woensdag 8 maart 2017

Het Autokerkhof XXVIII

Ik zette mijn fiets tegen het hek en liep door de tuin naar het huis toe. Juuns moeder deed open, ik vroeg of Juun er was, of ze naar buiten mocht. Ze zei dat ze het even zou vragen.
   "Juun! Deur! Voor jou!" riep ze naar boven, en ze liep terug naar de woonkamer.
Ik hoorde snelle voetstappen op de trap en toen stond ze voor mijn neus.
   "Ja?" vroeg ze.
   "Loop je even mee?" 
Juun knikte, "tot zo!" riep ze naar binnen en deed de deur dicht.
Ze liep met me mee en bleef me geduldig aankijken. Ik wilde eigenlijk niet zeggen hoe het zat, dat het voor niks was. We liepen over het pad naar van Voorden en toen ik op een boomstronk gingen zitten zei ik het toch. Dat alles voor niks was geweest, dat het stom was, voor niks, en waarom het voor niks was. Dat mijn vader dronken was geworden, dat hij ontslagen was, en steeds maar dat alles voor niks was en ik keek haar steeds niet aan. Juun was blijven staan, ze had haar handen in hij zij en haar wenkbrauwen opgetrokken. 
   "Allemaal voor niks, dus?" vroeg ze.
   "Ja," zei ik, "allemaal voor niks."
   "Hmmm," zei ze.
   "Wat hmm? Alles was voor niks."
   "Watje," zei ze, "dat is te makkelijk."
   "Ontslagen," zei ik, "dat is niet makkelijk."
Ze gaf me een stomp, "kom," zei ze en ze trok me mee naar van Voorden.
   Van Voorden zat dit keer op de bank, hij hield een boek omhoog maar keek over zijn leesbril uit het raam. Juun hakte meteen in op het probleem, ze vertelde hem kort wat er gebeurt was. Ik keek naar de grond tot van Voorden vroeg of dat klopte. Ik knikte. 
   "Hmm," zei van Voorden, "hmmm."
   "Wat doen we?" vroeg Juun.
   "Ik ga in dit boek lezen, en jullie gaan naar huis,"zei hij.
Juun sputterde tegen tot van Voorden haar over zijn brilletje aankeek en we begrepen dat we niet zoveel konden doen.
   "Het ligt bij je vader," zei hij, "als jullie het nog willen doen, weten jullie waar de auto's heen kunnen."
Ik knikte en ging samen met Juun naar buiten. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten