woensdag 26 oktober 2016

Het kloppen (10)

De drie kruipers kriebelen door de gang naar de deur van de logeerkamer. Ze kruipen onder de deur door, Sinne volgt ze en opent voorzichtig de deur. Ze ziet hoe Flerk op haar wacht bij de oude kledingkast in de hoek en er daarna in kruipt. Sinne rent achter Flerk aan en opent de kastdeur. Het is pikdonker in de kast behalve wat licht dat door een kier in de achterwand schijnt. Flerk perst zich door de kier, Sinne klimt de kast in en onderzoekt de houten wand. Ze probeert haar vingers in de kier te wrikken maar hij is te nauw, dan voelt ze langs de hele wand. Er moet toch een manier zijn om ze te volgen. Ze loopt terug naar haar kamer en zoekt een zaklamp. Ze vind een zaklamp in haar bureaula. Ze loopt terug naar de gang en kijkt dan om, naar Lukas. Twijfelend blijft ze staan. Ze loopt terug en schudt hem wakker.
   "Lukas, kom mee, je moet dit zien!"
 Lukas draait zich om, "wat?"
   "Monsters, Lukas, kom mee!" zegt Sinne. Lukas schiet omhoog.
   "Monsters?"
   "Monsters," zegt Sinne enthousiast.
   "Zullen we niet gaan slapen?" zegt Lukas. Maar Sinne trekt hem al half over de grond achter zich aan. Lukas staat op, "oké, oké," zegt hij. Langzaam volgt hij haar. Sinne pakt zijn hand en trekt hem mee naar de logeerkamer. Ze stapt direct de kast in en schijnt met de lamp op de wand.
   "Monsters bestaan niet," zegt Lukas helemaal niet meer zo overtuigend.
   "Shhht, help me zoeken naar een handvat ofzoiets." Ze kan nog steeds niets vinden en probeert de zijwanden, daar ziet ze aan de onderkant een vierkante snede in de wand, ze drukt erop en een luik in de achterwand klikt open. De kier en het licht worden groter. Lukas stapt achteruit.
   "Laten we wachten tot het licht is," zegt hij.
Sinne lacht, "het is daar licht," zegt ze. Ze trekt de wand open, er valt een oranje licht de kast in. Sinne doet de zaklamp in haar zak en trekt Lukas mee naar binnen.

Samen staan ze in de meter tussen de muur, recht tegenover de deur van Arend, maar dit keer is de ruimte verlicht met oranje lampen waarvan Sinne niet kan zien waar ze precies vandaan komen. De lampen lijken in de lucht te zweven, in elk compartiment één, maar verder lijkt de gang vrij leeg te zijn. Sinne loopt een stukje verder, met Lukas recht achter zich, met zijn handen aan haar slaapshirt geklampt. Het kloppen verder in de gang gaat maar door: klop klop klop, klop klop klop. Dan springt Flerk tevoorschijn uit het compartiment naast hen. Lukas schreeuwt en springt achteruit, Sinne schrikt maar vangt hem op en knuffelt hem.
   "O jij," zegt ze, "het spijt me van gisteren." Flerk knuffelt haar terug en grinnikt, daarna springt hij naar de grond en kriebelt verder de gang in, naar de muur naast de deur van Arend. Hij tikt drie keer op de muur, waarna een klein deurtje open gaat, precies groot genoeg voor hem. Sinne zwaait naar hem, en weg is hij.
Dan draait ze zich om naar Lukas, die met grote ogen naar de kale muur staart.
   "Wat was dat?" vraagt hij.
   "Één van de zwarte kruipers," zegt Sinne, "of dat is hoe ik ze noem. Deze heet Flerk."
   "Ze doet haar naam eer aan," zegt Lukas, "dus ze doen je niks? Ze proberen niet je hoofd op te eten als je slaapt of zoiets?"
   "Ze doen niks. Kom, laten we eindelijk zien wie er klopt!"

Geen opmerkingen:

Een reactie posten