woensdag 22 maart 2017

Het Autokerkhof XXIX

We reden met onze auto naar het autokerkhof, zoals Joep de sloperij noemde. Mijn vader reed, ik zat achterin, Joep zat naast mijn vader. Voor we bij de sloperij waren zette mijn vader de lichten uit. We waren allemaal gespannen en zeiden alleen iets als dat nodig was. Samen gingen we naar binnen, Joep ging de auto's klaarzetten op één plek en ik zou met mijn vader in de sleepwagen heen en weer rijden. Van Voorden zou het hek naar de schuur open laten staan en wij zouden hem weer dicht doen als we klaar waren. Joep begon met zijn taak, mijn vader had hem verteld waar de wagens ongeveer stonden. Wij liepen naar de takelwagen en begonnen met de grote Amerikaan. Ik zat naast mijn vader terwijl hij geconcentreerd de voorste wielen van de Amerikaan omhoog takelde. We reden voorzichtig tussen de autoflats door en reden zonder lichten door de poort. Alleen het rijden met gedoofde lichten had ik al spannend gevonden, maar nu we een gestolen auto meesleepten schrok ik al als mijn vader de spanning uit zijn longen blies. Zelf probeerde ik zo stil mogelijk te ademen, zodat ik hem niet zou afleiden. Gelukkig was het een kort ritje. We reden over de sluipweggetjes langs weilanden en tussen rijen bomen of bosjes door. Mijn vader had zijn raam een stukje open gedraaid zodat hij de geluiden van buiten beter kon horen. Daarnaast speelde de geur van de frisse nachtbries in op onze avontuurlijke onderbuikgevoelens. 

Van Voorden stond bij het hek, Juun zat er met bungelende benen op maar sprong er af zodra ze ons zag. We reden door het hek en stopten de auto, van Voorden bukte naar mijn vaders open raampje en zei dat we de auto hier konden neerzetten.  Hij had de trekker voorgereden en had zat kabels, hij zou de auto's wel naar de schuur vervoeren. Juun ging hem daarbij helpen. Juun stond naast hem te grijnzen en te knikken, ze zwaaide naar mijn vader als om aan te geven dat zij de Juun was waar van Voorden het over had. Mijn vader bedankte van Voorden voor de hulp, voor de opslag en zei dat we bij hem in het krijt stonden. Van Voorden lachte en zei dat hij wel iets zou verzinnen om dat op te lossen. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten