Het is te vroeg voor zondag. Ik stap uit bed en zoek de was bij elkaar, die mik in beneden voor de deur van de bijkeuken. In de keuken zet ik de waterkoker aan voor een kop koffie, ik zucht om wat er in de koelkast zit. Ik heb meer kattenvoer dan mensenvoer in huis, ik gooi een schep voer in het blauwe bakje op de grond. Ik kijk door het raam naar de vuilnisbakken maar Poes ligt niet op de zwarte bak dit keer. Die zal er nog wel op uit zijn.
    De waterkoker borrelt, ik schenk het water in een koffiefilter en laat de koffie in mijn "goede morgen"-mok druppelen. Voor het raam van de buren zie ik twee katten gebiologeerd naar de weg kijken. Daar is de meeuw bezig om zijn prooi terug naar het midden van de weg te slepen, daarna vliegt hij op, luid krijsend in de richting van de andere meeuw. Een auto rijdt over de bruine plak en de meeuw strijkt weer neer. Meeuwen houden dus ook van gehakt, denk ik.
    Ik gooi de filter weg en loop met mijn mok naar de woonkamer. Ik drink mijn koffie en staar door het raam de achtertuin in, daar zitten twee kraaien op het grasveld, alsof ze op een nest zitten. Ze spelen met plakken gemaaid gras die ze aan elkaar doorgeven en voor elkaar neerleggen. Rare beesten. Ik stel een boodschappenlijst samen en stap met mijn extra grote boodschappentas de fiets op. Ik fiets langs de meeuw die zijn prooi de berm in heeft gesleept. Ik kan nog steeds niet goed zien wat het is, maar gok op een groot konijn of een haas, al komen die hier niet zo veel voor.

De winkel is nog zo goed als leeg, de vrouw van de broodafdeling stopt met een nors gezicht croissantjes per twee in zakjes en een meisje in een konijnen-onesie met een blauw winkelmandje knijpt steeds in een andere rode biet. Dat zou pas een grote prooi zijn, ik kijk hoe het konijnenmeisje een sinaasappel pakt en er aan ruikt. Het is nooit te vroeg voor lugubere gedachten denk ik grijnzend. De vrouw van de broodafdeling knikt lachend terug. Als iedereen zo vroeg lugubere gedachten zou hebben, zou het ochtendhumeur uitsterven. Bij de vrouw aan de kassa gebeurt hetzelfde als ik het konijnenmeisje een pak vleesvulling zie afrekenen. Ik besluit om mijn theorie op weg naar huis verder uit te testen maar ik kom verder niemand tegen, alleen een zwarte merel die ik bijna aanrijdt terwijl hij achter een bruine merel aan vliegt. De zon schijnt door de bladeren van de bomen die langs de weg staan en het is volkomen stil, alsof de wereld alleen van mij is, tot er onder luid schrapend geschreeuw een vier-tal eksters over vliegt. Dat is gek, ik dacht dat eksters solitair waren. Wat hebben die vogels allemaal vandaag?
     Als ik mijn straat in rij, is de meeuw nog steeds bezig met het heen en weer slepen van zijn prooi, maar de tweede meeuw cirkelt niet meer boven zijn hoofd. Ik besluit om de haas te gaan bekijken, zo vaak zie ik ze niet en het is nu toch al een lugubere ochtend. De meeuw vliegt weg als ik met een meter afstand nog steeds zijn kant op rij. Ik zet de fiets op de standaard en buig me over het aangereden wild. Er is weinig van het dier over, en ik moet even zoeken tot ik de vorm van zijn oren gevonden heb, maar ze zijn niet zo lang als ik van hazenoren zou verwachten. Ik recht mijn rug en kijk naar de zwarte bak, geen Poes.

Het is Poes. Poes is het meeuwengehakt.

Ik loop naar mijn huis, naar de zwarte bak. Ik vergeet even waarom ik daar heen liep en kijk om me heen. Ik kijk om naar de weg, maar de meeuw is nog niet terug. Schep. Ik moet hem begraven. Ik pak de schep die achter de zwarte bak staat, loop terug naar Poes om hem naar de achtertuin te kunnen dragen, en zie vier eksters naast mijn fiets neerstrijken. Ik begin te rennen maar de eksters vliegen alweer weg, met Poes tussen hen in. Met stomheid geslagen blijf ik staan en zie de meeuw vanaf het dak van de buren opstijgen en achter de eksters aanvliegen. En het enige wat ik kan denken is: was Poes aangereden wild of was dit moord met voorbedachte rade?

woensdag 22 juni 2016

De eenzame magnetronmaaltijd

Gisteren besloot ik mijn kans te grijpen. Gisteren at ik een éénpersoons magnetronmaaltijd, die ik voor het eerst ook daadwerkelijk alleen ging opeten. De meest eenzame maaltijd in jaren, op de langste dag van het jaar, zodat ik lekker lang van mijn eenzame avond kon genieten. Eindelijk zou ik het gevoel van de ultiem eenzame avond leren kennen. En het word nog zieliger, dacht ik, want ik heb niet eens een magnetron. Maar natuurlijk werkte de oven weer prima, en om kwart voor zes zette ik het hete aluminium bakje met "lasagne bolognese (varkensvlees)" op tafel naast mijn uitgestalde schelpenverzameling. Om het compleet te maken zette ik een horrorfilm aan en ging er goed voor zitten. Maar voor ik een hap kon nemen hoorde ik iemand. Ik keek om me heen en zag een kabouter op de leuning van de bank zitten. Ik had nog nooit een kabouter gezien, maar dit was er duidelijk één.
    'Je hebt niet toevallig nog iets te eten, hè?' vroeg hij. 
    Het is precies mijn geluk natuurlijk, dat er uitgerekend op mijn ultieme eenzame avond een kabouter op bezoek komt. Eigenlijk had ik daar geen zin in, maar dat durfde ik natuurlijk niet te zeggen. Als er iets is wat ik over kabouters weet, is het dat ze erg op goede manieren gesteld zijn. En ik had natuurlijk geen zin om een jaar lang met ganzen naar Lapland heen en weer te moeten vliegen, daar heb ik ook helemaal geen tijd voor.
    'Ik heb hier nog niet van gegeten, ik wil wel met u delen, meneer de Kabouter,' zei ik. 'Alleen als u wilt hoor, ik kan ook iets anders bedenken.'
    'Ja ja, goed hoor,' zei hij, 'maar wel op een bordje graag. En mag die film even uit?'
    Ik knikte, zette de televisie uit en zocht een blauw, plat schelpje uit, wat ik grondig afwaste en waar ik, met het kleinste lepeltje dat ik vinden kon, wat lasagne op schepte.

    'Ik heb geen kleiner bestek, meneer Kabouter,' zei ik toen ik het bordje aan de kabouter gaf en het lepeltje liet zien.
    'Ik heb mijn eigen bestek,' zei hij en hij hield een schoudertas omhoog, 'heb je ook wat te drinken?'
    Ik keek naar de fles Radler die ik net had neergezet. 

    De kabouter knikte, zocht in zijn schoudertas, en haalde daar een glaasje uit. Ondertussen begon de kabouter vast te eten. Ik heb nog nooit zo geconcentreerd een glas ingeschonken, maar het lukte me om de Radler zonder al te veel knoeien in te schenken. De Kabouter keek wel even naar de paar druppels die ernaast waren gegaan maar zei er niets over omdat ik al wat toiletpapier ging halen.
    'Kan ik u nog ergens mee helpen?' vroeg ik. 
    De kabouter nam de laatste hap van zijn lasagne en knikte, 'ik lust wel een toetje, heb je dat?'
    Ik had nog wel wat yoghurt, maar dat wilde hij niet, en ook geen fruit, maar koffie met een koekje kon er wel in. Al was hij achteraf niet zo over het koekje te spreken. Daarna wilde hij niets meer en keek hij toe terwijl ik aan mijn half koude lasagne begon.

    'Hij is niet zo lekker, hè?' vroeg hij. 
    Het viel me inderdaad tegen maar ik vroeg me toch wel af wat hij had gegeten als ik niet met hem gedeeld had. Hij begon over een vriend van hem die ik niet kende, al kwam zijn naam me wel bekend voor. Hij was boos op zijn vriend want die was het niet met hem eens geweest over iets wat ik niet helemaal begreep. Vast een kabouter-ding, dacht ik. 
    Toen ik klaar was met eten, wilde de kabouter naar de film kijken, maar hij wilde er wel chips bij. Gelukkig had ik nog een zak liggen. Ik gaf de kabouter drie chipjes op een grotere platte schelp.
    'Waarom bent u mij eigenlijk komen bezoeken?' vroeg ik de kabouter toen de film was afgelopen.      Hij glimlachte en zei: 'een ultiem eenzame avond is veel leuker met zijn tweeën.'

dinsdag 21 juni 2016

Lavendel versje

Als kind tekende ik lavendel
met potloden groen en paars
ik maakte er zakjes
van voor in mijn laars
ik maakte bosjes en klosjes
ik kocht een lavendel kaars
Toen zat er lavendel in mijn kast
lavendel in mijn bad
en lavendel in mijn chocola.

Mijn moeder kocht
lavendel zeep,
wasmiddel
en lavendel breeze one touch mini spray
op school noemden ze mij de lavendelfee

maar mijn vriend vond die lavendelgeur niet fijn
nu ruikt alles naar jasmijn.

maandag 20 juni 2016

Hij kijkt een laatste keer achterom


Ik sta op terwijl mijn collega’s om een speech roepen. Ik heb niks voorbereid maar heb genoeg te zeggen. Ik beklim een klein podium en wacht tot het stil is.
"Elke ochtend stond ik om vijf uur op, om naar mijn werk te gaan. Ik stond op als jullie nog sliepen, en wist heus dat maar weinig van jullie in mijn werkschoenen wilden staan. Voor zes uur was ik al aan het werk, maar mij deerde dat niet. Want ik weet nog hoe de straten in de winter elke dag lichter schemerden. Ik weet nog hoe ik van mei tot augustus tijdens mijn werk naar de zonsopgang kon kijken. En zeg nu zelf, hoeveel mensen zijn er die daarvoor vrijwillig opstaan?
Uiteindelijk heb ik voor niets gestudeerd, want voor dit werk heeft niemand een studie nodig. Maar ik kon me los van mijn werk ontwikkelen, nu, dat is wat ik mezelf altijd bleef vertellen. Vandaag heb ik mijn laatste dienst gedraaid, ik kom nooit meer terug en geen van jullie zal me ooit horen zeggen dat ik het werk mis. Al heb ik geen spijt. Want ik zal missen hoe ik de wereld van voor zeven uur, alleen hoefde te delen met nachtvlinders. Ik zag hoe de wereld niet ons toebehoorde, maar aan de koningen en koninginnen van het vleesmuizen- en het kattenrijk. Ik zag hoe de koninklijke poezen onze leiders overtroffen in het regeren over hun territorium. Ik zag hen zonder omslachtigheden regeren vanaf een bankje voor het huis en hoe ze netjes hun poten schoon likten na elke afdaling. Zo zal ik naar dit werk terugkijken: vandaag was mijn laatste afdaling, en als ik thuis kom zal ik mijn handen en voeten wassen."

Ik hef mijn champagne glas en gooi het leeg boven de grond.
"Ik houd niet van champagne," zeg ik terwijl ik de collega naast me een klap op de schouder geef. Ik zet het glas op tafel en loop weg.

vrijdag 17 juni 2016

Ik introduceer: Het rijk van Dionysos


De sleutels

Ik zie het rijk van Dionysos, de God van de drank en feesten, als een groot landhuis met oneindig veel kamers. In elke kamer bevindt zich een feest, of voor mij als twaalfjarige: in elke kamer ligt een geheim. Ik scharrelde vaak door de gangen van het landhuis, als ik weer eens één van de vele verhalen van mijn oom aanhoorde. Hij vertelde over de kamer waar ik het liefst eens wilde kijken, de kamer achter de deur waar “metal” op staat. Dankzij zijn verhalen kon ik af en toe door het raam de kamer in kijken. Ik leerde steeds meer aspecten van het rijk van Dionysos kennen, zoals de smaak van wijn, de manieren waarop metalheads met elkaar omgingen en meerdere teksten van metalnummers. En toen kreeg ik de sleutels: concertkaartjes om naar After Forever en Gorefest te gaan.

donderdag 16 juni 2016

Helikopter

Twee jongetjes rennen achter een helikopter aan. Het jongetje met donkere krullen zorgt dat de helikopter niet uit zijn zicht kan ontsnappen. Het blonde jongetje heeft een stok, een lange stok. Een stok zo lang als hijzelf is, maar krommer. Ze gaan de helikopter vangen want dan staan ze morgen vast samen in de krant: de jongens die de helikopter hebben gevangen. De helikopter is als een zeldzame diersoort die zich af en toe even laat zien. Om dezelfde reden zijn er mensen die vliegtuigen spotten, maar ik heb nooit vernomen dat één van hen een vliegtuig daadwerkelijk gevangen heeft.
De jongen rent harder, hij haalt de helikopter in. Hij rent een paar meter door en blijft abrupt staan, hij pakt de stok stevig met beide handen vast. Dit is het, als hij de stok op het juiste moment in de lucht steekt heeft hij de helikopter eindelijk gevangen. Na al die jaren dat kinderen alleen maar hoopvol ‘helikopter’ konden zingen. Al die jaren dat de wilde helikopter hen nooit mee omhoog nam. Het jongetje knijpt in de stok en telt af in zijn hoofd. Met zijn ogen strak op de helikopter gericht telt hij: 3...2...1… Maar dan laat hij de stok zakken. De helikopter vliegt over hem heen. Hij loopt naar zijn vriendje en pakt zijn hand. Zingend kijken ze de helikopter na.

Helikopter
Helikopter
Mag ik mee omhoog
Hoog in de wolken wil ik wezen
Hoog in de wolken wil ik zijn
Helikopter
Helikopter

Vliegen is zo fijn

woensdag 15 juni 2016

Tabakslucht

Ik loop met een stapeltje kranten onder mijn arm een flatgebouw in. Het kleine halletje met brievenbussen ruikt naar tabak. Ik denk dat iemand stiekem rookt. Ik zie voor me hoe een man van eind vijftig ‘s nachts door de deur naar de lift toe glipt, en daarbij precies weet waar alle beeldjes en plantjes van zijn vrouw staan. Het lelijkste beeldje, van een trol of iets dergelijks, neemt hij mee de lift in. Hij rookt sinds een paar weken weer en houdt zichzelf voor dat hij dat doet omdat hij het roken mist. Niet omdat zijn zoon op zijn zesendertigste misschien weer bij hen in zal trekken. En niet omdat de enige hobby’s die hij tijdens zijn pensioen wil gaan beoefenen te maken hebben met seks en bier drinken, waar zijn vrouw hem nu al uitmaakte “te oud” voor te zijn. In de lift staat een stoeltje, want hij woont in een flat met oude mensen waar hij zich jong bij voelt.
Hij mist het roken gewoon, zoals hij de kroegentochten met de jongens mist. Hij zal ze wel weer eens bellen. Ze hebben vast nog wel wat streken uit te halen, samen. De lift stopt en hij stapt uit. Hij opent de deur naar het halletje en legt het beeldje tussen de deur en de metalen deurpost. Het laatste wat hij wil is zichzelf naar binnen moeten buzzeren, want hij had de sleutels natuurlijk weer bij haar op het nachtkastje gelegd. Hij opent de deur naar buiten en snuift de geur van kamperfoelie op. Met zijn rug tegen de deur geleund rolt hij langzaam zijn peuk. Hij was gestopt omwille van zijn vrouw omdat: longkanker enzo. Mal wijf.
“Je hebt die sigaretten niet meer nodig, Gerard,” zei ze “op jouw leeftijd hoef je niet meer koel te zijn. O en longkanker enzo.” Dat ‘enzo’ hadden ze beiden van hun zoon opgepikt, zijn stopwoordjes bleven vaak al snel ook aan hen plakken. Dat zijn vrouw het verkorten van zijn levensduur niet als hoofdrede opgaf, verbaast hem niet. Ze heeft altijd al een apart gevoel voor prioriteiten gehad.
Hij haalt een doosje lucifers tevoorschijn en strijkt een lucifer af om zijn sigaret aan te steken. Hij geniet van de rook in zijn longen en blaast de eerste wolk langzaam uit. Een deel van de rook wordt terug de hal in geblazen, maar dat maakt niet uit. Niemand zal weten dat hij degene was die gerookt heeft. Hij oefent op zijn kringetjes maar krijgt ze niet mooi rond. Het is hem nooit goed gelukt om de rook in de gewenste vorm uit te blazen, hij oefende altijd als er niemand bij was.
De sigaret trapt hij uit op de tegels en de overblijfselen schuift hij naar de planten naast de deur. De kamperfoelie ruikt nog beter nu de geur gemengd is met de vervliegende rook. Hij stapt naar binnen en pakt het lelijke beeldje weer op. De deuren valt traag dicht, de tussendeur sluit zelfs pas als de lift weer beneden is. Zijn vrouw heeft er een hekel aan dat de deuren zo traag dicht vallen. Ze blijft erbij staan wachten tot ze dicht zijn omdat ze denkt dat er anders iemand achter haar aan glipt die niet in de flat woont. Hij stapt de lift in en haalt een verfrommeld pakje Fishermans friends uit zijn zak. Hij strijkt het pakje glad, staart ernaar en propt het dan weer terug in zijn zak.

Ik gooi nog twee kranten in de bussen van nummer 51 en 56 en moet aan mijn opa denken. Al rookte hij toen ik geboren werd alleen nog maar sigaren. Ik duw de deur weer open en stap op mijn fiets. Pas als ik bij de volgende brievenbus ben, hoor ik de deur dichtvallen.

dinsdag 14 juni 2016

Slakkentuinen

Als het ‘s nachts heeft geregend, wordt de ochtend ingeluid met massamoord.


Honderden slakken verlaten de grote plantenjungles van onze tuin om hun geplande invasie ten uitvoer te brengen, precies zoals ze bij de vorige vergadering hadden afgesproken.
Verscholen in de jungle wachten ze af.
“Na den laatsten druppels trekken wij voort!” roept de leider vanaf een tulpenblad, terwijl wit schuim uit zijn huis gutst. Zijn leger kijkt naar hem op. Elke keer als ze denken dat de leider zich tot hen richt glimt het slakkenspoor van de vrouwen in dieprode tinten en beginnen de mannen enthousiast mee te schuimen. Trots kijkt de leider uit over zijn volk. Boven zijn hoofd buigt een blad waardoor een dikke regendruppel naar beneden valt. De druppel breekt op het schild van de leider en wast het schuim van zijn lichaam tot een plas. Alle cellen van grijze lijf glinsteren als dauwdruppels in een spinnenweb onder de volle zon. De regen begint af te nemen en de vrouwen moeten zich inhouden om onder de schitterende aanblik van hun leider de focus te houden, en niet de oogjes in te trekken. De laatste druppel landt en blijft aan de stamper van een lelie kleven.
“Den mens zal ten onder gaan!” Schreeuwt de leider luid, en hij kruipt naar de punt van het tulpenblad om af te stijgen. Het leger glibbert de jungle uit, honderden slakken schrapen met hun tere lijven over de tegels van de door mensen gemaakte paden.

De krantenbezorger ontwijkt de kruipende schelpjes met zorg maar bij de ergste slakkentuinen kan hij het kraken onder zijn nieuwe gympen niet verhinderen.