woensdag 30 november 2016

Adrianus in de Crystal tower

Ik heb mezelf nooit als een net persoon gezien, nooit.Vandaag is dat niet anders, dus moet ik mijn best doen. Mijn flexwerk voor Recruit a Student heeft me bij een internationaal communicatiebedrijf gebracht. Een bedrijf dat voor andere bedrijven apparatuur maakt om de communicatie te verbeteren. En ik mag voor de financiele tak de telefoon van de receptioniste opnemen. Het was makkelijker geweest om te vinden dat ik het niet kon en de klus te laten liggen, maar het meisje van het bureau zei zo lief dat ze wel dacht dat ik het kon handelen.

Ik ga achter de receptie zitten en doe mijn best om niet aan mijn plekjes te pulken. Mijn afleiding: wel drie telefoontjes, verspreid over 8 werkuren. Andere afleiding: een babydraak onder mijn tafel, (shhhhht, aan niemand doorvertellen). Ik heb hem Adrianus genoemd.
Elke keer als de telefoon gaat, springt A3anus op van het geluid. Met zijn kop tegen het bureau, maar ze zullen de deuken heus niet zien. Of waarschijnlijk niet binnenkort. Elke keer als er iemand binnen komt, trekt hij aan mijn schoenveters. Mijn nestors liggen eraf, dat kan ik wel zeggen.
 "Kappen," zeg ik dan. Mensen denken nu vast dat ik een ingewikkelde relatie met mijn voeten heb, gelukkig zijn de meesten niet Nederlands. In de pauze voer ik A3 pindakaas met hagelslag, dat is heus niet giftig. Heb je ooit van een draak met allergie gehoord? Het bestaat niet. Daar moet eerst nog jaren doorfok overheen. Maar geen zorgen, zo ver komt het heus wel eens. Dat de Iraanse Stompe Neusbrug kuiltjes in zijn wangen heeft, en hoge kans op plop-ogen, dat de Nederlandse Watersnaak een allergie heeft voor eenden die brood hebben gegeten en dat de Grote Platoor niet meer met zijn vleugels vliegt maar met zijn oren, en kans heeft op auditair entropion = oren die het oog ingroeien. Maar zo ver zijn we nog lang niet, daar moeten nog flink wat generaties overheen. Geen zorgen, als we de draak niet doen uitsterven, komen we daar echt wel. Geen zorgen.

Ik geef de planten water, A3 volgt me over het plafond en kwijlt precies boven de computer van de baas. Meneer is super netjes maar hij knikt naar me. Hij is blij dat zijn plantjes hierna weer twee weken dorst kunnen doorstaan. Goedzo goedzo, 3anus volgt me de kamer weer uit. De baas zal het kwijl achter op het beeldscherm wel niet opmerken, vast niet. Ik ga weer achter de receptie zitten, A3 schuurt gaten in mijn legging.
 "He, laat es!" zeg ik. De man in het kantoor naast de receptie steekt zijn hoofd door de deur.
 "Sorry?"
 "O, nothing, nothing at all. Sorry. Very sorry."
 "No problem."
 "Sorry," zeg ik nog eens.
Hij gaat weer terug zijn kantoor in.

We hebben nog tien minuten om van het uitzicht te genieten, dus doen we dat. Er is toch niemand in de conference room. 3anus vliegert door de kamer en blijft aan de draden van de grote beeldschermen haken. Niemand zal snel merken dat die draad half door is, vast niemand.
 "Kom Anusje, huistijd," zeg ik. Ik bind mijn vest als een parachute aan zijn vleugels en open het raam. Het diertje is beter in vliegen dan in landen.

De volgende keer dat ik in een net kantoor moet werken, laat ik hem misschien beter toch thuis.

maandag 28 november 2016

Vergiftigd

Ik heb gisteren niet gedronken, ik heb gisteren toch niet gedronken?
 "Ik heb gisteren helemaal niet gedronken," zeg ik.
Mijn liefste vriendin gelooft me niet, haar gezicht zegt: niet met dat hoofd!
 "Ik heb een kater zonder hangover."
 "Die twee dingen zijn hetzelfde," zegt ze.
 "Hangover klinkt ernstiger," zeg ik stug.
Met gesloten ogen schudt ze haar hoofd. Ze weet ook altijd alles beter.
  "Ik ben vast vergiftigd."
Ze rolt met haar ogen.
 "Ik ben gisteren vergiftigd."
Ze rolt met haar ogen.
 "Wat?!"
 "Door die kabouter, of wat?"
 "Weet jij veel."
 "Dus je hebt gisteren echt niks gedronken?" vraagt ze.
 "Niks."
 "Oké, ik geloof je."
 "Dank je," zeg ik.
 "Je hebt een kater omdat je niks hebt gedronken."

vrijdag 25 november 2016

Het rijk van Dionysos - Pre-Kater deel VIII

Het eten van Sir Henry Meux was precies wat ik zou verwachten van kippen zonder doorfok of hormonen. En groentes zonder gifstoffen en genetische oppomp biologie, daarnaast werd Port Liquor geschonken, wat hij zo deftig mogelijk uitsprak.
Na het eten stapt iedereen het vat uit en ruimen de bedienden de tafel en stoelen eruit. Ik til kleine Floris mee en loop acht Oscar aan.
   "We moeten een stukje doorspoelen," zegt hij, "hierna vullen ze het vat en laten de Port Liquor rijpen."
Ik volg hem naar de lift, binnen wordt Floris weer even zijn normale grote. Hij schudt en rekt en wordt weer klein. Oscar herinnert me eraan niet mijn beker te vergeten. We stappen samen uit. Ik wil weer richting de ingang van de loods lopen maar Oscar houdt me tegen, hij loopt om de loods heen en klimt op het dak van een schuur ernaast. We gluren door een scheur in het hout naar binnen.
   "Houd je vast," zegt Oscar, "3, 2, 1,"
KLENG! Met een machtige klap springt de middelste hoepel van het vat. Met een enorme kracht stroomt de Liquor er uit, tegen de kleinere vaten die eromheen staan. De vaten breken en de Port Liquor stroomt tegen de muren op. De schuur beeft van de klap en de deur van de loods slaat open. De Port Liquor stroomt de straat op. Als de kracht van de stroming er af is klimmen we de schuur weer af.

We zien een bediende van Henry Meux een vinger in de bruine vloeistof dopen en proeven. Schreeuwend rent hij naar binnen. Het volgende moment komen alle bedienden naar buiten rennen met glazen. Het bier ligt tot drie straten verderop, en sneller dan ik zou verwachten staat de straat vol drinkende mensen.
Henry komt ook naar buiten rennen en schreeuwt in afgrijzen, hij stampvoet, hij dreigt, maar niemand zet zijn glas weg.

Oscar en ik dopen onze glazen ook in een plas en proosten. Floris neemt stiekem een likje maar wordt dan afgeleid door een stel kinderen die hun ouders kwijt zijn. Hij kroelt tegen ze aan en laat een schel "miew" horen. De kinderen smelten ter plekke. Ondertussen zwelt de chaos sterk aan, steeds meer mensen rennen joelend met glazen de straat op en laten hun werk liggen. Er vormen zich groepen om de grotere plassen en mensen uit de buurt verkopen alle glazen die ze kunnen missen.
   "Het grootste spontane zuipfeest ooit," zegt Oscar die lachend naar de drinkende menigte kijkt.
   "Ik ben blij dat je me dit hebt laten zien," zeg ik. Het geeft een soort voldoening om de arme arbeiders van Londen met volle glazen op straat te zien drinken van het dure, gratis bier.
Maar dit keer blijven we niet lang, de chaos is te groot, gevaarlijk zelfs. Er breken gevechten uit om de grootste plassen, om bekers, en, een aantal geleegde bekers later, ook om kleine misverstanden. We zorgen ervoor dat de kinderen Floris volgen, naar een veiligere plek en gaan dan terug naar de lift.
   "Het was dus toch de hoepel," zei Oscar, "ze waren er niet zeker over."
   "Dit houden ze nog wel even vol, zeker?" vraag ik lachend.
Oscar knikt, "een paar duizend mensen om 7,5 miljoen biertjes te drinken. Helaas ook 7 doden."
Daar schrik ik toch van, "en Henry," vraag ik.
    "Vrijgesproken."
    "Echt?"
    "De rechter zag het als een Goddelijke interventie."

woensdag 23 november 2016

Terug naar de herfstvakanties van vroeger

Nu ik de bladeren weer kan ruiken, wil ik herfstvakantie. Het kan me niet schelen wat de baas zegt. Ik wil herfstvakantie en kastanjes zoeken in de Donkere Duinen. Kastanjes, kastanjes met groene hoesjes en tamme kastanjes, met of zonder stekels. Schudden aan de bomen in de hoop dat er nog één valt. En dan doorlopen naar het naaldbos en dennenappels zoeken. Thuis de eikeltjes rapen en dan de rest van de vakantie binnen zitten met zoethoutthee en granenkoffie. In huis staan gele lampen aan en de radio met liedjes om mee te zingen. Ik wil weer een puzzel maken en een bal breien die meer lijkt op een augurk. We schminken elkaar en ik doe weer mijn berenonesie aan. Soms maken we koprollen over de bank, maar alleen op de leukste liedjes. We verzamelen onze schatten op tafel en knutselen tot school weer begint.
 Ik zoek de mooiste kastanjes uit, de glimmende rood bruine, en steek er een saté-prikker in. Daarna zoek ik de mooiste draden uit en spin het web. Een draad die steeds van kleur veranderd tussen rood, oranje en geel. Het draadje moet steeds een stukje van de vorige af, en goed stevig zodat hij blijft zitten. Maar niet te hard trekken, anders komt de saté-prikker los.
 Ik zoek de mooiste kaardenbol uit, het steeltje in zijn snuit. Een egeltje maken is niet moeilijk, je hebt alleen maar drie spelden nodig. Van die spelden met bolletjes op het einde, een roze voor zijn snuit, twee zwarte voor zijn oogjes. Daarna alleen de goede plek vinden om ze erin te steken.
 Papa heeft een mix van zaadjes en pindakaas gemaakt, of zoiets. We binden touwtjes aan de dennenappels en smeren de mix ertussen. Daarna hangen we ze in de tuin voor de vogeltjes.
 Of we plakken hem op een tak die Papa recht heeft afgezaagd, en doen er groene wol tussen of oranje met geel en rood. Daarna maakt Papa er een voetstuk aan vast zodat hij goed blijft staan, en dan is de boom af.
 Ik lijm de hoedjes aan de eikeltjes vast, de eikelmannetjes zijn het lastigst om te maken. Een stukje saté-prikker als nek tussen een eikeltje met, en zonder hoedje. Het eikeltje met hoedje moet bovenop natuurlijk. Het hoedje raakt steeds los als ik kracht zet om de prikker tussen beide te krijgen, ik lijm hem later nog wel eens. Daarna nog vier stukjes saté-prikker, of in totaal vijf van die kleintjes. Aan het einde van de vier prikkers krijgt hij nog handjes en voetjes en daarna is het klaar. Morgen maak ik er nog meer, en daarna stellen we ze allemaal ten toon.

Hoeveel kinderen zouden nog dit soort vakanties hebben?

maandag 21 november 2016

De Myriaëder

Het strand is te nat om het zand op te laten stuiven. De witte koppen razen over het water, als bezetene lakeien van Poseidon. Ik ben alleen, dit keer. Want ik kom alles achterlaten. Ik laat de punten van de golven aan mijn laarzen likken, vraag me af hoeveel hoeken de zee bevat en hoe het figuur zou heten. De Myriaëder. Een ontelbare hoeveelheid hoeken omdat hij tot het einde van het water hoeken zal blijven maken, steeds net weer ergens anders, van een andere grote. Welk figuur kunnen we de dood toekennen, er zijn mogelijk miljoenen grafieken van hem gemaakt, maar altijd niet van meer dan één punt.
 
Heeft iemand de Myriaëder van de zee wel eens naast die van de dood gelegd? Misschien blijkt de gulden snede helemaal niet de formule voor het leven te zijn, maar voor het eindigende leven. Mijn schoenen zakken in het zand, en misschien zorgt de gulden snede ervoor dat mijn hakken sneller zakken dan mijn tenen. Ik trek mijn schoenen uit, bekijk de haartjes op de kootjes tot ze in het zand zijn verdwenen. Het zeewater vult de ruimte die mijn voeten gecreëerd hebben. Er vliegen geen meeuwen boven zee, zoals op de plaatjes of als in de boeken. De Myriaëder is te onstuimig vandaag. Heeft de meeuw eigenlijk een Myriaëder? En de mens, de boterbloem, de zandkorrel? Ik weet niet zeker of het bestaat. Als alles eindig is, als de gulden snede altijd een trechtervorm heeft, dan bestaat er geen oneindig. Dan bestaat alleen het idee van "te veel om te tellen," die ten onrechte aan oneindig gekoppeld wordt.  Ik trek mijn voeten uit het zuigende zand, stap dieper in een zeepunt, en dieper, en dieper.

woensdag 16 november 2016

Een 12-uurtje

Ik loop door de stad en zie oude mensen, oude mannen en vrouwen die om twaalf uur door de straten dwalen met rode paraplu's en grijze jassen en zwarte brillen. Twee mannen schaken in de boekwinkel, de winkel breidt uit en er moet veel verplaatst want de boekenkasten in de winkel zijn vol en de boeken liggen er in hoge stapels tegenaan. De tweede lokatie is betaald, maar de mannen schaken en troefen elkaars boekenkennis af.

Twee mannen drinken koffie bij de Hema, maar een van hen drinkt jus d'orange. Eerst een flesje en dan een glas want dat is lekkerder. Ze praten want het is alweer even geleden, en ze praten over die ene man die ze beide kennen en gissen er samen naar of die gemeenschappelijke man zestig jaar is of eenenzestig of toch net zestig geworden, "want wanneer was ie ookalweer jarig?" Daar waren ze toch bij, hoe oud werd ie toen?

Ik loop door de stad en zie oude mensen, een man zit alleen voor het raam met zijn koffie, ik denk zomaar dat hij daar elke dag zit, omdat het hoort. Tot hij daar niet meer zit en het niet meer hoort.

Een man groet een vrouw in de bibliotheek, ze zit achter een dik beeldscherm want zo'n computer heeft ze thuis niet en klaverjassen vind ze zo leuk, maar ze heeft te kort tijd of reisgelegenheid of contact om het met vrienden te spelen. De man zoekt een boek, en meer dan "hallo" zeggen ze niet. Zouden we wel eens tegen elkaar zeggen hoe akelig het weer voor hun botten is? En hoe heupen vastgroeien na verloop van tijd, en hoe kraakbeen aan maandelijks degraderen doet?

Ik loop door een stad vol oude mensen en wil graag naast de enkele man voor het raam gaan zitten, omdat ik ook even enkel ben en omdat hij verhalen heeft waar niemand naar luistert maar wellicht iedereen zou moeten horen. Of verhalen die hij aan iedereen laat horen maar werkelijk voor niemand de moeite zijn om te beluisteren. Maar ook dan zal ik wel luisteren, want ik heb tijd en ik drink ook koffie. Want ik heb tijd en mijn kraakbeen degradeert ook maandelijks. Want ik drink ook koffie en heb niets te zeggen tegen het boek waar ik me achter verstop.

Maar ik ga niet naast hem zitten. Ik vraag ook niet wie het schaken wint. Ik vraag niet of de vrouw van klaverjassen houdt, of welk boek de man zoekt, of opper dat de vriend van de twee mannen misschien wel 62 jaar oud is.
Soms is er alleen maar veel te verliezen als je telt hoeveel vet er door de groeven van hun gezichten is ontnomen. Daarom zal ik vandaag maar niet tellen, ik kijk alleen maar.

maandag 14 november 2016

Het kloppen (20)

Sinne wil dat de muziek nooit stopt. Ze klopt om beurten met de prins, met Lukas en verschillende andere monsters. Maar uiteindelijk stopt de muziek toch. De drie mensen nemen afscheid van de koninklijke familie. Arend kust koningin Zada de hand en doet daarna een poging om de koning uit te leggen dat het geven van een kus op de hand in de mensenwereld hoort bij een koninklijke familie. Lukas leert prins Nikos te boksen met de vuisten tegen elkaar en prinses Illaysa heeft een pauze genomen van het langzame kloppen met het jonge monster. Ze omarmt Sinne en probeert daarna ook de boks tegen Lukas' vuist. Nikos geeft Sinne een kus op de wang, Sinne bloost.
   "Ik denk dat er nog geen mens is geweest die zo goed kon kloppen als jij," zegt Nikos.
   "Dankje," zegt Sinne.
   "Als je nog eens in de buurt bent... Ik zou je graag de rest van het paleis eens laten zien."
Sinne knikt, "heel graag," zegt ze. Flerk springt in Sinne's nek, daarna schudt ze koning Geza de hand. Ze krijgt samen met Flerk een knuffel van koningin Zada en daarna staan de mensen met Thales en de koninklijke familie tegenover elkaar.
   "Bedankt dat jullie hen hebben meegebracht," zegt koningin Zada tegen Flerk en Thales, daarna wendt ze zich tot de mensen. "Jullie zijn altijd welkom, en laat me jullie alvast uitnodigen voor het bal van volgend jaar. Tot ziens."
   "Dank u allemaal voor uw gastvrijheid," zegt Arend, "we nemen uw uitnodiging zeker aan."
De groep draait zich om en gaat de trappen af naar Blaarg om Lukas naar huis te sturen.

   "Tot morgen!" zegt Sinne.
   "Trusten," zegt Lukas en hij stapt door de poort. Sinne en Arend willen alweer de trappen op klimmen om via het clubhuis terug naar huis te gaan maar Blaarg houdt hen tegen. Hij opent nog een poort en geeft aan dat Arend er doorheen mag stappen.
   "Dank u wel," zegt Arend, "Slaap lekker Sinne."
   "Slaap lekker Arend," zegt Sinne, "ik kom morgen wel weer op de thee." Arend stapt door de poort en Blaarg toetst de volgende code in het paneel.
   "Stiekem ben je heel lief," zegt Sinne tegen Blaarg die nog altijd heel serieus kijkt. Ze geeft hem een knuffel, en denkt een kleine glimlach bij hem te bespeuren.
   "Ga nu maar naar je bed," zegt hij met een krakende stem. Sinne knikt en zwaait naar Thales, ze hebben al met hem afgesproken om elkaar weer in het clubhuis te ontmoeten. Ze stapt met Flerk nog in haar nek door de poort. Ze stapt haar kamer in en laat zich in bed vallen, zonder het kloppen op haar muur valt ze direct in slaap. Thales zal niet meer in de muur kloppen, hij heeft genoeg geoefend.

De volgende dag wordt Sinne pas laat wakker. Ze heeft heerlijk geslapen. Haar moeder zit nog aan tafel, met haar leesbril op de neus en een krant in haar handen. Ze leest hem niet zoals het hoort, helemaal opengevouwen, in plaats daarvan vouwt ze hem steeds om het artikel wat ze wil lezen. Sinne's vader heeft dat weleens gebruikt om erachter te komen welke artikels haar moeder niet, maar ook vooral wel interesseerden.
   "Mam, zullen we binnenkort eens gaan barbecueën met Lukas en zijn ouders en de buurman?"
Haar moeder laat haar gevouwen krant zakken en kijkt haar aan over haar leesbrilletje.
   "waarom wil je dat?" vraagt ze.
   "Jij zegt zelf altijd dat we mensen niet te snel mogen beoordelen en ik denk dat de buurman best heel aardig is. En misschien zelfs de ouders van Lukas ook."
   "Hmm," zegt haar moeder, "als jij uitnodigingen maakt."
   "Oké! Zaar eerst ga ik buiten spelen!"
Sinne propt de laatste twee happen van haar brood in één keer naar binnen en rent meteen door naar buiten. Lukas is al buiten, hij trapt zijn bal tegen de groene schuur van zijn buurman, omdat er tegenover die schuur nog een schuur staat. Net als twee doelen tegenover elkaar horen te staan. Sinne benadert hem van achteren en pakt de bal van hem af voor hij haar gezien heeft, en trapt hem in de "doelschuur".
   "Goal!!" roept ze.
Lukas grijnst, "Denk maar niet dat je daarmee gaat winnen!"

vrijdag 11 november 2016

Het rijk van Dionysos - Pre-kater deel VII


   "Wat zal het zijn?" vraagt Oscar.
Ik denk na, ik heb over genoeg concerten gehoord waar ik heen had gewild maar het lijkt me ook leuk om juist ook andere dingen te zien. De concerten komen nog.
   "Kies de volgende rit maar, mijnheer Oscar!" Oscar lacht en tikt meteen een code in het paneel. Hij draait zich naar ons om en pakt een glas van de tafel. Ik bied hem de karaf aan maar hij weigert.
   "Dit is niet direct een feest, het is een ongepland feest. Maar ik was er altijd al benieuwd naar. En je zei dat je honger had." zegt hij, "Neem een glas mee." voegt hij eraan toe.
Ik pak een glas en haal mijn schouders op naar Floris. Die knippert één keer met zijn mooie ogen en begint dan te krimpen. Verbaasd kijk ik van Oscar naar Floris, terwijl de jaguar kleiner en kleiner wordt en stopt met krimpen op de grootte van straatkat.
   "Ahh wat schattig!" roep ik uit voor ik er erg in heb. Floris kijkt me geërgerd aan.
   "De mensen hier zijn niet echt gewend aan grote kattensoorten," zegt Oscar. Floris miauwt als een kitten, dit keer bedwing ik mijn 'kawaii' uitroep, zoals Japanse meisjes roepen als ze iets ontzettend schattigs zien. Of een leuke jongen natuurlijk. Ik leeg mijn beker en steek hem in een plooi van mijn witte gewaad. De lift opent en we stappen een grimmig licht in, vlak voor een gigantisch herenhuis.
   "Londen, 1814," zegt Oscar. We lopen naar het herenhuis toe en lopen eromheen, naar een grote loods. Ik volg verbaasd als we de loods stiekem betreden en naar een gigantisch biervat lopen. In het biervat staat een lange tafel met eten, drinken en mensen die duidelijk rijker zijn dan de rest van de straat die ik net zag. Een man met een korte kin en appelwangen zat aan het hoofd van de tafel. Oscar legt zijn
vinger op zijn lippen.
   "Als we stil zijn kunnen we vast wel ongemerkt als gasten 201 en 202 aan de tafel aansluiten," zegt Oscar.
Stil lopen we naar de tafel en schuiven aan, Floris komt bij mijn voeten liggen. De man aan het hoofd van de tafel heft zijn bierglas, de andere deftige mannen en vrouwen volgen zijn voorbeeld.
   "The greatest beerkeg in the world," zegt hij met een accent wat ik beslist versta onder wat de Engelsen 'posh' noemen. Daarom zijn we dus hier, het grootste biervat ter wereld. Iedereen giet zijn glas in één keer achterover en wordt direct door een bediende bijgevuld. Daarna komen er bedienden met dienbladen binnenlopen. Ik bekijk ze aandachtig, bedienden, bedienden, in welk jaar werd de slavernij in Londen afgeschaft? Ik wil één van de bedienden aanspreken maar Oscar legt zijn hand op mijn arm en schudt zijn hoofd. Ik bekijk de slaven aandachtig, ze zien er verzorgd uit.

donderdag 10 november 2016

Het kloppen (19)

De twee kinderen stoppen met kloppen. Zelfs de koning en koningin zijn erbij komen staan. Misschien was het toch niet zo'n goed idee om te springen. Thales zei dat hij dat nooit eerder had gezien, misschien is er een reden waarom ze dat niet deden die hij hen niet verteld heeft, of die hij niet kent. Sinne krijgt een kleur, straks hebben ze de lieve monsters per ongeluk beledigd. Ze staart naar haar schoenen.
   "Sorry," zegt ze zacht, haar stem klinkt schor. Kort richt ze haar ogen op Nikos om zijn reactie te lezen. Hij komt verbaasd over. Illaysa glimlacht alleen maar lief.
   "Jullie zijn niet van hier hè?" vraagt Nikos.
   "Nee, dat hadden we toch al gezegd," zegt Lukas lichtelijk geïrriteerd, "waarom vragen jullie dat steeds?"
   "Lukas!" zegt Sinne, en ze geeft hem een por.
Nikos lacht, "sorry," zegt hij, "dat is een monstergrapje. We wilden alleen jullie klop beter bekijken. Die luchtklop is ons niet bekend, doen mensen die veel?"
   "Springen jullie nooit?" vraagt Sinne op haar beurt verbaast, "mensenkinderen springen heel veel, we hebben er zelfs speciale speeltoestellen voor."
   "Niet voor de lol, en niet tijdens het kloppen," zegt de koning, die naar voren is komen lopen, "doe het nog eens voor?" Sinne en Lukas springen beide de lucht in. De koning doet het na, het ziet er heel droog uit. De koningin begint te lachen en probeert het zelf ook eens. De koning blijft als een plank op en neer springen. Ook de prins en prinses springen op en neer, daarna beginnen alle monsters te springen.
   "Ik snap het niet," zegt de koning, "ik doe het vast fout." De koningin pakt hem bij de hand en samen springen ze verder. Illaysa en Nikos springen lachend heen en weer, Illaysa draait zelfs af en toe om haar as in de lucht. De spinnen passen het ritme aan en als vanzelf klinkt het springen er als een drummer doorheen. De koning en koningin gaan terug naar een zwierende klop en een deel van de monsters volgt hun voorbeeld. Illaysa springt verder samen met het jonge monster waar ze naar glimlachte vanaf de eettafel. Prins Nikos reikt zijn hand uit naar Sinne.
   "Laat me jou nu een paar van onze kloppen leren," zegt hij. Sinne knikt, ze wil niets liever. Het lijkt haar zo geweldig om te kunnen kloppen zoals hij. Ze zwaait naar Arend en wordt met de prins tussen de monsters mee gevoerd. Hij leert haar geduldig de passen en al snel kent ze een paar monsternummers.
   Lukas springt vrolijk verder samen met Thales en een klein groepje jonge monsters om hem heen. Een klein blauw monstertje trekt hem aan de mouw en Lukas stopt met springen.
    "Ik neem later net zo'n klop als jij!" zegt het monstertje.
Lukas lacht, "goed zo, minimonster."

woensdag 9 november 2016

Het kloppen (18)

Het buffet begint leeg te raken en de borden worden door plechtige rode monsters opgehaald. Alleen de tafel met Zoetekauwen blijft een aanvoer van zoetigheden houden. Die sterken tijdens het jaarlijkse bal aan om de rest van het jaar op snoep te leven wat ze op staat vinden of weggeschoven onder stoelen, banken en bedden. Iedereen krijgt een lekker drankje aangeboden. Daarna wordt het stil in de zaal want Zada is uit haar stoel opgestaan. Haar jurk ziet er ongelooflijk zacht uit en ziet er heel mooi uit bij de bloemen in haar haren.
   "Hooggeëerde monsters," zegt ze met twinkelende ogen, "wat fijn dat jullie er zijn! Onze lieve prinses Illaysa is 15 geworden, daarom nodigen we jullie allemaal uit om met ons mee te kloppen."
De monsters in zaal juichen grommend en snerpend, ze zijn duidelijk gek op hun koningin. Dan gaat Illaysa zelf staan, een beetje onhandig loopt ze een naar het midden voor de tafel en blijft daar zenuwachtig staan. De zaal wacht stil op wat ze gaat zeggen.
   "Bedankt," zegt ze en ze vouwt verlegen haar armen achter haar rug.
   "Ahhh," klinkt het door de zaal. Daarna begint het spinnenorkest te spelen met laag tokkelende tonen. Prins Nikos klimt over de tafel, hij reikt zijn hand uit naar de prinses en samen lopen ze de balvloer op en beginnen te kloppen. Ze vullen de muziek feilloos aan waardoor het een heel eigen lied wordt. Ze kloppen op hoog tempo tot ze na een fantastische solo van de prins, op natuurlijke wijze overgaan op wat een tweede nummer zou kunnen zijn, met een langzamer tempo. De eerste monsters die bijspringen zijn, tot Sinne's verbazing, de zwarte kruipers. Ze kloppen vrolijk een tweede ritme door dat van de koningskinderen. Daarna beginnen steeds meer monsters te kloppen. De vele verschillende manieren van kloppen zien er prachtig uit. Sinne loopt om de dansende monsters heen en hoort dat door de vele verschillende kloppers, overal een ander ritme doorklinkt. Ze ziet nu ook Thales voorzichtig zijn klop beginnen, hij loopt zenuwachtig in zijn driehoek. Sinne gaat naast hem staan en steekt haar duim op, maar Thales snapt niet zo goed wat dat betekent. Toch lijkt hij wat meer zelfvertrouwen in zijn kloppen te krijgen. Arend begint voorzichtig aan zijn klop, hij stapt zachtjes heen en weer, bijna zonder te kloppen. Sinne en Lukas kunnen niet achterblijven, Lukas begint te springen: boem boem boem, boem boem boem, en Sinne klopt haar ritme: klop-klop klop-klop klop-klop boem, klop-klop klop-klop... Lachend kloppen ze tegenover elkaar, kloppen is zo veel leuker dan het dansen wat Sinne van haar vader heeft geleerd. Die stapte alleen maar zachtjes heen en weer. Sinne en Lukas beginnen steeds harder te kloppen, tot hen opeens opvalt dat de monsters om hen heen gestopt zijn met kloppen. Sinne draait zich om en kijkt recht in de gezichten van Nikos en Illaysa.

dinsdag 8 november 2016

Het kloppen (17)

Thales kijkt op van zijn bord, "wat?" vraagt hij.
   "Menseneters," zegt Lukas, gespannen kijken de drie naar Thales.
   "O," zegt Thales, "die zijn niet uitgenodigd."
Verschrikt wisselen de drie een blik. Ze bestaan dus wel, de mensetende monsters. Naast Sinne begint de Kleerengel te schudden. Er valt een gympie op haar bord, Sinne kijkt naar hem en dan naar Thales die met een poot voor zijn mond zit.
   "Lukas," zegt Sinne, "ken jij nog dat verhaaltje over dat jongetje in Duitsland?"
Lukas schudt zijn hoofd, "zou dat dan moeten?" vraagt hij. Sinne knikt.
   "Het is een heel belangrijk verhaaltje.
Er was eens een jongetje in Duitsland en die riep steeds: de wolf komt, de wolf komt!" Alle dorpelingen werden dan bang, ze lieten alles liggen en vluchtten hun huizen in. Het jongetje maakte daar handig gebruik van, hij ging er met alle spullen vandoor, die door de dorpelingen waren achtergelaten. Hij deed het steeds vaker en verzamelde vele spullen. Het ging heel goed met het jongetje. Hij kon een huisje betalen en lekker eten elke dag en hij deed er toch weinig kwaad mee? Tot op een dag hij weer riep: "de wolf komt, de wolf komt!" En een man zei: maar ik heb die wolf nog nooit gezien, bestaat hij wel? Dat maakte het moeilijk voor het jongetje. De mensen verstopten zich niet. En ook de keren erna verstopten ze zich niet meer. Goed, dacht het jongetje, als de dorpelingen een wolf willen zien...Dan zal ik die mensen een wolf laten zien. Hij verkleedde zich als wolf en riep vanachter een boom: de wolf komt, de wolf komt! Daarna huilde hij als een wolf en kwam tevoorschijn. Veel dorpelingen renden weg zodra ze hem zagen, maar de man die zich als eerste had afgevraagd of de wolf wel bestond, stak het jongetje in zijn been. Het jongetje gilde het uit. De man zei: dat dacht ik al! En sneed zijn tong eruit. Toen kon het jongetje nooit meer liegen, einde! En dat is waarom we leugenaars de tong uit snijden," zegt Sinne vrolijk. Lukas vraagt waarom ze dat verteld maar Arend kijkt haar met twinkelende ogen aan. Thales kijkt geschrokken naar de Kleerengel, nog steeds met zijn poot voor zijn mond geslagen.
   "Doen mensen dat echt?" vraagt Thales vanachter zijn poot.
   "Nee," zegt Sinne en begint samen met Arend hard te lachen. Nu snapt Lukas het ook.
   "Dus er zijn helemaal geen mensenetende monsters?" vraagt hij.
   "Nee," zegt Thales, "dat was een grapje."

maandag 7 november 2016

Het kloppen (16)

Ze lopen naar het buffet en pakken een bord. Thales wijst aan welke gerechten eetbaar zijn voor mensen. Zonder op Thales te wachten steekt Lukas zijn hand in een grote berg gebakjes, omdat hij precies de middelste hebben wil. Als hij het gebakje eindelijk te pakken heeft trekt hij snel zijn hand terug.
   "Ik werd gebeten!" roept hij uit. Thales geeft hem een tik op zijn neus.
   "Natuurlijk werd je gebeten. Ik wees die stapel ook helemaal niet aan, omdat het natuurlijk de gebakjes van de Kraakwoners zijn."
   "Leven die in kraakwoningen?" vraag Arend. Thales trekt zijn wenkbrauw op.
   "Ze wonen onder de planken van oude gebouwen," zegt hij, "en ze komen hier alleen voor de gebakjes. Een klein bruin monstertje komt met zijn armen in zijn zij voor de gebakjes staan en kijkt Lukas boos aan, Lukas steekt zijn tong naar hem uit.
   "Misschien moeten we Lukas voor de rest van de avond daar maar parkeren," zegt Sinne, en ze wijst op een tafel waar een continue stroom van gigantische borden wordt afgehaald en vernieuwd voor nieuwe borden vol zoetigheid. Lukas haalt zijn schouders op, daar zouden ze hem niet mee hebben. Arend grinnikt.
    "Dat zijn de Zoetekauwen, die moeten hun suikergehalte hoog houden." zegt Thales.
Flerk springt op de tafel en gaat naar een bord waar de rest van de zwarte kruipers al omheen staan. Hij drukt zich tussen Raakel en Nano waardoor die tegen Piek en Nes worden aangedrukt. Sinne gaat erbij staan en ziet dat ze van een soort wit poeder eten.
    "Is het lekker?" vraagt ze. De kruipers stoppen met eten en knikken allemaal heftig. Ze kriebelt er een paar op hun hoofdjes en schept zelf ook haar bord vol. Met de rest van de groep gaan ze aan een tafel zitten waar hun namen al op staan. Ze snapt niet zo goed hoe de koninklijke familie wist dat zij zouden komen maar denkt er verder niet over na want ze heeft opeens ontzettend veel honger. Wat best gek is, want ze heeft gewoon gegeten. Het eten is nog lekkerder dan het eten thuis, maar dat zal ze niet tegen haar moeder zeggen, besluit ze.
   "Als ik nog eens zonder eten naar bed moet, wil ik hier wel komen eten," zegt ze.
Tegenover haar zit een grote paarse Zoetekauw die haar vol afschuw aan kijkt.
   "Zonder eten naar bed?!" vraagt hij, "maar dan ga je toch dood?"
   "Nee hoor, zo erg is het ook weer niet," zegt Sinne.
   "Nou bijna wel." zegt Lukas met een half gebakje in zijn mond. Thales kijkt hem even verdenkend aan maar gaat weer verder met eten.
   "Onmonsterlijk," zegt de Zoetekauw, waarna hij zijn laatste blauwe suikerstuk in zijn mond stopt en met zijn bord naar de tafel met de andere Zoetekauwen loopt. Naast Sinne zit een vriendelijk monster met heel veel lagen kleren over hem heen. Hij mompelt wat tegen haar maar door de lagen kleren kan ze hem niet goed verstaan. Ze kijkt Thales aan, die het met volle mond voor haar vertaald.
   "Hij vraagt of je van roosjes houdt," zegt hij.
Sinne knikt. De ogen van het monster lijken blij met het antwoord en hij begint te schudden. Meerdere kledingstukken vallen op de grond tot ze opeens metaal over de balvloer hoort stuiteren. Ze vindt een oorbel in de vorm van een roosje, het monster blijft schudden tot er nog één over de grond stuitert.
   "Wat mooi," zegt ze, "voor mij?" vraagt ze. Het monster knikt.
   "Dankjewel!" en ze doet de oorbellen in.
   "Zat je evengoed niet wat vol?" vraagt Thales aan het monster, het monster knikt. Later legt Thales uit dat het monster de Kleerengel heet. Hij is zo gek op kleren dat hij erin gaat liggen en met zijn armen en benen heen en weer schuift, maar zijn huid produceert een plakkerig stofje waardoor de kleren aan hem vast blijven plakken. Lukas stopt met eten en Sinne ziet dat hij ergens over na denkt. Dan laat hij zijn blik over alle monsters in de zaal varen. Van de gebakjes van de kraakwoners tot de monsters die zo groot zijn dat ze hun gezichten niet kunnen zien.
   "Thales," vraagt hij dan, "welke monsters eten kinderen," en met een blik op Arend, "of mensen?"

vrijdag 4 november 2016

Het rijk van Dionysos - Pre-kater deel VI

Oscar kijkt duidelijk verheugd om zich heen, "dat ik dit ook eens mag zien," zegt hij.
   "Wacht," zeg ik, "je zegt: goede keus, maar bent er zelf nooit geweest? Hebt het zelf nooit gezien?"
Oscar kijkt me aan, "ik zag alleen de staat waarin uw voorgangers terug kwamen, hun gelukkige gezichten."
   "Niemand vroeg je ooit mee? Hoe lang sta je al in die lift? En voor die deur en die poort?"
   "Een tijdje," zegt de man.
   "Goed," zeg ik, "goed." Ik pak Oscar bij de hand en trek hem door de menigte. De mensen lachen en praten alsof ze iedereen kennen, al snel lach en praat ik even actief terug. We blijven hangen bij een groep vrolijke mensen met witte bloemenkransen op het hoofd. De mensen springen en dansen op muziek waarvan ik de herkomst niet kan zien. Ik begrijp de muziek niet zo goed en kan het ritme niet vinden. Maar dat lijkt niet uit te maken als ik om me heen kijk. De bloemenkransen kijken naar Floris, een meisje van een jaar of twaalf in een wit jurkje stapt op hem af en kriebelt hem achter zijn oren. Floris spint luid.
   "Prachtbeest, prachtbeest," zegt een man "waar vandaan?"
   "Ver weg," zeg ik.
   "Prachtbeest," zegt hij nog eens, "hoe ver?"
   "Nog verder."
   "Toch niet van waar Mizan vandaan kwam?" vraagt hij achterdochtig. Ik ga er maar vanuit dat het een kwestie van tijdverschil is, ondertussen is groepje mensen om ons heen gestopt met dansen en luistert aandachtig mee.
   "Welnee," zeg ik, "nog minstens twee keer zo ver." De man knikt goedkeurend.
   "Neer slaat de regen in de emmer, tot die omvalt!" schreeuwt een man met lang haar en een baard.    "En de druppels zijn vrij!" reageren de mensen om hem heen. Er start een nieuw nummer en iedereen zingt mee.
  "They are one person
   They are two alone
   They are three together
   They are for each other."
Verbaasd constateer ik dat ik het nummer ken, maar de tonen zijn helderder en het klinkt net alsof de muzikanten naast me staan. Oscar kijkt me grijnzend aan.
   "Het is de herbevrijding!" roept hij naar me, "nadat de wereld verging-"
   "Wat?!" roep ik. Oscar pakt mijn hand drukt op een knopje, het geluid lijkt opeens heel ver weg.
   "nadat de wereld verging en maar een handjevol mensen de evolutie overleefde, kwam de man die het elektrische en het mobiele netwerk weer kon opstarten aan de macht. Alles lag in het stof maar deze man wist het communicatienetwerk te redden. Een netwerk wat veel geavanceerder is dan dat wij kennen. Deze man heette Mizan. Daarna verliep de ontwikkeling razendsnel omdat er maar weinig was wat het kon tegenhouden. De man ontwikkelde alles wat zijn bazen te duur of gevaarlijk hadden bevonden. Lang verhaal kort: de mensheid groeide snel terug onder het gezag van Mizan, en daarna generaties onder zijn familie. En hoe lang precies zij onderdrukt werden weet ik niet maar ik weet wel wat het stopte. Een jongen vond een cd in het stof. Hij wist uit te vogelen wat hij ermee moest en beluisterde hem. Daarna werd hij bevlogen van de muziek en snapte dat ze onderdrukt werden. Hij wist in het systeem van Mizan in te breken en de muziek wereldwijd af te spelen. Een mix-cd van de jaren 60-70. Met deze muziek begon hij een nieuwe beweging tegen de maatschappij van Mizan. En nu zijn we hier, Mizan is onderworpen."
   "Wouw," zeg ik. Oscar glimlacht en knikt. Daarna zet hij de geluidsbubbel weer uit en kunnen we weer verder dansen. We worden meegevoerd in een gigantische rondedans en nu pas valt het me op dat niemand echt glazen vast heeft. Het is een alcohol-loos feest met alleen maar gelijkgestemden. In de avond worden er vreugdevuren aangestoken en ik merk dat ik flinke trek heb. Oscar pakt me bij de hand en trekt me naar Floris toe. Het meisje is bij hem op de rug gekropen en in slaap gevallen. Floris geeft haar een lik over haar gezicht en duwt zijn neus tegen haar wang. Ze glimlacht en zegt hem gedag. Oscar loodst ons terug naar de lift en regelt daar een etentje voor ons drie. Hij verteld dat het feest nog dagen door zal gaan maar dat onze stofwisseling anders werkt dan die van de mensen in deze tijd. Dit was het eerste feest.

donderdag 3 november 2016

Het kloppen (15)

Lukas kleed zich snel aan en stapt samen met Sinne de sterrenpoort in. Aan de andere kant bedanken ze Blaarg, die nogmaals knikt en weer achter zijn eigen scherm gaat zitten. Samen beklimmen ze de trap weer en gaan naar de balzaal. Er zijn al heel veel monsters aanwezig, ze praten en eten van een lopend buffet van de mooiste en lekkerst ruikende eten wat Sinne ooit gezien heeft. Ze zijn de drie enige mensen in de zaal en trekken veel bekijks. Thales verteld koningin Zada, koning Geza, prinses Illaysa en natuurlijk prins Nikos. Ze zien er allemaal prachtig uit, de koning en koningin zien eruit alsof ze moeder en vader natuur zelf zouden kunnen zijn. Koningin Zada heeft de prachtigste bloemen in haar haren en er lijkt een groenige gloed uit haar huid te komen en koning Geza heeft een kraag van varens en de meest indrukwekkende baard die Sinne ooit zag. Over Nikos weet Sinne al dat hij de titel van meester klopper heeft maar Thales verteld dat hij daarnaast ook de zonneprins genoemd wordt, hij hoeft niet uit te leggen waarom dat zo is. Illaysa heeft daarentegen de titel van maanprinses, zij lijkt blauw licht uit te stralen, of dat komt door de glinsterende blauwe jurk met lila accenten. Sinne kan zelfs van een afstand zien dat ze prachtige blauwe ogen heeft, nog blauwer dan het sierraad wat ze op haar voorhoofd draagt. De prinses lacht verlegen naar een monster in de zaal, een jong monster met groene ogen en een zachte vacht die naar haar zwaait. De vier schoonheden zitten aan een prachtig versierde tafel van donker hout en eten, maar ze zitten dicht bij elkaar, niet zoals Sinne gewend is van de menselijke koningen en koninginnen. De koning en koningin zitten naast elkaar en fluisteren af en toe ondeugend wat in elkaars oren. Daarnaast zitten de prins en prinses naast elkaar, allemaal met hun gezichten naar hun gasten toe. Dan merkt de prins op dat er naar hem gekeken wordt, en zwaait hij naar hen. Het gezelschap zwaait terug. Daarna stelt Thales hen verschillende monsters voor, of wijst naar monsters in de zaal en verteld wat voor monsters het zijn. Hij wijst naar een paar kleine monsters die steeds van kleur lijken te veranderen.
   "Dat zijn Bladgooiers," zegt Thales, "in de herfst zorgen zij dat de bladeren van de bomen vallen. Ze trekken, of snijden de bladeren los en laten ze terwijl ze salueren naar beneden dwarrelen. Ze kunnen van kleur veranderen zodat ze niet opvallen tijdens hun werk."
   "Zoals wegwerkers, alleen vallen die juist wel op," zegt Lukas. Sinne schudt haar hoofd.
   "Nee, meer als kameleons," zegt ze.
   "O, ja, zoals kameleons!" zegt Lukas
   "Laat het ze maar niet horen," zegt Thales, "als je geen zin hebt in een urenlang debat wie er eerst waren: de Bladgooiers of de kameleons."
   "Zoals de kip of het ei," zegt Arend, Thales vindt dat maar raar. Een paar monsters met allerlei soorten lampen komen binnen. De één met een fietslamp, de ander met een oude Sint Maarten lampion. Ze lopen op de mensen heen en schijnen hun lichten op hen. Thales probeert ze weg te jagen maar ze gaan gewoon wat verderop staan om weer op hen te schijnen. Thales schudt zijn hoofd.
   "Lamphuizers," zegt hij, "die wonen in lampen die ze in het donker aan doen. Ze zijn bang voor mensen maar nog banger voor het donker, daarom hebben ze altijd een lamp bij zich."
   "Wat is dat?" vraagt Lukas, hij wijst naar een rokerige plek achterin de zaal.
   "Mistmakers," zegt Thales, "die zijn altijd nogal op zichzelf."

woensdag 2 november 2016

Het kloppen (14)

Een monster komt op hen aflopen en Thales en Flerk buigen. Sinne blijft verbaasd staan, terwijl Arend het voorbeeld van de twee monsters volgt. Het monster is prachtig, hij bestaat helemaal uit vlammen en heeft mooie donkere ogen verder heeft hij een prachtig pak aan.
   "Hallo," zegt hij met een zingende stem, en hij steekt zijn hand naar Sinne uit. Ze stapt geschrokken achteruit bij hen zien van de vlammen die haar kant op reiken. Het monster glimlacht. "Geen zorgen," zegt hij, "jou zal ik niet branden." Daarna pakt hij haar hand en drukt een kus op haar wang. Waarvan Sinne weer schrikt, maar het voelt alleen maar warm aan.
   "Je bent niet van hier hè?" zegt hij met blij toegeknepen ogen. Sinne schudt haar hoofd. De vlammende jongeman gebaart naar de knielende Arend en monsters dat ze vooral op moeten staan.
   "Fijn dat jullie er zijn," zegt hij, en loopt weg. Als hij eenmaal uit zicht is begint Thales zo ongeveer te hyperventileren. Sinne is bang dat hij er in blijft maar hij weet moeizaam uit te brengen dat ze zo net prins Nikos hebben ontmoet. Flerk trekt aan Sinne's jurk naar links en leidt hen door de gang. Dit moet wel een kasteel zijn, denkt Sinne, het is ontzettend groot. Ze lopen langs een dubbele deur waardoor ze een glimp van de balzaal opvangt. Dan weer lopen ze langs wenteltrappen die in spiralen omhoog wentelt en naar wel duizenden kamers moet leiden. Alle deuren die ze ziet hebben een schilderij erboven hangen, zoals een deur met kandelaren erboven, of een bed of een bad. Flerk leidt ze echter verder naar links en daarna naar een wenteltrap naar beneden. Sinne en Arend kijken hun ogen uit, alles ziet er prachtig uit en zelfs hier, hangen prachtige kunstwerken aan de deuren waar ze langs komen. Veel kamers hier zijn bestemd als opslagkamers voor verschillende voorwerpen maar hier en daar zien ze ook dingen als een smidse en de keuken. Flerk leidt ze nog verder naar beneden. Het wordt steeds donkerder naarmate ze naar beneden afdalen. Tot ze eindelijk bij een laatste deur komen, waar een donderschok boven staat in prachtige lijnen en kleuren.
   "Hier wonen en werken de IT-monsters," zegt Thales. Van IT-ers had Sinne weleens gehoord, ze kijkt Arend aan, die zijn wenkbrauwen optrekt. Ze gaan naar binnen en Sinne ziet een aantal groene monsters met uitstulpingen over hun hele lichaam die haar een beetje op plaatjes van goblins doen denken. De kamer is donker, het meeste licht komt van een aantal computerschermen. Flerk springt weer bij Sinne in de nek. Ze is nog bezig met het verwerken van het feit dat monsters computers gebruiken als Thales haar aanstoot.
   "Vraag maar," zegt Thales en hij duwt Sinne naar voren, alle IT-monsters kijken naar haar.
   "O," zegt Sinne, "nou het zit zo..." Arend komt naast haar staan, dat geeft haar wat moed, "we willen graag Lukas ophalen uit zijn kamer," zegt ze. Één van de IT-monsters met een half brilletje op zijn neus en een witte sik loopt op haar af en stelt zich voor als Blaarg. Sinne vermeidt de uitspraak van zijn naam als ze het adres van Lukas en zijn precieze kamer aan Blaarg opgeeft. Die knikt en loopt naar een volgende kamer. De vier volgen hem. Ze komen in een kamer met een gigantisch hoog plafond en één pikzwarte muur. Daarnaast zit een schermpje, waar Blaarg naartoe loopt. Hij vult wat gegevens in en gaat dan opzij staan. Even lijkt de zwarte muur op een draaikolk, daarna ziet Sinne de sterren van een tunnel. Ze loopt ernaartoe en vraagt aan Blaarg of ze Lukas kan gaan halen, en of de poort dan open blijft. Hij knikt één keer.
   "Ik ga wel even," zegt ze, en loopt de tunnel in. Na een paar seconden staat ze stil in Lukas' kamer. Hij ligt in bed met zijn hoofd onder zijn kussen.
    "Lukas?" vraagt ze. Ze hoort een snik en daarna bewegen de dekens.
    "Sinne?" vraagt Lukas' zijn stem bedrukt vanuit het kussen. Sinne lacht.
    "Wie anders, Superlukas? Kom, kleed je aan, we hebben een feestje!"

dinsdag 1 november 2016

Het kloppen (13)

Eindelijk is het bedtijd, Sinne heeft nog steeds niets verzonnen om Lukas naar het bal mee te krijgen. Haar laatste kans is dat een monster haar daarmee kan helpen. Ongeduldig ligt ze in bed te wachten met Rosa in haar armen. Thales zou kloppen als het tijd was. Ze kijkt naar het plafond en denkt aan Lukas, ze zou het heel zielig vinden als hij het mist. Hoe zou de koningin eruit zien, de koning, de prinses en zou de prins zijn danskunsten laten zien? Ze besluit zich om te kleden, ze wil niet in haar slaapjurkje naar het monsterbal. Ze doet haar favoriete jurkje aan en gaat weer in bed liggen.
   Eindelijk klopt Thales op de muur, Sinne springt uit bed en grijpt naar de ballerina's die ze heeft klaargelegd. Daarna gaat ze zo stil mogelijk naar de logeerkamer en drukt weer op het vierkante knopje onderaan de zijkant. Ze opent de achterwand en gaat de meter tussen de muur binnen. Weer zijn de lichten aan, niet zoals vanmiddag, toen was het donker tussen de muur. Ze ziet een paar zwarte kruipers rondscharrelen en dan gaat het luik tegenover haar open en komt Arend naar binnen. Hij wordt om beurten door Maggie, Dex én Xia besprongen en schrikt bij alle drie even hevig.
   "Nu is het wel weer genoeg jongens," zegt Sinne. Teleurgesteld komen Sha en Den uit hun schuilplaatsen tevoorschijn. Arend wil verder lopen maar Sinne houdt hem tegen. Ze loopt naar het compartiment naast hem en trekt Fien en Flax tevoorschijn.
    "Stelletje deugnieten," zegt ze hoofdschuddend alsof ze heel teleurgesteld is, maar daarna lacht ze. "Nog meer deugnieten die nog verstopt zitten?" vraagt ze, waarop Pia, Pekel en Hekel nog schijnheilig aan haar voorbij tippelen. Daarna springt Flerk tevoorschijn, recht in Sinnes gezicht, waar hij opgewonden overheen klimt naar haar nek, waar hij tussen haar haren blijft zitten gniffelen. Sinne rolt met haar ogen naar Arend.
   "Wat een doerakken," zegt die lachend. Sinne knikt, Arend heeft allerlei vragen voor haar, hij is erg van de monsters onder de indruk. Dan komt Thales aanlopen, naast hen blijft hij in driehoeken heen en weer kloppen. Sinne stelt hem aan Arend voor.
   "Ben je zenuwachtig?" vraagt ze aan Thales.
   "Natuurlijk, natuurlijk," zegt die, alsmaar driehoekjes trekkend.
   "Waarom dan?"
   "Natuurlijk, straks ken ik mijn klop niet goed genoeg, of vind de portier hem niet mooi! Stel je voor, als de portier hem niet mooi vindt! En als het niet goed gaat! Dan mag ik natuurlijk nooit naar het bal komen."
   "U kunt het heel goed," zegt Arend tegen hem.
    "O, dankuwel," zegt Thales, Sinne denkt dat als hij niet bedekt zou zijn met haar, ze hem zouden zien blozen. Dan vraagt hij: "Waar is die andere jongen? Wilde hij niet mee?"
   "Jawel," zegt Sinne, "Daarover moet ik je nog wat vragen: denk je dat we hem in zijn kamer kunnen ophalen?" Thales denkt na, heel diep. Hij kijkt omhoog, en blijft heen en weer stappen in driehoeken.
   "Misschien weet ik wel iemand die dat kan regelen," zegt hij dan.
Blij omhelst Sinne hem. "Ik hoop het," zegt ze. "Zullen we maar gaan?" Thales en Arend knikken en Flerk springt van haar schouder naar de muur naast de doorgangen waar Sinne en Arend door naar binnen gekomen zijn. Flerk tikt drie maal op de muur, houdt een poosje stil en tikt dan nog eens. In de muur gaat een luikje open, waar hij precies doorheen past. Flerk stapt naar binnen en het luikje gaat weer dicht, waarna er niets meer van het luik te zien is. Thales staat te trillen van de zenuwen en stapt naar voren, in een driehoek klopt hij op de muur en dan stapt hij achteruit. Even gebeurt er niets.
   "Ik deed het fout, natuurlijk," begint Thales al, "natuurlijk fout, o en nu? Wat nu?" Maar toen ging toch een luik open, precies zo groot als hij. "O," zegt hij, en stapt door het gat in de muur naar binnen. Weer is daarna niets meer te zien van het gat wat daarvoor in de muur zat.
   "Wat zou er aan de andere kant van het luik zijn?" vraagt Arend zich hardop af. Sinne haalt haar schouders op en stapt naar voren. "Er is maar één manier..." zegt ze, en ze klopt met haar beide handen haar ritme op de muur.
Klop        klop        klop       boem.
       Klop        klop      klop
   Daarna stapt ze achteruit en wacht ze af. Ook nu duurt het langer dan bij Flerk. Maar daarna gaat er toch een luik open, ze kijkt Arend nog een keer aan en haalt haar schouders nog eens op, waarna ze naar binnen stapt. Ze heeft even het gevoel alsof ze valt, gewichtloos door een tunnel van sterren maar daarna staat ze op de grond in een grote hal. Ze knippert even tegen het licht, want hier hang niet af en toe een oranje lamp, hier hangen gigantische kroonluchters met geel licht. Voor haar staan Thales en Flerk, ze loopt naar hen toe.
   "Zien jullie dit elke keer als jullie reizen?" vraagt ze opgewonden, Thales knikt en haalt zijn schouders op. "Wat mooi!"Even later staat Arend naast haar.
   "Dat was interessant," zegt hij droog.