vrijdag 10 maart 2017

Het Autokerkhof XXIV

Het begon alweer donker te worden. We liepen over het schemerende pad tussen de boerderij en Juuns huis. Ik plofte neer op een boomstam en dit keer kwam Juun naast me zitten. Ik staarde naar een kever die over de grond en over de verschillende losse takjes hobbelde. Hij klom in een grasspriet die terug boog waardoor hij niets was opgeschoten.
   "Ik had meer verwacht," zei Juun.
   "Ik eigenlijk ook."
Juun keek ook naar de grond, haar hoofd in haar handen terwijl haar ellebogen deukjes maakten in haar benen, net boven haar knieën. Ik denk dat alleen kinderen zo terneergeslagen kunnen kijken. Soms wou ik dat ik een foto had van dat moment.
   "Oké," zei Juun, "tot morgen."
   "Tot morgen," zei ik. Pas daarna realiseerde ik me dat we die bezigheden met de auto's helemaal niet nodig hadden om elkaar de volgende dag weer te zien. Ik liep met haar op tot ze thuis was, toch iets blijer dan ik bij haar aangekomen was fietste ik naar huis.

Joep zat nog op de bank, hij staarde naar het halve biertje in zijn hand. Het leek erop dat hij zijn drempel behaald had, dat laatste halfje zag er doodgeslagen uit en staarde hardnekkig terug. Naast hem zat mijn vader, mijn moeder was blijkbaar al naar bed.
   "Hee jongen," zei mijn vader. Hij rukte het halve biertje uit Joeps hand en gaf het aan mij. "Het is goed," zei hij, "drink maar lekker."
Ik zette het biertje op tafel, "pap, ik had het geregeld. Het is geregeld."
Joep schoof naar voren en vroeg wat geregeld was.
   "Het spijt me," zei mijn vader.
   "Wat?" vroeg Joep, "wat dan."
   "Ach, om die mooie auto's op te bergen."
   "Joh," zei Joep, "doodzonde. Wat gaan ze nu dan met het kerkhof doen?"
   "Ze zoeken zo snel mogelijk iemand om mijn werk over te nemen. Overmorgen gaan ze alles weghalen."
   "Overmorgen?" zei ik.
   "Overmorgen," zei mijn vader.
   "Overmorgen!" zei Joep.
   "Ja," zei mijn vader, "dat zei ik."

Geen opmerkingen:

Een reactie posten