woensdag 15 juni 2016

Tabakslucht

Ik loop met een stapeltje kranten onder mijn arm een flatgebouw in. Het kleine halletje met brievenbussen ruikt naar tabak. Ik denk dat iemand stiekem rookt. Ik zie voor me hoe een man van eind vijftig ‘s nachts door de deur naar de lift toe glipt, en daarbij precies weet waar alle beeldjes en plantjes van zijn vrouw staan. Het lelijkste beeldje, van een trol of iets dergelijks, neemt hij mee de lift in. Hij rookt sinds een paar weken weer en houdt zichzelf voor dat hij dat doet omdat hij het roken mist. Niet omdat zijn zoon op zijn zesendertigste misschien weer bij hen in zal trekken. En niet omdat de enige hobby’s die hij tijdens zijn pensioen wil gaan beoefenen te maken hebben met seks en bier drinken, waar zijn vrouw hem nu al uitmaakte “te oud” voor te zijn. In de lift staat een stoeltje, want hij woont in een flat met oude mensen waar hij zich jong bij voelt.
Hij mist het roken gewoon, zoals hij de kroegentochten met de jongens mist. Hij zal ze wel weer eens bellen. Ze hebben vast nog wel wat streken uit te halen, samen. De lift stopt en hij stapt uit. Hij opent de deur naar het halletje en legt het beeldje tussen de deur en de metalen deurpost. Het laatste wat hij wil is zichzelf naar binnen moeten buzzeren, want hij had de sleutels natuurlijk weer bij haar op het nachtkastje gelegd. Hij opent de deur naar buiten en snuift de geur van kamperfoelie op. Met zijn rug tegen de deur geleund rolt hij langzaam zijn peuk. Hij was gestopt omwille van zijn vrouw omdat: longkanker enzo. Mal wijf.
“Je hebt die sigaretten niet meer nodig, Gerard,” zei ze “op jouw leeftijd hoef je niet meer koel te zijn. O en longkanker enzo.” Dat ‘enzo’ hadden ze beiden van hun zoon opgepikt, zijn stopwoordjes bleven vaak al snel ook aan hen plakken. Dat zijn vrouw het verkorten van zijn levensduur niet als hoofdrede opgaf, verbaast hem niet. Ze heeft altijd al een apart gevoel voor prioriteiten gehad.
Hij haalt een doosje lucifers tevoorschijn en strijkt een lucifer af om zijn sigaret aan te steken. Hij geniet van de rook in zijn longen en blaast de eerste wolk langzaam uit. Een deel van de rook wordt terug de hal in geblazen, maar dat maakt niet uit. Niemand zal weten dat hij degene was die gerookt heeft. Hij oefent op zijn kringetjes maar krijgt ze niet mooi rond. Het is hem nooit goed gelukt om de rook in de gewenste vorm uit te blazen, hij oefende altijd als er niemand bij was.
De sigaret trapt hij uit op de tegels en de overblijfselen schuift hij naar de planten naast de deur. De kamperfoelie ruikt nog beter nu de geur gemengd is met de vervliegende rook. Hij stapt naar binnen en pakt het lelijke beeldje weer op. De deuren valt traag dicht, de tussendeur sluit zelfs pas als de lift weer beneden is. Zijn vrouw heeft er een hekel aan dat de deuren zo traag dicht vallen. Ze blijft erbij staan wachten tot ze dicht zijn omdat ze denkt dat er anders iemand achter haar aan glipt die niet in de flat woont. Hij stapt de lift in en haalt een verfrommeld pakje Fishermans friends uit zijn zak. Hij strijkt het pakje glad, staart ernaar en propt het dan weer terug in zijn zak.

Ik gooi nog twee kranten in de bussen van nummer 51 en 56 en moet aan mijn opa denken. Al rookte hij toen ik geboren werd alleen nog maar sigaren. Ik duw de deur weer open en stap op mijn fiets. Pas als ik bij de volgende brievenbus ben, hoor ik de deur dichtvallen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten