vrijdag 29 juli 2016

De stropdas

De man met de knappe witte snor keek door zijn luikje van plexiglas. De tram stopte iedere vijf minuten, maar iedereen checkte braaf in en uit. Dankzij hem. De gezichten van de mensen die hun gele kaartje voor het gele apparaat hielden, onthield hij niet. Pas als iemand elke dag langs kwam, minstens twee weken lang, dan begon de gezichtsherkenning op te starten. Het nut daarvan zag hij niet, dat waren juist de klanten die hem het minst nodig hadden. En ooit zou de reiziger anders reizen, en ooit zou hij niet meer op zijn post zitten. Het was zinloos, totaal nutteloos. 
    Toch maakte hij zijn snor elke dag weer knap, en knoopte hij zijn rode stropdas boven zijn overhemd. Het is dezelfde stropdas die hij kreeg van zijn baas, drieënveertig jaar geleden. Hij kreeg hem op zijn derde werkdag, niet op zijn eerste werkdag zoals alle anderen. De twee dagen zonder stropdas waren moeilijk geweest, ze geloofden niet dat hij bij de tram werkte. Want hoe knap hij zijn snor ook knipte, zonder stropdas was je geen tramconducteur. 
    Hij had twee stropdassen gekregen, maar één ervan was nu stuk. Hij had zijn nieuwe baas gevraagd of de kapotte vervangen kon worden maar die had zijn verzoek woordeloos afgewezen. Wat als hij iets op deze morste? Wat als hij eroverheen nieste? Wat als een reiziger er iets overheen gooide als zijn luikje open stond, of nog erger: hem in tweeën knipte.  Een reiziger had al eens een beker zwarte bessensap tegen zijn raam stuk gedrukt. Gelukkig zat zijn luikje dicht. Het verliezen van de stropdas werd langzaamaan zijn grootste angst. Hij kon niet wéér zonder aan het werk. Sinds het net afgeweken zwarte bes gevaar, had hij nu altijd iets mee om zijn stropdas te kunnen beschermen, tijdens de lunch, als zijn luikje open was en hij hield hem onder zijn jas als hij naar huis liep. Meestal vouwde hij er een plastic broodzakje omheen, maar hij was er nog steeds niet gerust op. 
    Één beschermend zakje, werden er twee. Hij overwoog zelfs om zijn stropdas te plastificeren, dat moest toch op de één of andere manier mogelijk zijn? Ondertussen zocht hij naar een tweede stropdas maar hij had moeite om de juist kleur rood te vinden. Hij durfde zijn omgeving er niet zo goed naar te vragen maar hij had een anonieme vraag naar de krant gestuurd. Hij had veel reacties gekregen, maar de juiste kleur rood zat er nog niet tussen. Koraal, zeiden de meesten. Sommigen zeiden rood, rood rood, wijsneuzen. Firebrick 1 zeiden ze ook wel. Hij had ook zijn baas gevraagd waar zij hun stropdassen bestelden, maar de baas zei dat hij dat niet wist.
   Hij at steeds vaker eten wat niet kon morsen, maar zelfs als hij dat deed leek het gevaar nog te loeren. Hij lunchte steeds minder vaak. De stropdas was meer dan een kledingstuk, het maakte hem deel van de tram-elite, al drieënveertig jaar lang. Zijn collega droeg een blauwe stropdas, als een medewerker van de Albert Heijn. Die had de baas hem ook opgestuurd maar die weigerde hij te dragen. Door de rode stropdas stond hij toch een beetje, nu ja, hoger in rang dan zijn jonge collega.
    Vandaag hoefde hij maar één keer om te roepen dat er door gelopen moest worden. De rest van de tijd keek hij uit het raam. Hij zou vanavond wel weer bij het eetcafé gaan zitten, voorheen ging hij altijd meerdere keren per week na zijn werk daar eten. Hij checkte vroeg uit, zijn collega moest de twee laatste haltes alleen doen, zodat hij maar een klein stukje naar het café hoefde te lopen. De vrouw die hem meestal bediende was er ook weer. Hij ging zitten en begon zijn stropdas in te pakken met meerdere zakjes. De vrouw liep naar hem toe en vroeg hem wat hij wilde bestellen. Ze was iets jonger en had mooie grijze haren en droeg lippenstift, rode lippenstift.
    "Een koffie," zei hij, "mooie lippenstift."
    "Dank u," zei ze met een glimlach, "het is light ruby treasure, maar ik geloof dat de kleur gewoon tomaat heet, zoals die van uw stropdas, als ik me niet vergis." 
    Hij knikte, en ze liep weg om zijn koffie te halen. Het was tomaat. Simpelweg tomaat. Hij keek naar zijn stropdas en begon de zakjes er af te rukken. Daarna bestelde hij een wrap met extra knoflooksaus, pasta bolognese, pannekoeken met stroop en een rode wijn.

donderdag 28 juli 2016

Gras of pis


We hadden vijf nachten in Parijs geslapen. Vijf nachten met Eiffeltoren lampjes, zes dagen uitzicht op de
Notre dame, zes dagen zachte "-ion klanken" in de oren. Maar nu zaten we weer in de Thalys naar Amsterdam. Ik sliep tot Brussel, daarna keek ik naar hoe de dorpjes er steeds minder Belgisch uit zagen, terwijl we ons steeds verder van ons stomende hotelkamertje met de gymzaal lakens (als je er iets te hard overheen wreef eindigde je met brandwonden) verwijderden. Terug naar Wieterdam, het land waar een man die nog bij zijn moeder woont de regie heeft. Terug naar het volle huis, het huis dat een uur bij dat van mijn vriend vandaag lag, en waar geen romantiek maar roze verf aan de muur vastgekoekt zat. Vaarwel, stad van monumenten, vaarwel metro's die rijden zoals het op de borden staat, vaarwel interessante Franse mensen en Parijse parken.
    Maar als we dan eindelijk in Amsterdam uit stappen, na drie en een half uur, voelt het als thuis. Geen zoeken naar woorden als je iemand wil verstaan of een bord wil lezen, precies weten waar alle perrons zitten. Ons Amsterdam. Waar geen mannen met grote zakken pinda's rondlopen, om die verdeeld in kleine bakjes met vier man tegelijk te verkopen tussen een bankje en een prullenbak, geen maïskolfen die geroosterd worden in winkelwagens, maar waar gewoon een kiosk en AH to go open zijn. Geen personen die tegen een monumentaal gebouw staan te poepen. Niet langer Gare du Nord, Gare du Lyon, Challet les Halles of Saint Michel-de Notre Dame, maar een trein naar Hoorn Kersenboogerd en Almere Muziekwijk. Geen metrogang, maar twee gigantische torens die rook in de richting van de zacht oranje lucht blazen, een enkele fietser langs de polder in plaats van acht zigeuners die samen hun hand ophouden terwijl ze gebroken op de grond liggen, De geur van gras in plaats van pis.

