maandag 4 juli 2016

Paardenbloempluis

Het was een winderige dag in mei toen de wind me mee nam. Ik was de eerste die moeder Paardenbloem verliet. Nadat mijn voet langs het pluis van mijn broers en zussen streek, was er geen weg terug. Maar zodra hun pluis niet meer zacht langs dat van mij aaide, snapte ik eindelijk waarom moeder zei dat we niet zenuwachtig hoefden te zijn. Er is niets wat we kunnen doen, de wind is de enige die kan bepalen waar ik eindig. En als je niet van richting kunt veranderen, dan kan je alleen maar kijken waar je naartoe gaat. Ik kan niet kiezen om te landen in een veld met anderen, ik kan er niet voor kiezen om een pionier te worden of om mijn pluis te doneren aan een rillend kuiken. De velden zien er uit als een zachte landingsplaats maar de wind blaast me er telkens voorbij. Het lijkt me heerlijk om een leven in één van de bossen te beginnen maar ik zie ze telkens alleen maar kleiner worden in de verte. Ik kijk op naar de gele helden die het redden tot daken of wilgenknotten, maar ik geraak alleen nog maar lager. Tot ik eindelijk de grond raak en over een ribbelige grijze stenen rol. Ik verlies mijn pluis maar dat is vast de bedoeling, ik kan niet blijven vliegen. Mijn voet blijft in een richeltje zand haken, het is genoeg om in te groeien. En ik ben niet de enige, we zijn met zijn drieën.

Volgend jaar staan we in uw grijze voortuin, met onze wortels onder uw tegels gehaakt zodat het extra moeilijk is om uit de grond getrokken te worden. Dit doen we strikt en alleen om u te pesten, dat begrijpt u. Het is niet zo dat we betere opties hadden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten