maandag 31 oktober 2016

Het kloppen (12)

Sinne knuffelt met haar lieve Rosa, Lukas ligt op het matras op de grond naast haar bed. Ze heeft geen last meer van het kloppen omdat het beeld van Thales die in een driehoek rondstapt net zo goed werkt als schaapjes die over een hek springen. Morgen gaan ze Arend alles vertellen en morgennacht kunnen ze samen naar het bal.

De volgende ochtend is Sinne eerder wakker dan Lukas al is het later dan normaal. Haar moeder heeft hen niet gewekt, die zal wel weten dat ze gespookt hebben die nacht. Sinne tilt Rosa met twee handen boven haar hoofd.
   "Het monsterbal, Rosa, het is toch wel echt?" vraagt Sinne, Rosa glimlacht naar haar. "Natuurlijk," zegt Sinne. "Want monsters zijn echt en poppen dansen."
   Naast haar wordt Lukas kreunend wakker, daarna verschijnt zijn slaperige hoofd boven de rand van haar bed, waar hij met zijn kin op haar matras steunt. Zijn haren zijn een grote warboel.
   "Morge," zegt hij.
   "Goede morgen!" zegt Sinne stralend, "ik vind je haar zo leuker." Lukas kreunt nog eens, en zijn hoofd zakt weer van haar bed. Lukas is in alles langzamer met opstarten dan Sinne, die ongeduldig wacht tot hij de laatste vierkanten stukjes brood met zijn vork in zijn mond gestoken heeft. De dag duurt nu al lang voor haar, en het bal is vannacht pas. Na het ontbijt gaan ze meteen naar Arend, maar niet via de voordeur. Ze kloppen op Arends luik tussen de meter in de muur. Verbaasd doet hij open.
   "Hebben jullie hier geslapen?" vraagt hij. De twee kinderen lachen.
   "Nee joh," zeggen ze, en Lukas verteld hoe Sinne nog een deur gevonden heeft en dat ze hun klop moeten oefenen. Het luik van Arend laten ze open zodat ze het kunnen horen als haar moeder roept voor de lunch. Tot die tijd kloppen ze door het huis van Arend, met af en toe een limonade pauze.

Na de lunch ruimt Lukas zijn slaapspullen weer in, Sinne weet niet hoe hij de spullen zo door haar hele kamer heeft kunnen verspreiden maar in alle hoeken van haar kamer lijkt een kledingstuk of een stuk speelgoed van hem te liggen. Hij zegt dat hij zelf ook niet weet hoe het is gebeurd. Sinne helpt hem zoeken naar een auto-onderdeel als opeens doordringt wat ze aan het doen zijn.
   "Lukas! Je moet hier nog een nacht slapen!" Lukas ligt op zijn buik en kijkt onder de kast, hij gaat op zijn knieën zitten en kijkt haar aan.
   "Hè?"
   "Hoe kom je anders morgen naar de meter tussen de muur?" vraagt Sinne. Lukas schrikt en kijkt Sinne met wijd opengesperde ogen aan.
   "Je moet hier nog een nacht slapen," herhaald ze. Lukas knikt stil. Sinne ziet het auto-onderdeel onder een knuffel liggen en pakt het op. "Het is vakantie, dus het mag vast," zegt ze. Lukas knikt maar kijkt Sinne niet aan. Als alles is ingepakt gaan ze samen naar Lukas' huis. Sinne gaat met hem mee naar binnen. Lukas vraagt zijn moeder meteen of hij nog een nacht slapen mag. Sinne kijkt gespannen toe, ze weet dat de ouders van Lukas minder makkelijk zijn dan die van haar. De moeder van Lukas heeft een schort voor en staat in de keuken te bakken, ze draait zich om en denkt na.
   "Nee," zegt ze.
   "Maar mam..."
   "Nee Luukie, morgen komen opa en oma al vroeg en dan kunnen we je niet bij Sinne komen halen."
   "Maar ik kom zelf wel thuis" zegt Lukas.
Zijn moeder doet de oven uit, "nee," zegt ze, "ze hebben al genoeg over me te zeggen."
Lukas zucht, en zijn moeder kijkt Sinne aan, "sorry meis, volgende keer kan Lukas wel weer blijven slapen."
   "Wat als we op tijd uit bed komen morgen," vraagt Sinne nog.
   "Nee, liefje, het is gewoon onhandig. Een andere keer weer." Ze doet ovenhandschoenen aan, "gaan jullie nu maar weer buiten spelen. Ik heb nog heel veel te doen."

Ze gaan buiten op een riggeltje zitten, Lukas kijkt naar de grond.
   "Misschien kun je 's nachts naar mijn huis toe sluipen?" zegt Sinne.
Maar Lukas schudt zijn hoofd, "mijn moeder slaap heel licht, dat hoort ze vast en zeker."
   "O ja..." Sinne staart voor zich uit, "misschien is er bij jou ook wel een meter tussen de muur?"
   "Misschien. Maar als die er is, hoe vind ik die?" zegt Lukas, "bij mij zijn er nooit zwarte kruipers die me de weg kunnen wijzen."
   "Nee, maar, ik weet niet," zegt Sinne "We verzinnen vast wel iets." Ze weet het ook niet zo goed.
   "Ik wilde toch al niet met al die monsters kloppen," zegt Lukas en hij staat op. Sinne volgt zijn voorbeeld.
   "Potje voetbal?" vraagt ze.
   "Ik denk dat ik mijn kamer maar moet opruimen," zegt hij en hij sjokt naar huis.
   "We vinden er wel wat op!" roept Sinne hem na. Lukas zwaait en gaat naar binnen. Sinne gaat ook naar binnen, om daarna door de muur naar Arend te gaan. Sip gaat ze bij hem aan tafel zitten. Arend komt aanlopen met twee dampende mokken.
   "Granenkoffie," zegt hij, "wil je het proberen?" Sinne knikt, Arend zet de mok voor haar neer. Sinne vouwt haar handen om de mok.
   "Hij keek zo verdrietig Arend, Lukas móét morgen mee."
Arend knikt. "We vinden vast wel een manier," zegt hij, "geen zorgen." Sinne drinkt haar granenkoffie op, het is erg lekker maar een tweede mok neemt ze niet aan, ze gaat terug door de muur en gaan op bed liggen. Ook Rosa weet niet hoe ze Lukas 's nachts bij het monsterbal krijgen. Het duurt eeuwen voor het etenstijd is, en nog langer voor ze eindelijk naar bed moet.

vrijdag 28 oktober 2016

Het rijk van Dionysos - Pre-kater V

Ik neem nog maar een slok van mijn nectar, "naar watvoor feest?"
   "Welk feest dan ook," zegt de man.
   "Welk feest dan ook," herhaal ik, "welk feest waar en wanneer dan ook?"
   "Welk feest waar en wanneer dan ook." herhaald de man. Ik laat me op de divan zakken, dat is nogal een keus die hij me geeft.
   "Een enkel feest?"
   "Je eerste feest."
   "Hoeveel feesten kan ik bijwonen?"
   "24," zegt de man, alsof hij verbaasd is dat ik dat niet wist, "24 feesten in 24 uren."
   "Moet ik precies weten wie, wat, waar, wanneer?" Vraag ik, "want ik ben mijn opvouw-google vergeten."
   "Probeer maar iets," zegt de man. 
Ik denk na en schenk nog wat nectar in voor mijzelf en voor Floris, en zeg: "dus als ik zeg, het grootste vreugde feest in de geschiedenis of toekomst?"
   "Dan zeg ik: goede keus mevrouw, en toets ik 7989-79 in."
   "Feest 7989-79 dan."
   "Goede keuze mevrouw, blijft u alstublieft gemakkelijk in de divan zitten. En als ik u een tip mag geven..."
   "Dat mag u, heel erg."
De man leunt voorover, met zijn gezicht recht voor het mijne. "Wacht met de absint," zegt hij. Hij draait zich om en toetst 7989-79 in. De lift komt in beweging, het voelt alsof mijn maag zweeft maar ik kan niet goed uitmaken welke kant we op gaan. De drank blijft gewoon op dezelfde manier in het glas staan. Floris heeft zijn graal alweer leeg, ik vraag hem of hij nog iets anders wil proberen, zijn heldere ogen glijden van mij, naar de karaf, en terug. Misschien veranderd het voor hem ook wel gewoon als hij dat wil en ben ik het dier helemaal geen alcohol aan het voeren. Dan stopt de lift, Floris gaat omhoog zitten met zijn oren naar voren, we stappen samen uit, de man blijft staan.
   "Wilt u niet mee?"
   "Echt?" Vraagt de man.
   "Ja. Wilt u mee?"
   "Niemand vroeg ooit of ik mee wilde," zegt de man, "wacht, ik zet de lift even op de wacht." Hij toetst een lange code in en een luikje schuift open naast de knoppen. De man pakt er iets uit, stopt het in zijn zak en loopt met ons mee.
   "Hoe heet u eigenlijk?" Vraag ik.
De man kijkt me aan, zijn ogen blinken. "Limonard Fidel," zegt hij, "maar noem me Oscar. Ik had graag Oscar geheten." Hij zegt het alsof het verkrijgen van de naam 'Oscar' een diepgewortelde hartewens van hem is, dus besluit ik de herkomst van de naam 'Limonard' maar te laten voor wat het is. Als we de lift uit zijn sluiten de deuren van de lift en staan we op een grasveld wat bomvol staat met mensen. Een paar bergruggen steken uit boven de menigte die in alle windstreken tot het einde van de horizon reikt.
   "Waar zijn we?" Vraag ik aan Oscar Limonard.

donderdag 27 oktober 2016

Het kloppen (11)

Sinne loopt al verder, maar Lukas blijft staan.
   "Laten we gaan slapen, " probeert hij nog eens. Sinne trekt hem ongeduldig met zich mee.
   "Kom op angsthaas," zegt ze. Het kloppen wordt steeds harder. Dan zien ze iets bewegen. Lukas blijft abrupt staan en is niet meer in beweging te krijgen. Sinne haalt haar schouders op, "dan ga ik wel alleen," zegt ze. Ze loopt verder naar het monster wat steeds in hetzelfde ritme door de gang loopt, klop klop klop, klop klop klop doen zijn pootjes op de grond. Hij is bruin behaard met lange oren.
   "Hallo," zegt Sinne. Het monster stopt direct met bewegen.
   "Hallo..." zegt het monster. Hij bekijkt de twee kinderen van top tot teen, "jullie zijn niet van hier hè? vraagt hij.
   "Nee," zegt Sinne. "Dus jij bent de klopper?"
   "Nee, ik ben geen klopper ik ben maar gewoon Thales, natuurlijk.."
   "Thales?"
   "Thales, natuurlijk."
   "Thales, wat doe je hier dan?"
   "Ik oefen op mijn kloppen, natuurlijk. Morgen is het bal en dan moet mijn klop perfect zijn."
   "Dus je bent wel de klopper?"
   "Nee, de zoon van de koning is natuurlijk de klopper. Die kan het mooiste kloppen van iédereen," zegt Thales. Lukas komt dichter achter Sinne staan.
   "Ben je niet gevaarlijk?" vraagt hij aan Thales.
   "Mijn moeder zegt van niet, maar mijn vader zegt van wel. Ik weet het nog niet. Ik wil alleen maar beter worden in kloppen anders mag ik natuurlijk niet mee naar het bal."
   "Welk bal?" vraagt Sinne.
   "Het bal van de koningin. Dat is haar cadeau voor de prinses."
   "Prinses Amalia?" vraagt Lukas. Thales kijkt hem gek aan. Sinne maakt een gebaar dat hij Lukas maar moet negeren. "Wat?" vraagt Lukas. Sinne schudt haar hoofd.
   "Waarom mag je zonder klop niet naar het bal?" vraagt ze.
Thales trekt zijn wenkbrauwen op, "jullie zijn niet van hier hè?
   "Nee. Dat zei ik al," zegt Sinne.
   "Je kan natuurlijk alleen maar naar het bal als je je eigen klop hebt."
   "Mag je je klop niet met iemand delen?"
   "Met niemand," zegt Thales en hij knikt. "Anders is de deur te groot, of te klein natuurlijk."
   "Natuurlijk," zegt Sinne. "Mag iedereen naar het bal?"
   "Iedereen met een eigen klop."
Sinne kijkt Lukas aan, "dan moeten we een eigen klop verzinnen," zegt ze. "Thales, wil jij zeggen of de klop al bezet is?"
   "Natuurlijk."
Sinne klopt het ritme van Arend op de muur en kijkt hoe Thales reageert. Thales kijkt bedenkelijk. Ze klopt het nog eens om hem tijd te geven om na te denken.
   "Nee, die is al van een meneer," zegt Thales.
   "Dus Arend mag naar het bal," zegt Sinne blij, Thales knikt. "Lukas, jij moet er ook één bedenken, dan kunnen we samen!"
   "O dat zit wel goed," zegt Lukas.
   "Angsthaas," zegt Sinne. Lukas kijkt haar boos aan en loopt ook naar de muur. Hij bonst één keer op de muur. "Zo," zegt hij, "wat vindt je daar van?!" Maar Thales schudt zijn hoofd.
   "Dat is de oerklop, die kent iedereen natuurlijk."
   "Natuurlijk," mompelt Lukas, "het zal wel."
Sinne probeert een ritme met haar beide handen die elkaar snel opvolgen.
klop      klop     klop klop
      klop      klop             klop.
Ze kijkt Thales hoopvol aan. Thales knikt langzaam.
   "Maar kun je het ook kloppen?" vraagt hij. Sinne kijkt hem vragend aan. Thales herhaald zijn bewegingen, hij stapt in een driehoek heen en weer: klop klop klop, klop klop klop.
   "O," zegt Sinne. Ze probeert haar ritme te stampen maar het lukt niet zo heel goed omdat het wat snel is. Ze maakt het ritme langzamer, ze stampt een voet naar voren, stampt de tweede ernaast. Stampt een voet naar achteren, zet de tweede ernaast. Stampt dan om beurten een voet op haar plaats en springt dan kort de lucht in.
Stamp                   stamp                    stamp              boem klinkt het.
               Stamp                 stamp              stamp
Thales lacht, "die is goed," zegt hij, "ik heb nog niemand zo zien kloppen. Nu goed oefenen."
   "Mag ik ook springen?" vraagt Lukas.
   "Natuurlijk," zegt Thales
   "Natuurlijk," zegt Sinne.
Lukas springt drie keer achter elkaar in de lucht, maar niet zoals Sinne met zijn voeten bij elkaar, maar met wat ruimte tussen zijn voeten zodat het er nogal stijf uit ziet. Sinne moet ervan lachen.
Lukas springt nog even door, "dit is leuk," zegt hij.
   "Goed zo," zegt Thales, "jij ook goed oefenen, dan zie ik jullie morgen bij het bal."

woensdag 26 oktober 2016

Het kloppen (10)

De drie kruipers kriebelen door de gang naar de deur van de logeerkamer. Ze kruipen onder de deur door, Sinne volgt ze en opent voorzichtig de deur. Ze ziet hoe Flerk op haar wacht bij de oude kledingkast in de hoek en er daarna in kruipt. Sinne rent achter Flerk aan en opent de kastdeur. Het is pikdonker in de kast behalve wat licht dat door een kier in de achterwand schijnt. Flerk perst zich door de kier, Sinne klimt de kast in en onderzoekt de houten wand. Ze probeert haar vingers in de kier te wrikken maar hij is te nauw, dan voelt ze langs de hele wand. Er moet toch een manier zijn om ze te volgen. Ze loopt terug naar haar kamer en zoekt een zaklamp. Ze vind een zaklamp in haar bureaula. Ze loopt terug naar de gang en kijkt dan om, naar Lukas. Twijfelend blijft ze staan. Ze loopt terug en schudt hem wakker.
   "Lukas, kom mee, je moet dit zien!"
 Lukas draait zich om, "wat?"
   "Monsters, Lukas, kom mee!" zegt Sinne. Lukas schiet omhoog.
   "Monsters?"
   "Monsters," zegt Sinne enthousiast.
   "Zullen we niet gaan slapen?" zegt Lukas. Maar Sinne trekt hem al half over de grond achter zich aan. Lukas staat op, "oké, oké," zegt hij. Langzaam volgt hij haar. Sinne pakt zijn hand en trekt hem mee naar de logeerkamer. Ze stapt direct de kast in en schijnt met de lamp op de wand.
   "Monsters bestaan niet," zegt Lukas helemaal niet meer zo overtuigend.
   "Shhht, help me zoeken naar een handvat ofzoiets." Ze kan nog steeds niets vinden en probeert de zijwanden, daar ziet ze aan de onderkant een vierkante snede in de wand, ze drukt erop en een luik in de achterwand klikt open. De kier en het licht worden groter. Lukas stapt achteruit.
   "Laten we wachten tot het licht is," zegt hij.
Sinne lacht, "het is daar licht," zegt ze. Ze trekt de wand open, er valt een oranje licht de kast in. Sinne doet de zaklamp in haar zak en trekt Lukas mee naar binnen.

Samen staan ze in de meter tussen de muur, recht tegenover de deur van Arend, maar dit keer is de ruimte verlicht met oranje lampen waarvan Sinne niet kan zien waar ze precies vandaan komen. De lampen lijken in de lucht te zweven, in elk compartiment één, maar verder lijkt de gang vrij leeg te zijn. Sinne loopt een stukje verder, met Lukas recht achter zich, met zijn handen aan haar slaapshirt geklampt. Het kloppen verder in de gang gaat maar door: klop klop klop, klop klop klop. Dan springt Flerk tevoorschijn uit het compartiment naast hen. Lukas schreeuwt en springt achteruit, Sinne schrikt maar vangt hem op en knuffelt hem.
   "O jij," zegt ze, "het spijt me van gisteren." Flerk knuffelt haar terug en grinnikt, daarna springt hij naar de grond en kriebelt verder de gang in, naar de muur naast de deur van Arend. Hij tikt drie keer op de muur, waarna een klein deurtje open gaat, precies groot genoeg voor hem. Sinne zwaait naar hem, en weg is hij.
Dan draait ze zich om naar Lukas, die met grote ogen naar de kale muur staart.
   "Wat was dat?" vraagt hij.
   "Één van de zwarte kruipers," zegt Sinne, "of dat is hoe ik ze noem. Deze heet Flerk."
   "Ze doet haar naam eer aan," zegt Lukas, "dus ze doen je niks? Ze proberen niet je hoofd op te eten als je slaapt of zoiets?"
   "Ze doen niks. Kom, laten we eindelijk zien wie er klopt!"

dinsdag 25 oktober 2016

Het kloppen (9)

Ze drukte het voorwerp met haar vinger tegen de zijkant van de kleine lade, en kon het er zo uitlepelen. Haar vangst bestond uit een kleine bronskleurige sleutel. Als in trance loopt ze naar het deurtje naast de kast, steekt de sleutel in het slot en draait hem om. Het slot klikt, Sinne duwt de deur open en kijkt verbaasd naar het zwarte gat wat erachter zit. Ze concentreert zich op haar gehoor maar ze hoort niets, dan springt Fien opeens uit het zwarte gat, recht in haar gezicht. Sinne schrikt zich rot en kijkt boos naar hoe het gniffelende kruipertje weer weg tippelt. Ze had zich al afgevraagd waar Fien meestal zat, ze zal wel niet de enige zijn ook. Sinne stapt achteruit naar de deur van de kamer, zonder haar ogen van het zwarte gat te halen.
   "Jongens," roept ze naar beneden, "jongens!"
   "Wat is er?" klinkt Arend terug.
   "Ik heb een zaklamp nodig!"
De twee mannen komen naar boven gerend en gaan naast haar staan, met open monden kijken ze naar de geopende deur. Lukas wil graag weten hoe ze het voor elkaar heeft gekregen, daarna bekijken beide mannen de kleine lade in de kast. Lukas doet het voorzichtig, telkens werpt hij snel een blik op en zwarte gat. Het duurt Sinne wat te lang. Pas daarna zoekt Arend er een zaklamp bij, ze grijpt het brutaal uit zijn hand en rent lachend naar het deurgat, waar ze met de lichtbundel voor zich gericht doorheen kruipt. Lukas komt daarna, nadat Arend hem voor laat. Sinne schijnt rond door de ruimte. De ruimte is best groot, ze kunnen zelfs rechtop staan, ook Arend. Meteen links van de deur zit nog een muur dus gaan ze rechts. De gang loopt door tot de buitenste muur, de muren hebben allemaal uitstekende houten balken waardoor er een soort compartimenten lijken te ontstaan. Sinne schijnt de zaklamp heen en weer over de vloer en op alle kieren om voorbereid te zijn op zwarte kruipers, maar ze vinden niets. In één van de laatste compartimenten ligt alleen een oud stuk speelgoed. Geen goud en geen monsters. Ze lopen weer terug naar buiten en doen de deur weer op slot en de sleutel terug in de kleine lade, beneden gaan ze aan tafel zitten en eten ze koeken.
   "Jammer," zegt Lukas. Sinne zegt niets, ze kijkt naar de lijnen in het hout van de tafel en eet langzaam haar koek. Nu hebben Arend en Lukas nog steeds geen monsters gezien. Ze had ook moeten wachten met het openen van de deur, dan hadden ze Fien nog kunnen zien. Lukas gelooft niet dat die haar besprong toen ze de deur opende. Arend zegt dat het wel een mooie ruimte is. Lukas reageert meteen enthousiast dat ze er wel een clubhuis van kunnen maken, dat zij met zijn drie een club moeten vormen genaamd 'Lukas' trots', "ofzoiets."
Arend lacht, en zegt dat hij zich af vraagt of dat een goede naam voor hun club is. Hij suggereert één of ander moeilijk woord dat Sinne niet kent.
   "Sinne, verzin jij iets! Jij bent goed met namen!" Sinne kijkt op, Arend en Lukas kijken haar afwachtend aan, ze lacht. "De zwarte kruipers," zegt ze, "of: 36 zwarte kruipers."
Lukas denkt na, "waarom 36?"
   "Er zijn 33 zwarte kruipers, en wij drie."
   "Hmmm," zegt Lukas, "houdt het maar op 'De zwarte kruipers' dan." Arend is het ermee eens.
De rest van de dag zoeken ze naar spullen voor in hun clubhuis, want een clubhuis is niets zonder schatten. Arend laat de twee kinderen uitzoeken wat ze willen uit de spullen die ze verplaatst hebben. Ze proppen een paar kussens van een oude bank door het deurtje en leggen ze achterin op de grond neer, om op te zitten. Lukas vind een oude poster van een landkaart en haalt van thuis zijn zwarte piratenvlag. Daarna komt hij met een weekendtas aanlopen.
   "voor vanavond," zegt hij. Sinne was het alweer bijna vergeten. Lukas komt natuurlijk slapen, dan kan hij alsnog de monsters zien.

Maar die avond komen de monsters maar niet tevoorschijn. Zijn ze boos op Sinne omdat ze gisteren zo onaardig deed? Ze bied hen allemaal hun excuses aan, terwijl Lukas haar raar aankijkt.
   "Er is niks," zegt hij, "we gaan slapen." Lukas gaat op het matras op de grond liggen en valt al heel snel in slaap, Sinne ligt wakker in bed. Ze zullen toch wel terug komen? Ze is onaardig geweest tegen ze, niet alleen gisteravond, maar ze vind ze alsnog wel lief. Dan hoort ze iets, Sinne gaat omhoog zitten. Gekriebel onder het bed, een knipperend oog in de kast, een glibberende tentakel in de donkere hoek naast de speelgoedkist? Ze ziet Flerk bij de deur terwijl Geest en Griezel onder de deur door kruipen. Flerk kijkt naar haar op en kruipt er dan zelf onderdoor. Sinne staat op en volgt ze.

maandag 24 oktober 2016

Het kloppen (8)

Arend stapt uit en drukt op het knopje van zijn autosleutel, de auto bliept vrolijk. Sinne kijkt naar haar huis om te zien of haar moeder niet toevallig voor het raam staat. Snel volgt ze Arend naar zijn huis en gaat mee naar binnen. Hij maakt limonade om mee naar boven te nemen en vraagt of ze een leuke dag hadden. Lukas verteld enthousiast over zijn droom die ochtend, dat er een schat in de meter tussen de muur verborgen lag en wat ze daar allemaal mee konden doen. Sinne houdt zich stil, ze kijkt naar het schilderij met de vrouwen met dikke billen wat voor het Christus beeld staat. Lukas wil gewoon de waarheid niet zien, denkt Sinne. Maar vanavond zal hij er niet meer omheen kunnen. Ze lopen samen naar boven, dit keer heeft Sinne meer geduld. Ze moeten toch nog wat spullen wegzetten. Het is niet veel meer en samen hebben ze de muur zó leeg, of bijna dan. In de hoek staat nog een loodzware kast van donker hout, die ze zelfs met zijn drieën niet van zijn plek krijgen. Maar ze zien geen deur. Arend verteld dat de kast er al stond toen hij in het huis kwam wonen maar dat zelfs de verhuizers hun rug er niet aan wilden wagen. Hij had de kast wel mooi gevonden en dus maar niet verder gezocht naar een manier om hem te verplaatsen.
   "Wedden dat de deur precies achter die kast zit?" zegt Lukas.
Sinne zucht, "als we jouw geluk hebben wel." Arend loopt naar de hoek van de kamer en klopt daar op de muur, het klinkt net zoals bij Sinne als ze op haar muur klopt, als een massieve muur. Dan schuift Arend een stap opzij en klopt daar nog eens, zo gaat hij de muur langs tot de kast.
   "Hmm," zegt hij, "misschien heb je gelijk Lukas, als er al een deur is." Sinne loopt ook naar de muur en klopt er ook op, net als Arend, maar dan een stuk lager natuurlijk.
   "Wat doe je?" vraagt Lukas, "je hoorde Arend toch."
   "Ik wil het zeker weten," zegt Sinne, "we moeten het zeker weten." Ze gaat net als Arend de muur af, al kloppend, tot het nèt voor de kast holler klinkt dan bij de rest van de muur. Geschrokken kijkt Sinne op, de mannen lopen naar haar toe. Arend klopt rond het punt waar zij klopte, een paar centimeter boven waar Sinne klopte klinkt het niet meer hol. En ook heel breed is de holte niet.
   "Het is dan wel een kleine deur, vast een soort kruipruimte," zegt Arend.
   "Waar waarom zien we niks?" vraagt Lukas.
   "Er is overheen behangen," zegt Arend. Hij gaat terug naar beneden om een stanleymes uit de garage te halen. Sinne is over haar vermoeidheid heen, ze staat bijna te springen op haar benen. Lukas staat stil een stuk achter haar, met zijn handen op zijn rug. Zie je wel, denkt Sinne, hij is bang. Arend komt terug en zet het mes in het behang. Hij begint op het behang in te snijden, Sinne giechelt, er is tenminste een man bij hen die niet bang is. Misschien is Lukas nog een te jonge man en moet hij nog in zijn hart groeien. Zoiets heeft ze haar moeder wel eens horen zeggen. Ze helpt Arend om flarden behang van de muur te trekken, het zijn meerdere lagen maar Arend snijdt er enthousiast op in. Dan komt er eindelijk een deur tevoorschijn. Een kleine deur van donker hout en een sleutelgat. Sinne probeert de hendel maar het slot zit erop. Terneergeslagen kijken ze naar de kleine deur die hen heeft verslagen. Sinne schopt ertegen en blijft staan kijken.
   "Heb je geen sleutel, Arend?"
   "Ik heb naast de huissleutel geen sleutels ontvangen bij de overdracht van het huis," zegt hij.
   "En nu?" vraagt Lukas. Arend zegt dat hij misschien het slot kan laten vervangen of met een hamer de deur in kan slaan, "al ziet het hout er erg stevig uit," zegt hij.
Lukas haalt zijn schouders op. "Geen goud dus."
   "Geen goud," zegt Arend. Willen jullie nog wat drinken beneden? Dan maak ik nog wat limonade. En ik heb lekkere koeken gehaald, die hebben we wel verdient. Lukas' gezicht klaart op en samen gaan de mannen richting de trap.
   "Ga je niet mee?" vraagt Lukas.
   "Ik blijf nog even," zegt Sinne.
   "Ik eet je koek wel op," zegt Lukas en hij rent naar beneden. Arend vraagt of ze zo dan komt, en volgt daarna Lukas de trap af. Sinne gaat voor het deurtje op de grond zitten, boos kijkt ze naar het sleutelgat. Ze fantaseert dat ze een meester dievegge is, die alle sloten kan openen en de schat steelt en hem niet deelt met Lukas, omdat hij niet in monsters gelooft. Maar de deur blijft dicht. Ze staat op en loopt achteruit naar de trap. Van een afstandje lijkt het hout van de kast wel dezelfde kleur te hebben als dat van het deurtje. Misschien is het ook dezelfde kleur? Sinne loopt terug naar de kast en trekt één voor één de lades open, ze vind niks. Als iemand een sleutel zou willen verstoppen waar zou die dat dan doen? Waar zou een meester dievegge dan zoeken? Ze opent de lades allemaal nog eens en klopt op de zijkanten en achterkant. Dan ziet ze in de achterkant van de middelste lade een klein gouden handvat. Ze trekt eraan en er komt een hele kleine mini lade uit, waar net twee vingers in passen. Ze voelt met één vinger in de lade, ze voelt iets kleins en kouds.

vrijdag 21 oktober 2016

Het rijk van Dionysos - Pre-kater deel IV

Floris loopt plechtig over de eindeloze oprijlaan. Door de bosjes is het einde ervan nog niet te zien maar ik vraag Floris niet hoe ver het is. De bossen zijn prachtig, en het ziet er veelal exotisch uit. Ik vraag me af hoe deze bomen en planten hier overleven, het is net alsof we in een ander werelddeel beland zijn. Het zonlicht wordt door de takken doorgelaten waardoor de morgenmist zacht kolkend oplicht. Dan zien we eindelijk het gigantische huis aan het einde van de oprijlaan. De bebossing verdunt waardoor een druivenveld zichtbaar wordt.
   "Zijn we in Griekenland, Floris?" Floris reageerd niet, hij loopt verder naar het gigantische witte huis. Voor de deur van het huis staat een man die er exact uit ziet als die voor de poort stond, hij knipoogt en opent de deur. Floris staat stil en ik stap af. Binnen staan verscheidene pilaren waar doeken tussen hangen in warme kleuren. Er staat meerdere schalen druiven en voor mijn neus staat een open lift met een rode divan erin. Naast de divan staat een tafeltje met een karaf en glazen en naast de knoppen van de lift staat weer dezelfde man. Onwillekeurig kijk ik om, maar de deur achter me is gesloten. Verder lijkt het huis een gigantische ruimte met marmeren vloeren en pilaren te zijn, met overal die doeken en hier en daar druivenplanten en schalen. We stappen de lift in, de man knikt en zegt dat ik naar gelang van de drank genieten mag. De vloeistof in de karaf is goudgeel kleurig.
   "Wat is het?" vraag ik.
   "Nectar, noemen ze het," zegt de man, "maar als u iets anders wilt, is het iets anders."
   "Als ik iets anders wil?"
   "Bedenkt u eens iets."
Ik moet aan mede denken, de drank die naast nectar door de goden gedronken werd.
   "Proeft u maar," zegt de man. Ik schenk wat vloeistof in een glas en proef het. Het smaakt naar lindebloesem en honing, dat zal inderdaad wel mede zijn. Floris stoot zijn kop langs mijn been, ik kijk naar beneden en zie dat hij een verhoogde kristallen drinkbak naar me toe heeft geschoven. Als er geen gigantische kwijlende kat naast de bak had gezeten, dan had ik kunnen menen de graal te hebben gevonden. Die was me nog niet eens opgevallen. Ik houdt de karaf omhoog, Floris' tong kruipt omhoog uit zijn mond en schuurt naar boven zodat zijn snorharen ombuigen, Ik maak aanstalte om in te schenken maar kom dan weer omhoog.
   "Mag hij dit?" vraag ik aan de man. Een diep gegrom klinkt vanuit het binnenste van Floris. De man glimlacht en knikt met getuitte lippen en gesloten ogen. Zijn 'vooruit' gezicht, denk ik.
Ik schenk de vloeistof in de waterbak van Floris. Die gaat liggen en likt langzaam de vloeistof op.
   "En als ik toch liever de nectar ook wil proberen?" De man maakt een 'ga je gang' gebaar door zijn hand uitgestrekt naar de karaf te wijzen. Ik drink de mede op en schenk opnieuw in. Ik nip aan de drank en verrek, het is nog zoeter dan net. De graal van Floris maakt een schuivend geluid, hij is leeg. Ik schenk Floris nog eens bij.
   "Wilt u niet?" vraag ik aan de man.
De man glimlacht, "Misschien later," zegt hij, "Naar watvoor feest wilt u eerst?"

donderdag 20 oktober 2016

Het kloppen (7)

Die nacht is Sinne te opgewonden om te slapen, al is ze ontzettend moe.  Ze klopt afwezig op de muur, maar het kloppen stopt niet en reageert niet. Arend zal wel slapen, denkt Sinne. Volwassenen kunnen er niet tegen als ze weinig slapen, dus Arend heeft oordoppen gekocht. Hij zei dat hij ze niet eens in zijn oor voelde zitten en toch het kloppen niet meer kon horen. Sinne vind dat er iemand wakker moet zijn 's nachts om te horen of het kloppen nog wel door gaat. Ze denkt aan de deur in Arends opslagkamer. De deur moet er zijn maar Arend zei dat hij daar geen deur gezien had, niet bij de bezichtiging en niet nadat hij er in trok. Er móét een deur zijn. Het is hem toen vast niet opgevallen, denkt Sinne. Morgen vinden ze de deur vast, en dan zien ze eindelijk wat het kloppen veroorzaakt. Vast een gigantisch monster wat boos heen en weer stampt, wacht tot zijn minderen hem brengen wat hij hebben wil. Of een monster met harde poten bijvoorbeeld van hout of met schelp eromheen. Ze zit tegen de muur en ziet hoe een kruiper van onder haar bed in de onderste lade van haar nachtkastje kruipt, het moet dus Lodewijk of Harald zijn. Die vechten steeds om die plek. Waarschijnlijk is het Lodewijk want Harald blijft altijd bij het kastje in de buurt. Ze loopt er naartoe en grijpt hem bij zijn kriebelpootjes zodat hij ondersteboven uit haar hand hangt.
   "Jullie moeten me niet meer laten schrikken!" zegt ze. Lodewijk knippert, Sinne houdt hem dichter bij haar gezicht. "Zoek iets anders om te doen, hoor je!" Ze zegt het bozer dan haar bedoeling was. Prrrrrrr! Lodewijk schudt zich los uit haar greep en duikt onder de dekking van het kastje.
Sinne gaat in bed liggen, het kan haar niet meer schelen tot hoe laat het kloppen door gaat. Ze wil nu eindelijk wel slapen, het kloppen gaat onverstoorbaar door. Ze doet haar ogen dicht en hoopt dat ze snel zal slapen, dan voelt ze de zwarte kriebelpootjes van Flerk langs haar gezicht strijken. Sinne opent haar ogen, Flerk kruipt zo voorzichtig als ze kan langs Sinne, maar niet voorzichtig genoeg. Boos pakt Sinne haar op en gooit ze haar bovenop de kledingkast.
   "Blijf daar!" zegt Sinne boos. Flerk rolt over de kast tot ze weer op haar pootjes staat en duikt dan snel weg. Sinne kijkt de kamer rondt, Archibald trekt zich terug in zijn hoek en ze ziet ook hoe Rook, As, Riet en Kobalt, die door de kamer kropen op weg naar hun favoriete verstopplekken, zich snel verstoppen. Sinne gaat weer liggen en legt haar hoofd onder haar kussen. Zo valt ze eindelijk in slaap.

Als Lukas de volgende morgen aan belt of Sinne 'buiten komt spelen', is ze pas net beneden. Ze vecht tegen de slaap en propt langzaam haar boterham met pindakaas naar binnen. Het brood valt zwaar en is droog maar de thee helpt niet bij het wakker blijven. Als haar moeder weg kijkt schudt ze met haar hoofd zodat haar moeder niet ziet dat ze met moeite haar hoofd bij haar bord op tafel kan houden. Als haar broodje op is mag ze eindelijk met Lukas mee naar buiten. Lukas lacht en vraagt of ze lekker geslapen heeft.
   "Nee," zegt ze nukkig, "ik wilde zeker weten dat het kloppen door ging."
   "En?"
   "Om half vier stopte het."
   "Ben je zo lang opgebleven?" vraagt Lukas. Sinne zegt niets. De twee kinderen lummelen wat rond het speeltuintje vlak bij hun huis.
   "Arend moest werken, moest ik zeggen van hem," zegt Lukas.
   "O," zegt Sinne.
   "Maar hij heeft maar een korte dag, want het is een snuffeldag bij een nieuwe baan."
   "O."
Ze gaan beiden op een schommel zitten en wachten rustig. Sinne gaapt.
   "Denk je echt dat het een monster in de muur is?" Vraagt Lukas. Sinne zegt "ja."
   "Zelfs al bestaan monsters niet?"
   "Je moest mijn kamer eens zien 's nachts," zegt Sinne. Lukas kijkt haar aan maar Sinne staart met half dichtgeknepen ogen voor zich uit.
   "Ik kan vragen of ik bij je mag logeren, dan kan jij slapen en dan let ik op het kloppen," zegt hij met zijn borst vooruit.
   "Je bent bang voor monsters," zegt Sinne.
   "Niet waar!" Zegt Lukas, "Jij ziet gewoon schaduwen, monsters bestaan niet."
   "Best hoor, dan zie je het eindelijk eens."
   "Ik ga het meteen vragen," zegt Lukas en hij rent naar huis. Sinne loopt ook naar huis en vraagt het haar moeder. Die vind het allemaal best, en haar vader was er ook nooit moeilijk in. Sinne zit alweer op de schommel als Lukas terug komt rennen.
   "Het mag!" zegt hij blij. Achter hen remt een auto, het is Arend. Lachend zwaait hij naar hen.

woensdag 19 oktober 2016

Het kloppen (6)

Zodra ze binnen zijn verteld Sinne aan Arend dat het kloppen misschien niet klopt maar loopt.
   "Natuurlijk," zegt Arend, "ik denk dat je gelijk hebt."
Lukas kijkt hen beide verbaasd aan, "gelooft u ook in monsters?" Vraagt hij aan Arend. Arend knikt.
   "Omdat monsters bestaan, dombo," zegt Sinne.
   "Ik geloof het toch niet," zegt Lukas, "er is niks van waar."
   "Je zal het vanzelf wel zien," zegt Sinne, "wij gaan ontdekken welk monster er in de muur zit."
Lukas slikt, "jullie zoeken de monsters op?" Sinne knikt hartvochtig. Arend glimlacht en legt de papieren op tafel. Het zijn de bouwplannen van zijn huis.
Arend wijst naar de muur. "tussen onze muren zit ongeveer een meter ruimte," zegt hij, "dat is heel veel."
   "Misschien is het wel een heel groot monster," zegt Sinne enthousiast.
   "Het zal wel," zegt Lukas. Arend strijkt de kreukels uit de papieren en bekijkt ze één voor één. Er staan verschillende dingen op zoals elektra en waterleidingen en mogelijkheden tot uitbouwen. Ze volgen overal de muur tot ze op één van de bouwpapieren iets zien wat op de meeste niet staat: een deur. Het was de kaart met de originele bouwplannen.
   "Misschien is hij niet eens gebouwd," zegt Arend, om beurten kijken de drie elkaar aan.
   "We gaan kijken!" roept Sinne en ze sprint de trap op. "Kom!" roept ze, naar de mannen die haar langzaam volgen. Ze wacht niet tot ze de trap beklommen hebben en rent meteen naar de achterste rechter deur. Daar vindt ze een grote hoeveelheid spullen en meubelstukken.
   "Wat een rommel, Arend!" roept ze, "dat had ik niet van je verwacht!"
Arend lacht, "het is de kamer die ik als opslag gebruik. Wacht je even met zoeken?"
   "Goed, hoor!" roept Sinne, gevolgd door een harde knal. Arend en Lukas rennen naar de kamer en zien daar Sinne naast een grote hoeveelheid scheef liggende spullen staan, met haar hand voor haar mond geslagen. "Oeps," zegt ze.
   "Ik schrok me dood," zegt Lukas boos, "waarom doe jij nooit voorzichtig?!"
   "Het ging per ongeluk," zegt Sinne al net zo boos.
   "Jongens, meisjes," sust Arend hen, "helpen jullie liever even om voorzichtig de spullen naar de andere kant van de kamer te verplaatsen."

Met zijn drieën sjouwen ze de spullen die voor de muur staan, naar de andere hoek van de kamer. Arend zet een gezellig muziekje op en maakt een kan limonade zodat ze tussendoor wat kunnen drinken. Ze schieten erg goed op maar de tijd gaat sneller dan ze willen. Het schemert al tegen de tijd dat de muur leeg is. Lukas schrikt en zegt dat hij naar huis moet en dat ze niet verder mogen zonder hem. Arend stuurt Sinne ook naar huis, voor haar moeder weer aan belt. Sinne denkt dat hij een beetje bang voor haar geworden is en daar geeft ze hem wel een beetje gelijk in. Ze is enger dan de monsters in haar kamer.
   "Morgen," zegt Arend, "morgen kijken we of er écht een deur is." Sinne snapt niet dat hij zo lang kan wachten maar heeft zelf geen keus.

dinsdag 18 oktober 2016

Het kloppen (5)

Het is een langzamer ritme dan 's nachts al ging dat ook per drie. Sinne stopt met kloppen en luistert naar het kloppen in de muur. Het gaat in hetzelfde ritme door, zou ze het monster in de muur nu dan toch wakker gemaakt hebben? Ze heeft het kloppen nog niet overdag gehoord. Ook nu lijkt het heen en weer te bewegen binnen de muur maar het gaat niet langs de hele muur zoals eerst. Sinne staat op en loopt langs de muur en probeert te bepalen waar het monster precies zit. Hij zit precies tegenover haar bed. Ze gaat tegen de muur zitten en probeert nog eens het ritme van Arend te kloppen, het kloppen binnen in de muur stopt. Dan klopt het haar kant op, als twee voetstappen. Voetstappen, loopt er iemand door de muur heen en weer? Dat moet ze Arend vertellen. Ze klopt zijn ritme nog eens op de muur en wacht. Er gebeurt niets.
   "Sinne, kom je eten?" roept haar moeder naar boven. Sinne staat op en gaat naar beneden.

De volgende dag gaat Sinne zo snel ze kan buiten spelen. Ze kan niet wachten tot Arend thuis komt en ze hem over het lopen kan vertellen. Ze tekent monsters met stoepkrijt om de tijd te doden. Archibalt tekent ze midden op het plein, er omheen tekent ze de zwarte kruipers, alle drieëndertig. Daarna geeft ze hen namen.
Steven zit altijd in de badkamer, Nim zit altijd in de vaas op de gang, Lien is te bang om over de brandweerwagentrap naar boven te klimmen.  Misschien is ze te hard voor ze, ze zal de volgende keer wel gewoon vragen of ze haar niet willen laten schrikken. Maar ze vervelen zich zo snel. Tor die in haar speelgoedkist doet alsof hij een knuffelbeest is, Tippi die onder haar dekens kruipt, Noami die in de kleding aan de kleerhangers hangt en Yai die zich in haar onderbroeken la verstopt. Lukas komt naar buiten.
   "Ben je weer bezig?" Vraagt hij.
   "Ik geef alle zwarte kruipers namen," zegt Sinne, "weet jij nog goede namen?"
   "Lukas, dat is een goede naam."
Sinne kijkt bedenkelijk, "hmm," zegt ze, "ik weet het niet. Klinkt dat niet een beetje als een klein jongetje?" Lukas knijpt zijn ogen samen, Sinne trekt het meest onschuldige gezicht dat ze trekken kan.
   "Lukas is een sterke mannen naam, voor een heel sterke man die heel stoer is," zegt Lukas. Sinne schiet in de lach. "Vind jij van niet?" Vraagt Lukas verontwaardigd.
Sinne knikt langzaam, "Lukas," zegt ze, "dat is meer een naam voor... jongetjes die bang zijn voor monsters."
   "Echt niet!" roept Lukas. "Monsters bestaan niet eens!"
   "Dat zeg je alleen omdat je bang voor ze bent!" zegt Sinne en ze rent weg. Lukas rent achter haar aan.
   "Pak me dan!" roept Sinne lachend. Als Lukas haar niet te pakken krijgt stopt hij met rennen.
   "Zullen we iets anders doen?" Vraagt Lukas.
   "Goed," zegt Sinne, "maar alleen tot Arend thuis komt, dan moet ik weg." Ze tekenen samen met stoepkrijt. Lukas tekent een superman met een grote L op zijn kleren en Sinne gaat verder met het tekenen van de kruipers. Ze tekent Binne, Banne en Bas die altijd met zijn drieën in de lampekap dansen en zo enge schaduwen op de muur werpen.
 Er parkeert een auto, Arend stapt uit. Hij heeft papieren bij zich.
   "Doei!" zegt Sinne tegen Lukas.
   "Mag ik mee?" vraagt Lukas, "ik heb al gegeten dus ik hoef pas weer naar binnen voor het avondeten."
Sinne kijkt Arend aan, ze heeft liever niet dat Lukas mee gaat, het is hun avontuur en Lukas gelooft niet eens in monsters.
   "Natuurlijk," zegt Arend. Samen gaan ze naar binnen.

maandag 17 oktober 2016

Het kloppen (4)

Sinne drinkt haar limonade. Arend is heel aardig. Hij gelooft wel in monsters, niet zoals Lukas die wel bang voor ze is maar niet in ze gelooft. Arend vraagt of ze zijn kant van haar slaapkamermuur wil zien, misschien ziet zij iets wat hij niet ziet. Als de limonade op is, gaan ze samen naar boven. De kamer van Arend is netjes, een beetje saai zelfs. De muren zijn blauw tot de helft en verder wit. Zijn bed is grijs met een nachtkastje ernaast en een lamp met een grijze kap erop. Er staat een kleerkast tegen de klopmuur met netjes opgevouwen kleren erin.
   "Heb jij ook een boeman in de kast?" Vraagt Sinne.
   "Nee," zegt Arend, "ik heb maar een heel gewone, saaie kast."
   "En zwarte kruipers onder uw bed?"
   "Nee, alleen een saai extra matras."
Sinne lacht, "dat is best wel saai." Arend lacht ook. Sinne loopt een rondje maar ontdekt niets geks. Ze klopt op de muur maar krijgt geen antwoord. Zou het een nachtmonster zijn die in de muur woont? Misschien kan ze hem dan wakker kloppen. Ze klopt zo hard als ze kan, Arend klopt nog harder mee, daarna stoppen ze allebei en luisteren. Niets.
   "Zou er veel ruimte tussen onze muren zijn?" Vraagt Sinne.
 Arend haalt zijn schouders op. "Ik weet het niet. Maar misschien kan ik het wel uitzoeken, in het publieke archief hebben ze alle plattegronden van de huizen, ik zal ze morgen wel opvragen."
   "Goed," zegt Sinne blij. "Dan ga ik nu weer naar buiten, voor mijn moeder me zoekt."
Arend kijkt bang. "Goed idee," zegt hij. Hij loopt met Sinne mee naar beneden en laat haar uit.
   "Kom je morgen middag langs?" Sinne knikt en stapt naar buiten. Haar moeder steekt net haar hoofd naar buiten om te zien waar ze heen was.
   "Sinne! Valt de buurman je lastig?!" Ze beent naar buiten en grijpt Sinne bij de arm. "Gaat het?"
   "Mam! Er is niks aan de hand," zegt Sinne. Maar haar moeder trekt haar mee naar binnen, duwt haar voor zich uit de gang in en kijkt Arend woedend aan. Daarna gooit ze de deur dicht. "Ben je oké?" Vraagt haar moeder. "Blijf maar liever bij hem uit de buurt, Sinne. Ik vertrouw hem niet."
   "Ik vind Arend aardig," zegt Sinne.
   "Je blijft bij hem uit de buurt, hoor je. Je speelt voortaan maar in de achtertuin."
Sinne schudt boos haar hoofd. Haar moeder pakt haar bij de bovenarm vast.
   "Je blijft uit zijn buurt!" Ze knijpt in Sinne's arm. Sinne trekt haar arm los en kijkt boos voor zich uit.
   "Arend gelooft tenminste ook in monsters," zegt ze.
   "Sinne, kijk me aan," zegt haar moeder. Sinne negeert haar en blijft voor zich uit staren. "Monsters bestaan niet. Je blijft bij die Arend uit de buurt. Een volwassen man die in monsters gelooft, daar is iets mis." Sinne blijft voor zich uit staren. Haar moeder loopt naar de keuken. Sinne gaat naar haar kamer en gaat tegen Archibalt aan zitten. Afwezig klopt ze het ritme van Arend op de muur. Klop, klopperdeklop, klop klop. Klop klopperdeklop, klop klop.
Klop klop klop, klop klop klop, klinkt het aan de andere kant van de muur.

vrijdag 14 oktober 2016

Het rijk van Dionysos - Pre-kater deel III

Ik vouw mijn benen zo goed mogelijk over het warme lichaam van de jaguar en probeer zo te gaan zitten dat mijn benen de grond niet raken.
"Het was makkelijker geweest als je een luipaard was," zeg ik tegen Floris, "die zijn net even langer."
Alsof Floris dat niet wist, maar die gaf geen commentaar. Al dacht ik hem wel even te zien zuchten. Hij zal wel denken: altijd hetzelfde, dan willen weer ze liever een leeuw, dan weer een luipaard... Ik klop Floris op de rug.
"Ik ben blij met je hoor." Floris kijkt om en beweegt zijn oren heen en weer. Ik trek mijn benen omhoog.
"Goed," zeg ik, "Ik ben er klaar voor."  Maar Floris blijft staan. Ik zet mijn voeten weer neer en ga weer anders zitten. Ik vind een fijnere manier om te zitten, waarbij ik niet de hele tijd mijn voeten omhoog hoef te trekken. Floris schiet er vandoor, de trappen van het appartementencomplex af, langs buurvrouw Sien de deur uit. Ik vraag me af waar we heen gaan, maar besluit het niet te vragen. Floris zal me toch alleen maar droog aankijken. Sneller dan ik verwacht, herken ik de omgeving niet meer. Floris springt over een hek en rent door achtertuinen verder. Ik hoor mijn buurvrouw weer zeggen hoe de jeugd geen respect meer voor de paden heeft. Toen kon ik niet anders dan denken aan hoe iemand naast de paden zou lopen om de tegels niet te beledigen als zij vieze schoenen had.
Floris springt over een laatste achtertuinhek, de straat weer op. We rennen langs steeds minder huizen en steeds meer bosjes. Dan begint hij vaart te minderen. Voor een gigantisch hek met daarachter een gigantisch bos en een gigantische oprijlaan waarvan ik het einde niet kan zien, blijft hij staan.
"Wat groot," zeg ik. Floris kijkt droog om. Er staat een deftige man naast de ingang. Vast Engels, denk ik.
"Welkom thuis, mevrouw Dionysos," zegt hij.
"Oo," zeg ik, "Dionysos, dat is het." De Engelse man glimlacht.
"Welkom thuis."
"Meneer," vraag ik, "weet u toevallig hoe lang ik Dionysos zal zijn? Is dit permanent of...?"
"Exact 24 uur, mevrouw."
"Aha." zeg ik, "dus dat is hoe Dionysos nooit een kater krijgt, en ik maar denken dat hij daar speciale krachten voor had." De man lacht.
"Al zin in morgen?" vraagt hij. Ik lach ook.
"Nee," zeg ik, "maar wel in vandaag." De man knikt en opent het gigantische hek.

donderdag 13 oktober 2016

Het kloppen (3)

Als haar moeder Sinne komt wekken, doet ze met moeite net alsof ze makkelijk wakker wordt. Haar moeder kijkt wantrouwig naar haar wallen maar vraagt niet verder als Sinne zegt dat ze goed heeft geslapen. Sinne heeft vandaag vrij, haar moeder laat haar rustig wakker worden maar stuurt haar daarna naar buiten om te spelen. Ze heeft niet zo'n zin om Lukas op te halen, die gelooft niet in monsters en ze is te moe voor zijn voetbal trucs. Ze zwerft wat over de pleintjes in de buurt en loopt rondjes die haar weer naar haar eigen voordeur leiden. Ze gaat op de stoep zitten en gluurt naar het huis van de buurman, de gordijnen zijn nog dicht. Ze zoekt naar mooie steentjes in de voornamelijk witte grindtegels. Ze heeft al een paar favorieten die ze er al meerdere keren uit had geprobeerd te wrikken. Ze tuurt nog eens naar het huis van de buurman, het gordijn van de eerste verdieping hangt nu met een kier in het midden. Sinne staat op en loopt naar de voordeur van de buurman, dan twijfelt ze. Zal ze wel aanbellen? Hij valt vast nog onder de noemer 'vreemden waarmee ze niet mag praten.' Ze probeert door het matte glas van de deur te gluren maar ziet niet meer dan schaduwen. Ze stapt achteruit, besluit dat ze beter bij Lukas kan aanbellen dan hier. Dan hoort ze gestommel op de gang, een slot dat open klikt en dan gaat de deur een beetje open. Net genoeg voor het hoofd met kort bruin haar van de buurman. Eerst kamt hij de omgeving af met een langzame blik, daarna richten zijn vaalblauwe ogen zich op Sinne, die haar meest beleefde glimlach op zet en onschuldig zwaait.
   'Wil je binnenkomen?' vraagt hij, Sinne denkt na en knikt langzaam. Ze is te nieuwsgierig en als haar moeder zich ongerust maakt, zal ze hier wel als eerste controleren, misschien na Lukas' huis.
 
Er staan nog veel dichte dozen, eigenlijk in alle kamers. Maar alles is al wel overgeverfd of behangen. Alles ziet er nogal simpel uit, de meubelen zijn van hout en de lampen hebben geribbelde lampenkappen. Ze vindt het maar ouderwets. De buurman vraagt of ze iets wil drinken, ze knikt.
   'Koffie?' vraagt hij, Sinne kijkt hem onderzoekend aan. 
    De man lacht en zegt: 'limonade mag ook.'
   'Limonade,' zegt Sinne. De buurman loopt naar de keuken, Sinne loopt wat door de kamer. Er hangt een kleedje over de LCD televisie, dat lijkt haar maar onhandig. Op een lege boekenkast staat een schilderij van vrouwen met dikke billen, maar hij lijkt niet tegen de muur te leunen. Sinne kijkt richting de keuken en zet een voet op de onderste plank van de kast om te kunnen zien wat erachter zit. Ze kan het niet goed zien en klimt nog een plank omhoog.
   'Kun je het zien?' vraagt de buurman, Sinne schrikt en snel klimt ze van de kast af. Ze durft de buurman met de twee glazen met roze water niet aan te kijken.
   'Nee,' zegt ze zacht. De buurman lacht.
   'Wacht maar.' Hij loopt naar de kast en tilt het billenschilderij omhoog. Daar hangt een houten Christusbeeld aan de muur.
   'Was je boos op Jezus?' vraagt ze.
   'Hij mag er best wezen,' zegt de buurman, hij kijkt Sinne aan, Sinne kijkt met opgetrokken wenkbrauwen terug. 'Ik heb gewoon niet altijd zin om hem aan te kijken.'
    Dat snapte Sinne wel.

   'Ik heb ook niet altijd zin in Lukas en ook niet altijd in Archibald,' zegt ze.
   'De buurjongens?'
   'Lukas, Archibald is een monster.'
   'Is hij te eng om aan te kijken?'
   'Nee hoor, hij is niet zo'n goed monster,' zegt ze. 'hij is soms een beetje vervelend. Geloof jij in monsters? Lukas zegt dat hij er niet in gelooft. Klopte jij gisteravond op de muur? Of u, klopte u?'
   'Jij, en ja wel even. Klopte jij toen terug?' 
   Sinne knikt. 
    'Dus wij zijn allebei niet de klopper.' 
    Sinne blijft knikken. 
    'Enige idee?' vraagt hij.
    'Nee,' zegt Sinne, 'een klopgeest?' 
    De buurman glimlacht. 'Dat kan,' zegt hij. 
    Sinne lacht ook en haalt haar schouders op.
   'Hoe heet u?' vraagt ze.
   'Arend, en jij?'

woensdag 12 oktober 2016

Het kloppen (2)



Het kloppen gaat de hele nacht door, en verschuift over de hele muur. Sinne is gek op de nacht, het is de enige tijd dat ze niet hoeft te doen alsof zij met de poppen speelt en zij zelf niet mee spelen. Maar als je echt niet kan slapen is er niets aan, al helemaal niet als zelfs de monsters bang in hun hoekjes kruipen. Ze ligt klaarwakker onder de dekens, zelfs nog een tijd nadat het kloppen eindelijk is gestopt.

De volgende ochtend krijgt Sinnes moeder haar bijna niet wakker. Haar moeder vraagt wat ze de hele nacht gedaan heeft. Sinne twijfelt maar verteld haar over het kloppen de hele nacht.
    'Echt? Ik heb niks gehoord,' zegt haar moeder. 
    Sinne haalt haar schouders op en gaapt.
    'Ik ga bij de buurman langs,' zegt haar moeder, 'als hij mijn kind de hele nacht op houdt krijgt hij het nog moeilijk hier.' 
    Boos loopt haar moeder naar beneden, naar de gang. Sinne volgt haar snel. Haar moeder beent zó naar buiten en klopt hard op de deur van de buurman. Sinne blijft een beetje achter haar staan, ze vindt het nog steeds gek dat de monsters in hun hoekjes kropen, meestal reageren ze niet zo op nachtgeluiden. In de eerste instantie doet niemand open. Haar moeder begint tegen de deur te schreeuwen dat ze zijn auto ziet staan. Dan horen ze gestommel in de gang, niet lang daarna gaat de deur open.         
    Een man met stoppels en een gestreepte pyjama doet open en bekijkt het stel dames in nachtjaponnen die voor zijn deur staan. Hij wrijft over zijn gezicht en zegt: 'ja?' 
    Sinnes moeder stapt naar voren en grijpt zijn pyjama. 'Heb jij mijn dochter wakker gehouden met je geklop?' 
    De man kijkt geschrokken van de moeder naar de dochter, zijn huid ziet er grijs uit in het licht van de ochtend. Hij kijkt Sinne recht aan.
    'Vannacht,' zegt hij langzaam, 'O, sorry, ik kon niet slapen.' Sinnes moeder pakt hem steviger vast.
    'En dus moet mijn dochter ook maar wakker blijven?!' Het was alweer een tijdje geleden dat Sinne haar moeder zo razend zag. 
    'Was u bij uw vorige huis ook 's nachts lawaaierig? Dan weet ik alvast dat ik de politie onder de sneltoets moet zetten.'
    'Het spijt me,' zegt hij snel, 'maar ik dacht dat u degene was die op de muur klopte.'
    'Natuurlijk niet! Ú hield míjn dochter wakker. Laat het niet meer gebeuren!' 
    Het gezicht van de buurman is heel dicht bij dat van Sinnes moeder, hij schudt heftig zijn hoofd. 'Nee mevrouw, het zal niet meer gebeuren.' 
    Haar moeder trekt Sinne mee terug naar huis, ze blijft naar de buurman kijken, die verbaasd terug kijkt.

Die nacht ligt Sinne weer wakker, weer begint het kloppen. Sinne gaat tegen de muur aan zitten. Het geluid lijkt te bewegen maar het blijft achter dezelfde muur. Als het de buurman niet is, wie is het dan? Ze vergeet de zwarte kruipers die onder haar bed, door een gat omhoog kruipen, te pletten. Ze kruipen door haar kamer en verstoppen zich in kieren en spleten. Ze zullen haar morgen wel laten schrikken als ze haar speelgoed opruimt of als ze zich aankleed. Daarom plette ze ze altijd, dan kropen ze na het verwijderen van de bijbel weer geschrokken terug onder het bed. Ze nam een besluit en klopt op de muur. Het kloppen houdt even op, daarna gaat het door, op dezelfde manier als daarvoor. Dan hoort ze wat zachter nog wat kloppen, in een ander ritme. Ze klopt het ritme terug. Het zachte ritme klopt nog eens en Sinne klopt het weer terug. Daarna blijft het bij het gewone kloppen. Sinne rilt en besluit weer onder de dekens te gaan liggen. Een zwarte kruiper probeert haar te laten schrikken door onder haar kussen vandaan te kruipen. Sinne pakt ze bijbel en gooit hem bovenop het monstertje wat gniffelend probeert weg te komen. Ze pakt Rosa beet en valt vermoeid in slaap.

dinsdag 11 oktober 2016

Het kloppen

De boeman zit in de kast en kijkt door het sleutelgat naar hoe de poppen dansen. Sinne kijkt allang niet meer naar het oog wat vanachter het sleutelgat af en toe van richting veranderd, en haar vader vragen om de monsters uit haar kamer te jagen doet ze ook al lang niet meer. De stofmonsters die onder haar bed vandaan komt kruipen plet ze met de bijbel die haar oma naast haar bed heeft neergelegd. Ze kijkt zuchtend naar haar spelende poppen en knuffels. De kat ligt naast haar voeten als een warm balletje te slapen, Sinne kan niet slapen. Ze stapt uit bed en kijkt uit het raam, naar de schaduw van de maan en de gele oogjes in de bomen. Als iemand die paardenbloempluis de lucht in blaast, blaast de wind de boom krom en vliegen alle gele oogjes de lucht in. Sinne draait zich om en ziet een paar tentakels uit de donkere hoek naast haar speelgoedkist komen. Daarboven glanzen twee grote ogen.
     'Archibald,' zegt Sinne, 'Archibald, pest me niet zo.' De tentakels reiken verder onder haar bed vandaan, en grijpen haar liefste Rosa onder haar kussen vandaan.
    'Archibald! Laat Rosa met rust! Ze houdt niet van monsters!' De tentakel met Rosa erin vastgeplakt wordt terug getrokken richting de donkere hoek van de kamer. Sinne draait zich met haar rug naar Archibald toe, ze leerde laatst van Lukas dat als je honden aandacht geeft als ze iets verkeerd doen, dat ze dan denken dat het goed is. En dat je ze in plaats daarvan moet negeren. De tentakels van Archibald reiken tot voor haar uit, Sinne sluit haar ogen en vouwt haar armen over elkaar. Na een paar minuten niets, spiekt ze tussen haar oogleden door, maar de tentakels kronkelen nog steeds voor haar gezicht heen en weer.
    'Archibald, als je stout bent kijk ik je niet meer aan!' Maar er veranderd niets aan de tentakel waar Rosa in gevangen zit. Dan voelt ze de plakkerige noppen van een tentakel om haar enkels en voor ze het weet hangt ze ondersteboven in de kamer. Ze giert het uit als de tentakel haar heen en weer laat vliegen. Dan drukt een andere tentakel Rosa ondersteboven in haar armen. Sinne knuffelt Rosa terwijl de tentakel haar voorzichtig over het bed tilt en naar de hoek toe trekt. Daar wordt ze tegen het pluizige hoofd van Archibald aangedrukt, nog steeds ondersteboven. Sinne giechelt. De tentakel zet haar zachtjes neer, met haar voeten op de grond.
    'Vooruit, ik vergeef het je. Maar niet meer stout zijn hoor.' 
    Archibald gromt zachtjes, zijn ogen blinken ondeugend. Daarna flitsen ze naar de muur tegenover Sinne's bed. Daar wordt op de muur geklopt, aan de kant waar de nieuwe buurman is ingetrokken. Het klinkt raar alsof het geluid aan de binnenkant van de muren nog eens heen en weer kaatst. Archibald trekt zijn tentakels in, terug naar zijn donkere hoek naast de speelgoedkist, de poppen en knuffels stoppen met spelen en de ogen achter de kastdeur trekken zich terug achter de kleren. Sinne kijkt verbaasd om zich heen en gaat met haar oor tegen de muur staan luisteren.

maandag 10 oktober 2016

Lieve baas (2),

Hier geef ik het u nogmaals 'op een briefje'. Ik weet dat ik mij misdragen heb, en daarvoor bied ik mijn excuses aan. Het spijt mij, diepgeworteld, moet u weten.

Ik vond het gewoon zo zielig. Weet u het is de eerste keer dat ik in zulke nabije aanraking met zo'n dier kwam. Dat vindt u als boerderijbewoner misschien vreemd, maar ik wist eerlijk niet wat ik ermee aan moest. Ik had wel genoeg gras in mijn tuin, dat was het probleem niet. Ik dacht alleen: misschien wordt hij wel eenzaam. Al helemaal gezien u me een dubbele dienst liet draaien, omdat lieve Marie een concert had en u haar naar huis liet gaan. Dat is natuurlijk een keuze die u goed gemaakt heeft, maar ik zat daardoor nadat u die morgen belde flink met de handen in het haar, begrijpt u? Omdat ik dus niet wist hoe lang zo'n dier alleen mocht. Daarbij, ik vertrouwde mijn buren niet helemaal. Toen ik de dag ervoor het dier aan zijn sik uit liet en terug liep naar mijn huis, stonden mijn oude buurman en buurvrouw op mij te wachten. Mijn buurvrouw had haar krullers al in, en een nachtpon aan met een broek daaronder (godzijdank). Mijn buurman stond in een zwarte onderbroek met daar een verwassen t-shirt van Normaal in gestoken. Zij zeiden tegen mij dat de ogen van mijn dier des duivels waren en of ik dat wel wist. Mijn lieve Bokkenpruik durfden ze niet eens aan te kijken. Ziet u, ik was daardoor nog banger om hem alleen te laten. Wat als mijn buurman en buurvrouw in de ochtendvroegte, na mijn vertrek, besloten de ogen des duivels te offeren in het aanzien van God? 

Het was een absurd idee, dat weet ik nu ook, zelfs toen ik besloot het dier mee te nemen wist ik dat het absurd was. Maar de gedachte kon mij niet loslaten. Daarom bond ik een touw om de nek van mijn Bokkenpruik (zo heb ik hem genoemd, had ik dat al gezegd?) en nam hem mee naar mijn werk. Ik had, eerlijk waar, niet de intentie om de schoonmakers extra werk te geven, noch om een evacuatie te triggeren voor bij mogelijke terreuraanslagen. Ik had er niet bij nagedacht dat het rugzakje met al zijn benodigdheden achterlaten op de rug van de geit zelf ook als "onbeheerde bagage" zou worden gezien. Noch had ik enig idee van Bokkenpruiks voorliefde voor elektriciteitskabels. Hij spijt mij dan ook ten zeerste dat het bedrijf de kosten van de hulpdiensten inclusief de explosievenopruimingsdienst moet betalen en dat er daarna een speciale dienst moest worden ingeschakeld om de doorgeslagen Bokkenpruik te vangen, nog niet te spreken van de kosten van de elektricien en de loodgieter.

Nogmaals: het spijt mij ten zeerste. Ik zal een grote bench voor mijn geit kopen, zodat ik hem daarin achter kan laten, als ik weer eens bang ben dat mijn buren aan ritueel offeren doen.

vrijdag 7 oktober 2016

Het rijk van Dionysos - Pre-kater deel II

Ik giet een kleine hoeveelheid wijn achterover en open de deur naar de gang. Daar staat de jaguar nog, precies in dezelfde houding als net. Ik open de plastic bak gehakt, zet hem op de grond en laat hem over de grond naar de jaguar toe schuiven. De jaguar kijkt me argwanend aan.
    'Eet smakelijk,' zeg ik.
    Hij begint te eten. Ik denk dat hij getraind is, anders zou hij niet wachten met eten tot ik zeg dat het mag. Voorzichtig loop ik naar hem toe. Ik zie nu dat hij een dekentje op zijn rug heeft. Ondertussen eet de jaguar onverstoorbaar door. Ik ga naast hem staan en leg een hand op zijn rug, hij kijkt me even aan en gaat weer verder met eten. Hij is tam en gebruikt om op te rijden, besluit ik, oordelend aan het kleedje op zijn rug. 

Dat... is het coolste ooit. Ik droomde er altijd van om op de rug van een leeuw te rijden, maar een jaguar is toch minstens even tof. Ik aai de jaguar over zijn kop, geschrokken trek ik mijn hand terug als hij opkijkt, maar verder doet hij niks. Ik kriebel hem voorzichtig achter zijn oren, de gigantische kat spint als een Harley Davidson.
     'Als je klaar bent met eten, vertrekken we,' zeg ik, Daarna loop ik naar de badkamer om de geplette druiven van mijn gezicht te wassen en uit mijn haren te verwijderen.
    'Goed,' zeg ik tegen mezelf in de spiegel, 'goed. Rijden op een jaguar, niks aan.'

De jaguar staat met zijn kop tegen de muur en likt aan de lege bak die tegen de muur tikt bij elke haal van zijn tong. Ik kriebel hem nog eens achter zijn oren en open de deur. Braaf loopt de jaguar naar buiten en wacht tot ik de deur op slot heb gedaan. Waar bewaar je je sleutels in zo'n gewaad? Verwoed zoek ik naar zakken, in de witte lap stof die over mijn schouder hangt gedrapeerd. De jaguar kijkt me ongeduldig aan.
    'Al goed, Floris,' zeg ik en leg de sleutel op de rand boven de deur.
    'Ik noem je Flrois, trouwens. Waar gaan we heen, Floris?'
    De jaguar draait zich om en lijkt klaar om te gaan. Ik stap zo goed mogelijk op. Waar laat je je benen als je op een jaguar rijdt?

donderdag 6 oktober 2016

180 graden

De regenstralen schijnen op mijn gezicht,
mijn muts is meteen doorweekt.
ik wijk uit naar de schaduw van een eik,
probeer zo droog te blijven
maar de wind hagelt de bladeren uit elkaar.

De zonnedruppels beginnen steeds feller te vallen
ze branden kraters in de stad.
daarna valt de stadswacht aan met waterpistolen 
tot ze de paraplu in de ruimte gerepareerd is.

woensdag 5 oktober 2016

De stinkende kortschildkever

Ziet eruit als het kind van een schorpioen
die aan mieren neuken deed.

Het is een nachtelijke sluiper,
een kruiper die niet van liefde houdt.

Men gelooft dat hij in verband staat met de duivel, men gelooft dat hij zit 
op de zeis van Magere Hein en die extra dodende krachten geeft.

Bij onnatuurlijk licht of pogingen tot aanraking reageert hij giftig, staart boven het lichaam gebogen.

Zijn vleugels zijn om te vluchten
Zijn kaken om te doorboren
en niet meer los te laten.

De vrouwtjes bevruchten zichzelf,
plakken een honderdtal eieren aan een boomwortel,
en gaan - niet iedereen is over te halen tot liefde.






dinsdag 4 oktober 2016

Uitgespookt

'Raad eens wat ik net heb uitgespookt?' vroeg ze hem opgewonden.
'Heb je weer van de chocolade gesnoept?' vroeg hij.
Beledigd gaf ze hem een stomp, allicht had ze dat gedaan maar dat bedoelde ze natuurlijk niet. Had ze dan de meubels weer herschikt zoals vorige maand? Nog een stomp, hij moest groter denken. Hij had er zelf om gevraagd, probeerde ze hem te helpen. Hij trok de witte vlag uit zijn binnenzak, wist hij veel wat hij haar allemaal gevraagd had. Ze pakte zijn handen, trok hem naar de tuin en riep: 'tadaa!'
De hele tuin lag vol fietsen. Trots keek ze hem aan, 'ik heb eindelijk die fietsen voor je gestolen!'

maandag 3 oktober 2016

Eenzame horroravond

Iedereen is eindelijk naar bed, ik haal de chips en wijn die ik gekocht heb te voorschijn en ga op mijn favoriete plekje zitten; op de kleine bank met mijn rug tegen de armleuning. Het duurt niet lang meer voor het Halloween is en daarom heeft Netflix het assortiment uitgebreid met verscheidene horrorfilms. Ik heb Halloween misschien twee keer echt gevierd, toch is het één van mijn favoriete feestdagen. Vanwege de films, goed of slecht, ik vind de horrors en thrillers altijd heerlijk. Ik kies een vervolg op een klassieker die ik nog niet gezien heb. Friday the 13th part two. Van moderne horrors vindt ik het heerlijk dat ze steeds creatiever worden, dat de verhalen beter, gegronder en origineler worden. En als ze de technieken goed gebruiken kijk ik niets liever. Maar de klassieker die de film nog moest maken met plot, spanningsboog en goed geplaatste scares, die bewonder ik. Vooral als het lukt. En dan is er nog de muziek, die mis ik bij de nieuwelingen. Duur, natuurlijk, een orkest inhuren voor een paar riedels, maar voor sfeer en spanning is er misschien nog steeds niets effectiever. 
    Ik zucht in verrukking, de avond is van mij alleen. Ik zet de film aan en meteen begint de muziek. Dan hoor ik snikken naast me. Daar zit de kabouter naast me op het rugkussen, grote kaboutertranen vloeien over zijn wangen, zijn baard in. Ik kijk naar mijn ingeschonken wijnglas, de opengetrokken zak chips en zet de film op pauze. Ik kijk naar hoe de druppels zich opeenhopen in zijn baard.
    'Is dat wijn?' vraagt hij. 
    Ik knik. 
    Hij steekt een handje uit naar het glas. 'Mag ik proeven?' 
    Met tegenzin geef ik het glas aan, hij pakt het met beide handjes vast en neemt een slokje.
    'Hm. Best te doen,' zegt hij. 
    Ik steek mijn hand uit om het glas weer aan te nemen maar hij geeft het niet af. 
    'Ze zei dat ik een bange poeperd ben,' zegt hij dan en de tranen rollen weer naar de opslagplaatsen in zijn baard.
    'Waarom zei ze dat?'
    'Ik wilde geen horrorfilm met haar kijken.' Ik zie hoe de opslagplaatsen in zijn baard vol raken en beginnen te druppen, recht in het wijnglas.
    'Waarom niet?' vraag ik, en sta op om in de keuken een tweede wijnglas te pakken.
    'Ik wil niet schrikken waar ze bij is.'
    'Ben je bang?'
    'Nee, ik zeg toch: ik wil niet schrikken waar ze bij is.'
    'Waarom niet? Dat is juist leuk aan enge films.' Ik zet het wijnglas op tafel en schenk het vol.
    'Het is een kaboutermannen-ding.' 
    Ik rol met mijn ogen. 'Je wilt stoer zijn voor haar, en dat je een arm om haar heen kan slaan als ze bang is.' 
    Kabouter knikt. 'Als ik schrik lacht ze met haar mond vol chips.'
    Ik lach. 'Wil je meekijken? Ik ging net 'Friday the 13th twee' kijken. Dan kan je zien waar de scares zitten en dan zie je ze aankomen.'
    'Echt?'
    'Ja, voor mij hoef je niet stoer te zijn. Maar weet wel, als je schrikt ga ik lachen met mijn mond vol chips.'