    "Welkom," zegt Nederland, "Welkom terug. En sorry dat er weer veel blauwe knipperende vlakken op de NS-borden staan, er staat een tunnel in de fik. Sorry dat je trein nu vanaf een ander perron moet vertrekken, maar kijk: hij rijdt wel, speciaal voor jou! Hier moet je het huis misschien met je ouders delen, in plaats van met je vriend, maar er liggen geen gele plasjes onder je raam. Hier staat misschien geen Eiffeltoren, of Notre Dame of Pantheon. Hier rijdt niet elke twee minuten een RER, trein, metro én bus naar je bestemming. Maar kijk, je kunt wel de koeien zien grazen in de wei. Sorry dat je benauwd werd van die roker die precíés
de rook in je gezicht blies toen je uit stapte. Maar als je een stukje door loopt is de lucht weer vers. En 42 graden redden we misschien niet deze week, naar het briesje is koel en fris en niet warm en zwaar, alsof een man met zwarte longen en tandbederf de hele dag in je gezicht hijgt. En zeg nu zelf, hoe fijn vond je het nu écht in die volgestampte lift naar de volgende verdieping van de Eiffeltoren? Dus welkom, welkom terug in Nederland."

De notenkraker



Het konijn ligt languit op de heuvel vers zand, achter in de tuin. De cavia maait het gras onder de tafel. De volle takken van de rode hazelaar bewegen zacht op en neer. Ik vraag me af hoe lang het nog duurt voordat we de hazelnoten kunnen oogsten, en waar de notenkraker is. Het oude ding van oma, die we al gebruiken zo lang als ik me kan herinneren. Ze had een grote witte schaal met blauwe horizontale strepen, mijn oma, daar deed ze alle noten in. Alle gevonden noten, we hoefden toen nooit noten van de markt te halen. Behalve natuurlijk exotische noten die hier niet zó in het park groeien, zoals pistachenoten. Maar die deed ze niet in de schaal.


foto van Thirza van Kampen.In de herfst wandelden we door het grote park, wat niet ver bij oma's huis vandaan lag. Heel lang geleden was dat een boomgaard, we gingen daar vaak appels, peren, kersen en een hele hoop pruimen plukken. Vooral gele pruimen, maar ook paarse. Als we geen fruit gingen halen kwamen we meestal toch met noten terug. Vooral hazelnoten groeiden er veel, maar ook walnoten. Er stonden twee walnotenbomen in de buurt van het park maar ze stonden allebei achter een hek. Niet dat de mensen van dat hek, dat hek daar expres hadden neergezet vanwege de walnoten. De walnoten lieten ze gewoon liggen, anders zouden wij ze nooit op de grond onder de boom vinden. Behalve, dacht ik opeens een keer, als wij gewoon eerder waren met zoeken omdat die mensen nog moesten werken of zoiets. Daarna is die gedachte altijd stiekem blijven hangen, vooral omdat we alleen walnoten gingen rapen als er niemand in de buurt te zien was. Dan klommen we over het hek om de walnoten te rapen, dat waren er vaak nog best veel. Oma had altijd wel een doorzichtig plastic zakje bij zich, wat helemaal gekreukeld was van het vele hergebruiken. Daar deden we dan snel de walnoten in, dan liepen we snel nog een rondje om de boom, mijn zusje en ik, en soms ook mijn vader. Maar mijn moeder niet, als die mee wandelde bleef ze bij oma aan de andere kant van het hek.
    Ik denk dat dat misschien wel mijn mooiste herinneringen aan mijn oma zijn. Of in ieder geval een deel van de mooiste herinneringen. De beste herinneringen met haar moet ik allemaal rond die periode gemaakt hebben. In de tijd dat ze nog niet gek of dement was, maar grappig en wijs. In de tijd dat ik nog niet kon voelen dat niet alles klopte. In de tijd dat ik het nog knap vond dat ze wist dat ze ik haar vorige leven een krokodil was geweest.

dinsdag 26 juli 2016

Wijnvlek

De man met de wijnvlek in zijn gezicht keek omlaag toen hij zag dat ik hem aan keek.
Dat is de mens.

maandag 25 juli 2016

Gare du Nord

Parijs. Niet zomaar Parijs, maar Parijs voor twee. Romantischer kon niet. De drie en een half uur in te trein waren zó gevuld; hij viel in slaap ter hoogte van Brussel, en ik las een hoofdstukje uit 'Catcher in the rye'. Tot hij niet meer sliep, en ik niet meer las, omdat de trein was gestopt. We stapten uit in hartje Parijs en liepen langs gezinnen en andere stellen, die net als wij met hun handen de wenkbrauwen verlengden om naar de blauwe lucht te kijken. Daarna woelden ze hun bagage om, op zoek naar hun zonnebrillen.
    Vaarwel regenachtig Holland, en het beste gedeelte: we mochten hier vijf hele nachten blijven, op maar vijf minuten afstand van het station. Een hotelkamer voor twee, in hartje Parijs. Ik bestelde alvast twee metrokaarten in gebroken Frans en half Engels en merkte hoe ongelooflijk weinig Frans was blijven hangen na mijn eindexamen havo. Maar vijf dagen in hartje Parijs zouden het wel weer een beetje ophalen.

We liepen door één van de metrotunnels en gingen met de trap omhoog. Zodra we boven stonden drong een sterke unrine-lucht zich aan ons op, samen met twee zigeuner vrouwtjes. Ze hielden beiden een petitie voor ons omhoog en duwden een pen in onze hand. Ehh, oke dan maar. Ik vulde het blad in, tot ik bij het kopje "amount" kom. O. Heb ik kleingeld? Ik doorzoek mijn portemonnee. Het laagste bedrag wat ik vond was een briefje van tien. Ik pakte het vast maar reikte het haar nog niet aan. Ik vroeg in het Engels of ze kon wisselen voor vijf euro.
    "Five Euros?" vroeg ik nog eens. Ze knikte en pakte het tientje uit mijn handen. Ze draaide haar klembord en wees op een regeltje wat links onderin stond: "Minimum €10,-". En weg was ze. Ik keek opzij en zag dat mijn vriend hetzelfde heeft ondergaan. Hij was €9,- lichter. We wonden ons erover op tegen elkaar en zoeken de juiste richting, wat volgens Google Maps de richting van de Starbucks was. We liepen door hartje Parijs naar ons hotel, benauwd van de zware warme pislucht ontweken we alles wat er nat uit zag en alle opgedroogde sporen die bruin over de stoep sijpelden. Onze eerste vijf minuten in Parijs, we moesten nog vijf dagen doorbrengen in ons kleine hotelkamertje wat maar vijf minuten lopen was van Gare du Nord.

vrijdag 22 juli 2016

Het rijk van Dionysos - het beste cadeau - deel II

Elke week post ik een stukje uit “het rijk van Dionysos”, over de feesten waar ik ben geweest, maar vooral; over mijn ervaringen met de metal-wereld.


Ik weet nog dat er een lange rij was, bij de garage en bij de Amsterdam Arena. Of de badkuip zoals mijn oom het noemde. We hadden sta-plaatsen, zoals het hoorde en er speelde eerst een band die 'the Answer' heette. Waarvan ik absoluut niets meer van weet. Want ik keek naar de hoorns met de 'A' erop, aan weerszijden van het podium. Ik liep achter de mannen aan, die haalden bier en gingen op zoek naar een goede plek om te staan, waar we alles goed konden zien en waar het geluid niet al te veel galmde.

Blijkbaar hebben we precies de goede plek gevonden want een vriend van mijn oom, die we naderhand tegen kwamen, zei dat hij erg teleurgesteld was in de kwaliteit van het geluid. Ik heb daar geen last van gehad; ik keek naar Angus die over het podium heen en weer liep. Ik keek naar het publiek wat nergens stil leek te staan. Ik keek met opengesperde ogen naar het filmpje van de Rock 'n Roll train die door het doek het podium op leek te rijden.


Ik zong mee, ik danste met de mannen waarmee ik al zo veel concerten mee gedeeld had, en waarmee ik nu dit concert der concerten mee deelde. We headbangden en speelden luchtgitaren zoals altijd, maar dit keer op onze gezamenlijke favoriete band. Ze speelden alle favorieten. Ze konden ook alleen maar favorieten spelen. Ik zag hoe Angus zwetend over het podium danste en zijn korte broek uit deed. De hele arena juichte toen er een boxer met de Nederlandse vlag onder verscheen. Daarna deed hij ook de boxer uit, waaronder hij een Ac/Dc slip droeg.

Ze begonnen met Rock 'n roll train en eindigden met Whole lotta Rosie, waarbij een gigantische opblaas Rosie boven op de trein ging zitten, daarna volgde het nummer Let there be rock. Angus liep in zijn Ac/Dc slip het podium af. Maar gelukkig kwam hij terug, om nog twee nummers te spelen. Highway to hell, en For those about to rock.


Helaas was niet alles honderd procent leuk. Natuurlijk moest het AC/DC zijn, waar ik de eerste (en tot nu toe nog steeds enige) oproerkraaier ontmoette. Terwijl metalheads daar zo mee geassocieerd worden. (Al deed hij mij meer aan als een gabber dan een metalhead, maar goed). Hij probeerde Thijs uit te lokken tot vechten. Toen we hem tegen hielden probeerde hij het bij de broer van Thijs. De rest van ons hield hen tegen, zodat ze er niet meteen op begonnen te slaan. Daarna stonden we samen wat achteraf zodat ze elkaar tegen konden houden. Gelukkig, want ik had het niet lang vol gehouden tegen die twee. Met ons buiten beeld begon de oproerkraaier tegen mijn vader, natuurlijk tijdens zijn favoriete nummer. Mijn vader had de man geslagen, als mijn oom niet zo tegen mijn vader opgewassen was geweest. Na die laatste poging tot vechten zagen we hem niet meer terug en konden we nog met zijn allen van het laatste nummer genieten.

Als ik naar Highway to hell luister zie ik nog steeds het overblije gezicht van Thijs voor me. Bij Whole lotta Rosie nog steeds de grote dames, die hetzelfde waren als ik, en waarmee ik als in een eenheid uit onze plaat en uit de kleren ging (ik hield het bij de plaat, for the record). En bij Thunderstruck voel ik nog de blijdschap die ik voelde dat ik dit nummer eindelijk live met mijn vader, oom en met Thijs kon delen.


Niet gepost

Hoi lieverds,

Ik heb vandaag helaas niet de tijd gehad om iets te schrijven. Maar morgen zal Dionysos gewoon weer verschijnen. Excuses, en slaap lekker!

Liefs,
Thirza

woensdag 20 juli 2016

Caravan op marktplaats

    'Wist je dat dit het moment is om je caravan te verkopen?' Marktplaats probeert me weer op ideeën te brengen door me een leuk plaatje van groen gras, spelende kinderen en een meneer met een barbecue op een plaatje naast een caravan te plakken. Want als ik zo'n vrolijk plaatje van mijn caravan zie, wil ik er natuurlijk nóg liever vanaf. Die arme caravan van mij, die voelt zich natuurlijk verschrikkelijk, zo in mijn garage tussen de oude dozen. Verveeld, verdrietig, wentelend in de herinneringen aan campinggras en dampende verharde wegen. Ik ben hem een beter leven verschuldigd dan dit. Maar als je je caravan verkoopt, hoe weet je dan dat hij inderdaad gebruikt wordt? Misschien staat hij dan na eenmalig gebruik wéér in de garage. En hoe weet ik of ze hem wel goed zouden behandelen? Misschien zou ik er dan beter aan doen als ik zelf weer eens een rondje met hem zou rijden. Maar in mijn eentje op stap met zo'n ding is wel veel gedoe, denk ik zo. Dat doe je natuurlijk beter met minstens nog één andere persoon. Een leuke persoon, misschien ééntje als die jongen uit de kroeg. Die met die krullen, die met die heerlijke scheve glimlach...Die met die vriendin die alsnog met je terug flirt om de fooi...

Ach wat weet Marktplaats er ook van, ik heb niet eens een caravan om te verkopen.

dinsdag 19 juli 2016

Paardenbloempluis II

Het was een kind dat zacht blies, waardoor ik eindelijk met de wind mee kon drijven. Met een zachte druk op mijn pluis, dreef ik met mijn broers en zussen door de lucht. Maar velen van hen landden al snel in het grasveld waar het kind ons gevonden had. Ik niet. Ik landde veel later in een beekje net buiten het bos. Ik probeerde naar het land de sturen, maar dat lukte niet. Het water nam me mee. Ik dreef het bos in en keek naar de overhangende takken van beuk en eik. Tot ik de lucht weer kon zien, het blauw, de wolken en de heilige Zon, zo geel als mijn moeder. Velen van ons hadden naar Hem toe willen vliegen, maar het was tot nu toe niemand gelukt. Hij stond nog steeds alleen in de hemel. Al heb ik gehoord dat velen van ons dichtbij Hem zijn gekomen, en nu 's nachts aan de hemel staan. Anderen zeggen dat Zon helemaal niet alleen is, omdat hij ons kan zien zodra we naar hem toe bloeien. Ik weet het eigenlijk niet zo goed.
    Ik spoel aan op een klein eiland, waar alleen wat gras groeit. Nu is het wachten tot ik ook groei. Ik kijk naar de Zon, ik kijk naar de sterren tot ik verdwijn in de grond. Ik wil geloven dat als ik eindelijk ben gegroeid, de Zon en de sterren mij zullen zien, zoals ik hen kon zien. Ik groei een blad en vraag me af of we hetzelfde zijn, of de sterren en de Zon net zo zijn als ik. Of ik net zo groot zal zijn als zij, net zo groot als de sterren of net zo groot als de Zon. Misschien hebben de anderen de Zon wel bereikt maar zijn ze verder gevlogen zodat ze in Zijn land konden wonen. Ik groei een steel, nog een blad, en kan Zon en sterren weer zien. Ik vorm een knop met een gele kern om open te vouwen. En dan ben ik geel, net als zij, alleen op het kleine eiland. Ik zie Zon de hele dag, en de sterren de hele nacht en weet dat zij net zo min alleen zijn als ik dat ben.

maandag 18 juli 2016

Kinderverhalen

"Ja Laeven, we weten allemaal dat je drie jaar geleden in het meer bent gevallen, en je er in hebt geplast en dat het meer nu van jou is....Maar het eiland in het midden is van mij. En ik zal je vertellen waarom. Op het eiland in jouw meer heeft ooit een kasteel gestaan. Dat weet ik omdat er hier en daar nog stukken muur staan. Maar die stukken muur zijn lang niet zo hoog als ze ooit waren, natuurlijk. Ze zijn niet eens zo hoog als een huismuur. Dat komt door een grote oorlog in de tijd van de piraten en ridders en grote reuzen-insecten. Mijn Opa was erbij, mijn Opa vocht toen mee. De piraten en reuzen-insecten werkten toen samen, en mijn opa vocht tegen ze. Ook al had hij blonde haren. Want de piratenleider had van het aller grootste reuzen-insect de opdracht gegeven om alle niet-blonde mensen uit te roeien. Ik weet niet zo goed waarom, Opa zei dat ze blonde mensen mooier vonden, maar dat vind ik gek want het mooiste meisje in mijn klas heet Ezra en zij heeft juist zwarte haren.
    Mijn opa vertelde dat in het kasteel een koningin woonde, met prachtige zwarte haren, en die werd door de piraten en reuzen-insecten aangevallen. De ridders en mijn Opa vochten terug, maar het kasteel stortte in. Gelukkig redde mijn Opa de koningin met de zwarte haren, die meteen met mijn opa wilde trouwen, natuurlijk. Maar mijn Opa zei: "Nee! Ik heb al met Oma!" En toen wilde de koningin een zoen van hem stelen en toen zei mijn Opa weer: "Nee! Oma is de enige voor mij!" Maar de koningin wilde hem toch bedanken voordat ze ging verhuizen, dus gaf ze hem het eiland cadeau, want haar kasteel stond er natuurlijk toch niet meer! En mijn Opa ruimde het eiland op zodat wij er konden spelen. En daarom, Laeven, is het meer misschien wel het 'meer van Laeven, maar het eiland is van mij!

vrijdag 15 juli 2016

Het rijk van Dionysos - Het beste cadeau - deel I

Elke week post ik een stukje uit “het rijk van Dionysos”, over de feesten waar ik ben geweest, maar vooral; over mijn ervaringen met de metal-wereld.

Ik denk dat ik niet overdrijf, als ik zeg dat ik het beste concert wat ik in dit leven zal zien, al achter me heb. Dat voelt soms best wel triest, dat ik het beste cadeau wat ik zou kunnen krijgen, op mijn zeventiende al gekregen heb. Want wat ik toen van mijn oom en vader kreeg was niet meer te overtreffen: kaartjes voor AC/DC: 23 juni 2009 in de Amsterdam Arena. We gingen met een uitgebreide versie van de vaste ploeg, die bestond uit mijn vader, mijn oom en een van de oudere vrienden van mijn oom, die ik al vrij goed kende, Thijs. ik zeg oudere vrienden omdat hij ook een groot aantal vrienden van mijn leeftijd heeft (waaronder een groep die hij 'de bovenkarspel boys' noemt), maar die gingen niet mee. En Thijs had zijn broer mee genomen.

Ik was er toen al van tevoren van overtuigd dat het moeilijk zou worden om hierna nog een beter concert te zien te krijgen. AC/DC was de grootste van de grootheden voor mij. Groter dan Iron Maiden of Slayer. Ik weet niet op welke leeftijd ik al met hun nummers mee zong, maar ik weet wel dat ik jong was. En dat ik het in ieder geval al meezong toen ik ook mee zong met Marco Borsato's 'dromen zijn bedrog' en 'Barbie girl'. Het was zeker nog voor de tijd dat we de M Kids en Ch!pz ontdekten.

Ik was altijd vrij droog in mijn reactie op cadeaus, maar AC/DC... Ik geloof dat ik vroeg of het echt was, dat ik de lucht in sprong, dat ik spontaan een AD/HD aanval kreeg - zonder dat ik AD/HD had, en dat ik iedereen vroeg: "raad eens waar ik heen ga?!"


We aten in Amsterdam, bij de Febo, omdat de broer van Thijs er op stond. De Febo was de beste zei hij, en hij deed het niet met minder. Het maakte mij niet uit, ik liep in mijn paarse gothic jurk achter de mannen aan. Mijn buik voelde alsof ik tegen een gigantische box stond, waar de bas al doorheen trilde. Want ik ging écht naar AC/DC. Dé band waarvan ik dacht dat ik ze misschien wel nooit zou zien. De band die altijd mocht spelen in "my happy place".

donderdag 14 juli 2016

Verstoppertje

Op dagen dat de zon zelfs een muur brandnetels zachtaardig kan schijnen en de schaduwen extra donker zijn, krijg ik zin om verstoppertje te spelen. Dat was vroeger één van mijn favoriete bezigheden want ik was er best goed in, al zeg ik het zelf. Nu was ik misschien niet de favoriete zondebok als het ging om wie het vaakst als eerste gevonden werd, maar toch. Het vaakst speelden we verstoppertje op het pleintje waar we woonden. Daar waren weinig verstop plekken waardoor we soms erg creatief moesten zijn met het vinden van een goede plek. Dit was waardoor het meestal vrij makkelijk was om te kiezen wie je eerst wilde vinden. Tot ik ontdekte dat niemand er ooit aan gedacht had om bij nummer 1307 niet achter de struik te gaan zitten maar er ín. En dat bleek best de moeite te zijn want dat was één van de eerste plekken die gecontroleerd werd, omdat het dicht bij de buutplek was (de lantaarnpaal in het midden). Maar dat werd altijd even snel bekeken en niemand die er meer dan een snelle blik achter wierp. En het duurde nog best even voor ze doorhadden waarom ze me niet gezien hadden, omdat ik natuurlijk pas naar de buut rende als ze niet keken. Ze dachten dat ik misschien achter een zwarte bak had gezeten, of in de hoek voor de deur van nummer 1308.

Het leukste was het toen we van het plein weg mochten en we achter op het grasveld speelden en we ons verstopten in de bosjes. Of als we naar het 'Gabber-eiland' naast snackbar de Slenk gingen. Daar waren veel plekken om je te verstoppen. Ik vond het heerlijk om daar tussen de bosjes door te rennen en daarmee steeds van verstopplek te veranderen. Het was een soort hybride verstoppertje, gemengd met tikkertje. Ik rende langs de oranje frambozen en liet mezelf onder een aantal laaghangende takken in een gat vallen, waar ik plat op mijn buik bleef liggen. Het nadeel daarvan was als er meerdere zoekers waren, want als iemand achter me langs liep was ik erg goed te zien.

Op dagen dat de zon zelfs een muur brandnetels er zachtaardig uit kan laten zien, en de schaduwen extra donker zijn, krijg ik zin om verstoppertje te spelen.

Kom je buiten spelen?

woensdag 13 juli 2016

Een condoomverpakking onder de brug van het station

Er ligt een lege condoomverpakking onder de brug van het station. Het was een stel was dat afscheid nam. Ze misten elkaar al bij voorbaat en hadden nog een kwartier voordat hij door de poortjes moest. Na de eerste afscheidskus viel er niets meer te beteugelen. Hij had nog net tijd om de bescherming uit zijn portemonnee te frummelen.

Er ligt een lege condoomverpakking onder de brug van het station. Het gebeurde snel en dronken, met mogelijk publiek. Want als de trein rijdt, zijn er mensen. Ze ontmoetten elkaar op een bankje, voor de dichte winkel waar ze beiden nog een sigaretje rookten, omdat ze niet nog een fles Smirnoff of sixpack bier konden halen. En hadden beiden nog geen zin om terug naar hun vrienden thuis te gaan. Die smachtend wachtten op hun volgende slok alcohol. En de buitenlucht ruikt zoveel beter na een sigaret, en dronken seks werkt zoveel beter als je het met een dronken vreemdeling in de buitenlucht doet. Die dronken gedachte was het enige wat ze gemeen hoefden te hebben. Geen hobbies of familiedrama's, alleen een knie en een kont tegen de semi-natte muur van de dichtst bijzijnde brug.

Er ligt een lege condoomverpakking onder de brug van het station. Het was een avontuur van een stel dat elkaar te goed kende. Zij kwam terug van haar cursus, en hij haalde haar op bij de trein. Ze liepen over het pleintje naar een goedkoop restaurant. Het was een tweede eerste date, al lukte het hem niet om haar bij de naam te noemen die ze verzonnen had. En toch praatten ze toevallig over dingen die ze nooit echt besproken hadden. Na het eten liepen ze terug naar het station want zij was met de fiets, en hij met de auto. De kus op de wang die ze elkaar altijd gaven, als hun wegen zich scheidde belandde op de mond. Net als toen ze net met elkaar uitgingen. Per ongeluk een kus op de mond, en per bevlogen ongeluk een condoom verpakking op de grond.

Er ligt een lege condoomverpakking onder de brug van het station.
Het waren twee mannen, lekker snel, lekker makkelijk.
Het was liefde.
Het waren twee bevlogen tieners, die onhandig niet meer konden wachten.

Het was een bejaard stel met een comfortabele rollator en een goed werkende kunstheup.

Het was een swaffelaar met een angst voor SOA's.
Het waren tieners met breezers en condoomballonnen.

Er ligt een condoomverpakking onder de brug van het station.

dinsdag 12 juli 2016

Cellofaan folie

Soms lijkt de horizon te verbreden als de oordopjes in je oren de mooiste muziek uit je lijst afspelen. Maar soms is het beter om ze met een kort rukje uit je oren te laten vallen, zoals wanneer een man ongedefinieerde geluiden maakt naar zijn hond die tien meter verder een hoop verse kattenpoep naar binnen werkt, of zoals vandaag in de trein.

    'Wat bent u voor creatiefs aan het maken?' vraagt de jongen die net met een zwerm van dertien andere tieners om me heen is neergestreken.
    Ik kijk naar hem opzij, hij ziet eruit als een aardige jongen. Ik verwijder mijn oordopjes en vertel kort dat ik een stukje voor mijn blog schrijf.
    'Oké, Oké,' zegt hij. Het schattige meisje tegenover me, met het hoofd van een half slapende jongen op schoot zegt dat dat best cool is. Ik dacht dat er nog maar weinig schattige of onschuldige (tot op zekere hoogte) tieners over waren, maar deze groep geef ik het voordeel van de twijfel.
    Ze beginnen weer over iets anders te praten en ik doe één oordopje weer terug in mijn oor. Maar ik blijf de tieners volgen en luister naar hun gebabbel, soms pak ik de pen van mijn kladblok op, om hem daarna weer neer te leggen. Een meisje met een knotje en een rol doorzichtig plastic folie in haar hand, staat op en loopt naar de jongen naast me. Ze zegt dat ze hem wel even zal inpakken. Hij staat op en laat het toe, ze omwikkeld hem van net onder de schouders (inclusief armen) bijna tot zijn knieën in met een aantal lagen van de volle rol folie. Daarna is het lachen om zijn pogingen om weer naast me te gaan zitten. Als dat gelukt is plakken ze stickers van 'Gajes in de bajes' (waar ze blijkbaar vandaan komen) op de plek van zijn tepels en piemel.
    'Wat zal zij wel wel niet denken?' vraagt het meisje met het knotje in het algemeen, doelend op mij.
    'Dat ik sexy ben,' zegt de jongen naast me, en hij begint zijn folie-heupen in mijn richting te bewegen. Ik moet lachen en zeg dat het meisje met het knotje degene was die hem versierd heeft. Het werkt, de focus verschuift weer weg van mij. Ze beginnen over haar vriend, waarvan ik gok dat het de jongen is die naast haar zit. Over dat ze hém nooit met folie had ingepakt. Of plastic, of wat was het?
    'Cellofaan,' zijn de twee meiden het met elkaar eens.
    O ja, dacht ik, zo heet het. Misschien vallen de tieners eigenlijk allemaal wel mee. Want op welke tieners heb ik mijn mening gebaseerd sinds ik zelf van die leeftijd was? Hoeveel tieners heb ik nu écht zelf gesproken sinds toen? Bij Hoorn moet ik eruit. Ik werk me langs de cellofaan jongen en wens ze nog een fijne reis.

maandag 11 juli 2016

De Sterhouder

De Sterhouder zat op zijn stenen uitkijk-rots. De hele dag moest hij toezicht houden over zijn ster, want zijn ster was van hem, en van hem alleen. Hij kon geen anderen gebruiken op zijn ster. Maar eigenlijk hield hij niet van zijn werk, sterhouder zijn vond hij maar saai. Hij had nooit dat papiertje moeten kopen online, hij had nooit zijn ster een naam moeten geven, hij had nooit sterhouder moeten worden. Hij had het voordelig gevonden, het was een ster in de uitverkoop. Het had hem mooi geleken en een goed idee, en romantisch. Maar het was niets van dat. Het uitzicht was knudde want de lucht was donker en de ster was licht, en hij was vast en zeker allergisch voor de sterrenstof. Hij had er wel iemand over gebeld, voor een pilletje. Hij had een persoonlijke allergoloog, zelfs. Maar die vond het wel héél gek dat hij allergisch voor sterrenstof zou zijn.
    'immers bouw je allergieën toch meestal op als je veel met stoffen in aanraking bent geweest, of in ieder geval als het menselijk ras ermee in aanraking was geweest. Maar hij had toch niet zó veel last?'
     Hij had wél last. Maar hij kreeg alsnog geen pilletje. Dat had ze niet, zei ze. Ze had wel pilletjes tegen huisstofmijt en hooikoorts en pollen en haren en insecten en verschillende soorten voedsel, maar niet tegen sterrenstof. En natuurlijk had hij wel geprobeerd om een ander te bellen, maar die wilde natuurlijk zijn persoonlijke allergoloog eerst spreken. Neppers waren het, allemaal.
    Natuurlijk heeft hij de ster allang op Marktplaats, E-bay en nog een stuk of wat van die websites geplaatst maar, hoewel hij de naam best komisch vond toen hij de ster haar naam gaf. Maar 13-apocalypse wordt maar niet verkocht. Hij vond het wel een troost om te lezen dat de apocalypse zo ver van de aarde verwijderd was, als hij weer eens de afstand tussen zijn ster en zijn deurmat op zocht. Tot hij zijn baan als sterhouder serieus begon te nemen, natuurlijk, en er ging wonen. En dan te bedenken dat hij de ster aan iemand cadeau had willen doen toen hij hem kocht. Maar Margot maakte het uit voor het ooit zo ver kwam. Dus wandelde hij naar de sterrenhouders-balie en veranderde hij de naam Margot in 13-apocalypse, dat hielp wel een beetje. 
    De receptionist had glimlachend zijn hoofd geschud toen hij de nieuwe naam intikte. Toen de sterhouder vroeg waarom hij dat deed zei de jongen alleen maar: 'weer ééntje.'
    Hij had gelachen, toen, maar nu hij hier woonde was het lang niet zo leuk meer. Al waren hier geen Margot's, dacht de sterhouder content, en ook geen bejaardetehuizen, ook daar had hij een hekel aan. Geen stoplichten, geen bloemisten, geen rolstoelen, geen rijen, geen bussen en geen snoepgoed wat aan zijn gebit bleef plakken. Het zou hem ook wat, hij had zijn rots en zijn stof en zijn wazige uitzicht.

vrijdag 8 juli 2016

Het rijk van Dionysos - Festival-regen


Elke week post ik een stukje uit “het rijk van Dionysos”, over de feesten waar ik ben geweest, maar vooral; over mijn ervaringen met de metal-wereld.

Op regenachtige dagen als vandaag is het makkelijk om mijn hoofd af en toe kwijt te raken in de dagen dat het regende op festivals. Er komt dan al snel één festival naar voren: de Zwarte Cross. Ik ben drie keer naar de Cross gegaan, met mijn lieve vriendinnetje Anne. Om een snel beeld van de Zwarte Cross te schetsen: een groot grasland met motors, monstertrucks, bandjes, boeren, een jostiband die met Jovink liedjes van Frans Bouwer speelt,
en naakte marathonlopers met helmen op.


De eerste keer dat we overwogen te gaan, was het vanwege de combinatie: prijs en line-up. Er kwamen best een paar bands die we wilden zien en €75 voor drie dagen inclusief camping was zelfs voor ons nog goed te doen. Uiteindelijk zijn we drie keer bij tante Rikie (de festival heilige) komen slapen, elke keer met minstens één dag regen. Het leuke aan de Cross was dat de regen niet de beelden schiep die je bij veel andere verregende festivals soms wel ziet: een horde mensen voor een podium met poncho's en plu's (zoals de beelden vooral op foto's verschijnen). Maar nee, wij zagen mensen die een waterpistool pakten, mensen die gingen schuilen onder een strijkplank en plassenspringers. Talloze plassenspringers. Niet alleen blagen die uit het blagenparadijs waren ontsnapt, of single plassenspringers met laarzen, maar plassenspringers in alle vormen en maten: mensen zonder bescherming tegen het water, ruige plassenspringende metalheads en zelfs gehele rondspringende partytenten. Hossend en joelend sprongen meerdere partytenten als grote paraplu's over het campingterrein. En de volgende dag, als het niet weer regende, lag het festivalterrein vol stro om het land te beschermen tegen alle glijdende stampende modder-sneakers (Anne), kisten (ik) en laarzen (ik jaar twee en drie). Dit leidde tot een fantastisch stro-gevecht.

Helaas had de regen ook een keerzijde, en niet alleen dat het 's nachts koud werd (rillend in vier lagen kleding), en zelfs ook niet dat de toiletten... dat dus. Anne's gezondheid kreeg een klap en ze kreeg een aanval. Ik was blij dat ik erbij was, omdat ze had gezegd dat ik gewoon maar zelf naar de band moest gaan kijken, maar ik wist niet wat ik moest doen en durfde niet bij haar weg. Gelukkig kwam een vriend van haar die we eerder waren tegen gekomen toevallig bij ons schuilen, nu kon één van ons in ieder geval hulp halen als het erger werd. Maar zo ver kwam het gelukkig niet. De volgende dag konden we weer door het stro rollen, met onze handen aan de dranghekken headbangen en dansen tot we weer naar huis moesten.

We zijn nu al jaren niet naar de Cross gegaan (gevalletje: combinatie van prijs & line-up), maar we drinken nog steeds de Nozem oil samen. (En mede en whiskey en wijn en gekke biertjes en Fanta en Nespresso chocoladecappuchino's).


Fijn weekend en bedankt voor het lezen!

donderdag 7 juli 2016

De Patisserie

De tram zet me af in een straat met schreeuwende blauwe luifels van verschillende goedkope mobiele merken, met daarnaast een luifel van glas-in-lood. "Patisserie," staat er op. Ik zal vannacht de wil om de schreeuwende luifels af te plakken met oude kranten, wel weerstaan en focus me op het glas in lood. Er staat een mevrouw met wit haar voor het raam. Ik weet zomaar zeker dat zij al decennia lang banketproducten heeft gegeten, aan die andere kant van dat raam. Ze bestelde vast een koffie en koos vast het meest zoete, meest glazuur-druipende lekkernij wat er verkocht werd, aan de houten balie die nog steeds de winkel in tweeën verdeeld. Ze betaalde een paar dubbeltjes, die met een "kling" in de kassa verdwenen. Ze ging aan één van de eikenhouten tafeltjes zitten, vaak met een vriendin, soms alleen, en dan was er nog die keer met die jonge soldaat. 
    Wat ik zou geven om al die jaren terug tegenover haar aan tafel te zitten.Toen het glas-in-lood net gezet was en de schreeuwers zoals Lycamobile en Lebara misschien nog niet eens bestonden...
    De vrouw loopt verder, ik trek mijn hoofd uit de ver vervlogen tijden en loop de Lebara winkel in om een mobiel van tien euro te kopen.

woensdag 6 juli 2016

Kastanje

Open het luik naar zolder,
waar alles ligt,
alles wat ik vergeten ben.

Open een kartonnen doos op zolder,
vind een kastanje die allang niet meer glimt,
maar die ik niet kan weggooien
ik kreeg hem vast van jou
en bijna kan ik weer zien
hoe mooi hij glom.

dinsdag 5 juli 2016

Klaveren

We plukken klavertjes drie,
met paarse bloemen,
met rode nerven,
en lange stelen.

We plukken klavertjes drie,
een hele bos,
een hele hand,
een hele berg.

We plukken de klavertjes drie,
alleen de klavertjes drie,
en dansen door het veld van klavertjes vier.

maandag 4 juli 2016

Paardenbloempluis

Het was een winderige dag in mei toen de wind me mee nam. Ik was de eerste die moeder Paardenbloem verliet. Nadat mijn voet langs het pluis van mijn broers en zussen streek, was er geen weg terug. Maar zodra hun pluis niet meer zacht langs dat van mij aaide, snapte ik eindelijk waarom moeder zei dat we niet zenuwachtig hoefden te zijn. Er is niets wat we kunnen doen, de wind is de enige die kan bepalen waar ik eindig. En als je niet van richting kunt veranderen, dan kan je alleen maar kijken waar je naartoe gaat. Ik kan niet kiezen om te landen in een veld met anderen, ik kan er niet voor kiezen om een pionier te worden of om mijn pluis te doneren aan een rillend kuiken. De velden zien er uit als een zachte landingsplaats maar de wind blaast me er telkens voorbij. Het lijkt me heerlijk om een leven in één van de bossen te beginnen maar ik zie ze telkens alleen maar kleiner worden in de verte. Ik kijk op naar de gele helden die het redden tot daken of wilgenknotten, maar ik geraak alleen nog maar lager. Tot ik eindelijk de grond raak en over een ribbelige grijze stenen rol. Ik verlies mijn pluis maar dat is vast de bedoeling, ik kan niet blijven vliegen. Mijn voet blijft in een richeltje zand haken, het is genoeg om in te groeien. En ik ben niet de enige, we zijn met zijn drieën.

Volgend jaar staan we in uw grijze voortuin, met onze wortels onder uw tegels gehaakt zodat het extra moeilijk is om uit de grond getrokken te worden. Dit doen we strikt en alleen om u te pesten, dat begrijpt u. Het is niet zo dat we betere opties hadden.

vrijdag 1 juli 2016

Het rijk van Dionysos - Mijn eerste concert II

Bron: http://www.metalfan.nl/concertreviews.php?id=240


Elke week post ik een stukje uit “het rijk van Dionysos”, over de feesten waar ik ben geweest, maar vooral; over mijn ervaringen met de metal-wereld.

Ik neem een slok van mijn sinas en staar naar het podium, we staan ongeveer in het midden van de zaal, naast een pilaar.  Mijn oom duwt een tweede sinas in mijn handen, een tweede wijn in de handen van mijn moeder en nog een sinas in die van mijn vader. Zelf loopt hij een rondje met zijn bier om zijn vrienden een klap op de schouder te geven. Het publiek begint te juichen al voor dat ik het eerste bandlid op zie komen. Gorefest begint en mijn oom komt vragen of ik nog een sinas wil, ik bedank en hij loopt naar de bar. Gitaren en drumstellen klinken veel beter live. Mijn oom komt met een grijns terug, hij drukt nog een wijn in de handen van mijn moeder en bukt zich naar mijn oor om me te vertellen over de zanger van Gorefest. En ik staar maar naar het podium, met een grijns die ik niet zelf had kunnen verzinnen. Ze spelen het nummer ‘Get a life,’ terwijl er een rode spot op de zanger schijnt. Het ziet eruit alsof hij een woedeaanval heeft, wat duidelijk ook de bedoeling is want de zanger trekt tijdens het grunten zijn beste boze metal-gezichten. En die gezichten blijft hij trekken, ook bij het tweede nummer wat ik kende: ‘Erase’. Maar dit keer is het licht van de spot groen. Met de boze metal-gezichten erbij kan ik alleen maar aan de hulk denken, en ik trek aan het shirt van mijn moeder om het haar te zeggen. Ze bukt met haar vierde wijn in de hand en schuift haar krullen weg van haar oor. Ik moet twee keer “de hulk!” schreeuwen voor ze me verstaat maar dan begint ze ontzettend te giechelen, ik raak in de slappe lach en het helpt niet dat het licht weer rood wordt.

Mijn oom komt weer aanlopen met een grijns, een bier, twee sinas en een plastic beker met wijn. Op het podium zijn meerdere mensen in de weer om alles klaar te zetten voor After Forever. Mijn oom slaat een arm om me heen en vraagt of ik het goed vond.
“Weet je,” zegt hij “ik mocht op mijn twaalfde niet eens naar het concert van Normaal. En jij staat hier gewoon op je twaalfde al bij Gorefest. Één van de lompste trashmetalbands.” Hij geeft me een stootje, en ik ben trots door de manier waarop hij me aanspreekt en omdat ik al ben begonnen, eerder dan hij mocht. Dat moet toch iets beloven.

After Forever komt op en ik juich zo hard als ik kan. Floor klinkt prachtig, beter dan op cd, en ik zing mee. Ik beweeg mijn hoofd zoals de anderen in het publiek dat doen, maar niet teveel want ik wil zo min mogelijk missen. Ik kijk naar de zwarte menigte met bewegende mensen en verbaas me als ik mijn moeder daar opeens tussen zie. Ze danst in haar eigen wereld, en zwiert met haar armen. Mijn oom brengt ons nog een drankje en verdwijnt weer de massa in. Ik probeer nog eens te headbangen, omdat het hoort, omdat ik wil weten waarom ze het doen en omdat het er leuk uit ziet. Ik kijk naar hoe mijn haar heen en weer beweegt onder het flitsen van de spots en snap dat mensen daar graag naar kijken, al voelt het voor mij nog wat onnatuurlijk aan, gemaakt. Houdt iedereen zijn ogen open als ze headbangen? Ik kan het niet zien. Dus ga probeer ik het met mijn ogen dicht, en nog eens met mijn ogen open. Als ook After Forever haar toegift gegeven heeft krijg ik twee T-shirts. Een After Forever shirt van mijn vader en een Gorefest shirt van mijn oom. Beide mag ik zelf uitkiezen. Ik kies van Gorefest een shirt met skeletten die poker spelen en van After Forever een heel mooi shirt met een meisje erop. Nu hoor ik er officieel bij.

We verlaten de zaal en ik ben blij dat ik de weg niet hoef te weten. Ik loop met mijn moeder achter de mannen aan en maak haar aan het giechelen, tot we opeens de mannen niet meer zien. We draaien ons om en zien ze in een snackbar staan, Pap had ons best even kunnen vragen of wij ook wat wilden. Ik wil erheen lopen maar mijn moeder pakt me vast. Ik moet haar haren vasthouden terwijl ze gebogen op een stenen paaltje leunt. Er komt niks, maar ik denk dat ze geen kaassoufflé wil.


Dit is het voor deze week. Een heel fijn weekend gewenst en bedankt voor het lezen!