maandag 20 maart 2017

Het Autokerkhof XXVIII

Het duurde eigenlijk te lang voor het avond was. Ik ben nog met Juun terug gereden naar van Voorden, maar goed ook want hij was in slaap gevallen en was de slang vergeten. We waren net op tijd. Toen we een duik namen liep het water net over de rand. Het was al het zware werk waard geweest. We deden een wedstrijdje wie het diepst kon duiken, wie het langst onder kon blijven en wie het mooiste drijvende lijk was. De score hielden we eigenlijk niet bij, meestal riepen we allebei: "Ik heb gewonnen!" Van Voorden kwam er ook even bij kijken maar hij zwom niet met ons mee. Hij bracht ons een bal en ging aan de rand zitten met een boek. Op het moment dat hij dat boek weg legde gooide Juun hem nat. Toen maakte hij met kleren en al een heel mooi bommetje, waardoor er een flinke golf water over de rand verdween. 

Dit keer gingen we wel op tijd naar huis. We waren zenuwachtig. Ik zat al vroeg aan tafel en staarde naar de keukendeur. Ik riep naar mijn moeder of het eten nog niet klaar was, en liep vaak heen en weer om te zien hoe lang het nog ging duren. Mijn vader lag op de bank te maffen, tot mijn moeder het eten naar binnen bracht. Ik had mijn bord heel snel leeg, alleen de aardappelen hadden wat meer tijd nodig om te kauwen. 

   "Gah w al?" vroeg ik met volle mond.
   "Eet nou maar normaal, hamsterjongen," zei mijn vader lachend. Het enige wat ik nog van zijn ontslag zag waren zijn vermoeide ogen en zijn serieuze blik als er even niets gezegd werd. Zelf at hij tergend langzaam, ik staarde de bietjes van zijn bord, maar daar trok hij zich niks van aan. Hij ging achterover zitten en stak langzaam een bietje in zijn mond, daarna een stukje afgesneden slavink en een stuk met de vork afgekapte aardappel. Hij was nog niet klaar toen Joep aanbelde. 
   "Zo, nog niet klaar?" vroeg hij, "hoe gaat het nou?"
   "Prima," zei mijn vader, "je hebt wel snel gegeten."
Joep klopte met zijn handen op zijn buik, "ja dat wil wel," zei hij, "maar jij eet nu wel uitzonderlijk langzaam." 
   "Zo eet ik altijd hoor," zei mijn vader, "toch?" vroeg hij aan mijn moeder.
Mijn moeder keek glimlachend toe, "ja hoor, lieverd."
   "Ik wist niet dat jij zo toegeeflijk was," zei Joep grijnzend.
Mijn moeder liet haar vork met groene blaadjes en sliertjes halverwege de weg naar haar mond in de lucht hangen, "langzaam eten is gezonder dan snel," zei ze.
Joep keek naar zijn buik, "o, is dat het probleem," zei hij, "maar nu hebben we wat te doen."
   "Het schemert amper," zei mijn vader.
   "Ach het schemert zat," zei Joep.
Mijn vader ging nog langzamer eten. Joep kwam naast hem staan, kwam boven zijn bord hangen en keek naar hoe de vork heen en weer reisde van het bord naar mijn vaders mond. Toen pakte hij de slavink tussen duim en wijsvinger en stak hem zó in zijn mond. 
   "Hé!" riep mijn vader uit, maar de slavink was niet meer te redden. Hulpeloos keek hij naar Joeps langzaam kauwende mond. Ik kon het niet helpen, ik schoot in de lach en kon niet meer stoppen tot de borden waren afgeruimd. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten