maandag 24 oktober 2016

Het kloppen (8)

Arend stapt uit en drukt op het knopje van zijn autosleutel, de auto bliept vrolijk. Sinne kijkt naar haar huis om te zien of haar moeder niet toevallig voor het raam staat. Snel volgt ze Arend naar zijn huis en gaat mee naar binnen. Hij maakt limonade om mee naar boven te nemen en vraagt of ze een leuke dag hadden. Lukas verteld enthousiast over zijn droom die ochtend, dat er een schat in de meter tussen de muur verborgen lag en wat ze daar allemaal mee konden doen. Sinne houdt zich stil, ze kijkt naar het schilderij met de vrouwen met dikke billen wat voor het Christus beeld staat. Lukas wil gewoon de waarheid niet zien, denkt Sinne. Maar vanavond zal hij er niet meer omheen kunnen. Ze lopen samen naar boven, dit keer heeft Sinne meer geduld. Ze moeten toch nog wat spullen wegzetten. Het is niet veel meer en samen hebben ze de muur zó leeg, of bijna dan. In de hoek staat nog een loodzware kast van donker hout, die ze zelfs met zijn drieën niet van zijn plek krijgen. Maar ze zien geen deur. Arend verteld dat de kast er al stond toen hij in het huis kwam wonen maar dat zelfs de verhuizers hun rug er niet aan wilden wagen. Hij had de kast wel mooi gevonden en dus maar niet verder gezocht naar een manier om hem te verplaatsen.
   "Wedden dat de deur precies achter die kast zit?" zegt Lukas.
Sinne zucht, "als we jouw geluk hebben wel." Arend loopt naar de hoek van de kamer en klopt daar op de muur, het klinkt net zoals bij Sinne als ze op haar muur klopt, als een massieve muur. Dan schuift Arend een stap opzij en klopt daar nog eens, zo gaat hij de muur langs tot de kast.
   "Hmm," zegt hij, "misschien heb je gelijk Lukas, als er al een deur is." Sinne loopt ook naar de muur en klopt er ook op, net als Arend, maar dan een stuk lager natuurlijk.
   "Wat doe je?" vraagt Lukas, "je hoorde Arend toch."
   "Ik wil het zeker weten," zegt Sinne, "we moeten het zeker weten." Ze gaat net als Arend de muur af, al kloppend, tot het nèt voor de kast holler klinkt dan bij de rest van de muur. Geschrokken kijkt Sinne op, de mannen lopen naar haar toe. Arend klopt rond het punt waar zij klopte, een paar centimeter boven waar Sinne klopte klinkt het niet meer hol. En ook heel breed is de holte niet.
   "Het is dan wel een kleine deur, vast een soort kruipruimte," zegt Arend.
   "Waar waarom zien we niks?" vraagt Lukas.
   "Er is overheen behangen," zegt Arend. Hij gaat terug naar beneden om een stanleymes uit de garage te halen. Sinne is over haar vermoeidheid heen, ze staat bijna te springen op haar benen. Lukas staat stil een stuk achter haar, met zijn handen op zijn rug. Zie je wel, denkt Sinne, hij is bang. Arend komt terug en zet het mes in het behang. Hij begint op het behang in te snijden, Sinne giechelt, er is tenminste een man bij hen die niet bang is. Misschien is Lukas nog een te jonge man en moet hij nog in zijn hart groeien. Zoiets heeft ze haar moeder wel eens horen zeggen. Ze helpt Arend om flarden behang van de muur te trekken, het zijn meerdere lagen maar Arend snijdt er enthousiast op in. Dan komt er eindelijk een deur tevoorschijn. Een kleine deur van donker hout en een sleutelgat. Sinne probeert de hendel maar het slot zit erop. Terneergeslagen kijken ze naar de kleine deur die hen heeft verslagen. Sinne schopt ertegen en blijft staan kijken.
   "Heb je geen sleutel, Arend?"
   "Ik heb naast de huissleutel geen sleutels ontvangen bij de overdracht van het huis," zegt hij.
   "En nu?" vraagt Lukas. Arend zegt dat hij misschien het slot kan laten vervangen of met een hamer de deur in kan slaan, "al ziet het hout er erg stevig uit," zegt hij.
Lukas haalt zijn schouders op. "Geen goud dus."
   "Geen goud," zegt Arend. Willen jullie nog wat drinken beneden? Dan maak ik nog wat limonade. En ik heb lekkere koeken gehaald, die hebben we wel verdient. Lukas' gezicht klaart op en samen gaan de mannen richting de trap.
   "Ga je niet mee?" vraagt Lukas.
   "Ik blijf nog even," zegt Sinne.
   "Ik eet je koek wel op," zegt Lukas en hij rent naar beneden. Arend vraagt of ze zo dan komt, en volgt daarna Lukas de trap af. Sinne gaat voor het deurtje op de grond zitten, boos kijkt ze naar het sleutelgat. Ze fantaseert dat ze een meester dievegge is, die alle sloten kan openen en de schat steelt en hem niet deelt met Lukas, omdat hij niet in monsters gelooft. Maar de deur blijft dicht. Ze staat op en loopt achteruit naar de trap. Van een afstandje lijkt het hout van de kast wel dezelfde kleur te hebben als dat van het deurtje. Misschien is het ook dezelfde kleur? Sinne loopt terug naar de kast en trekt één voor één de lades open, ze vind niks. Als iemand een sleutel zou willen verstoppen waar zou die dat dan doen? Waar zou een meester dievegge dan zoeken? Ze opent de lades allemaal nog eens en klopt op de zijkanten en achterkant. Dan ziet ze in de achterkant van de middelste lade een klein gouden handvat. Ze trekt eraan en er komt een hele kleine mini lade uit, waar net twee vingers in passen. Ze voelt met één vinger in de lade, ze voelt iets kleins en kouds.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten