vrijdag 3 februari 2017

Het Autokerkhof XIV

Toen ik wakker werd besefte ik stom genoeg pas dat ik niks met Juun of met van Voorden had afgesproken. Ik wilde niet alleen naar van Voorden gaan, ik wist wel dat ik me een beetje aanstelde maar ik geloofde toch een beetje dat er echt een verschil was tussen van Voorden en de van Voorden waar Juun bij was, de vriendelijke dwerg-man die lampen van houtsnijwerk maakte. Ik ontbeet snel en gaf mijn moeder alle antwoorden die ze wilde horen. Daarna stapte ik op mijn fiets, zette mijn voeten op de trappers, zette af en zette mijn voeten weer aan de grond. Wat zou Juun doen vandaag? Waar zou ze zijn? Mijn eerste ingeving was het park, maar ik fietste maar direct richting van Voorden. Als Juun niet thuis was, moest ik me gewoon niet aanstellen. 

Voor het huis draalde ik, reed ik meerdere rondjes voor de oprijlaan van de boerderij maar ook van Juuns huis. Ze was niet buiten in de tuin. Ik begon me zorgen te maken dat haar moeder misschien wel niet zo vergevingsgezind was als die van mij en ze helemaal niet naar buiten mocht. Huisarrest. Het zou kunnen. Ik reed een het landgoed en toen ik haar niet zag, reed ik verder door het dorp. Nu ik erover nadacht had ik haar best vaak gezien, bijvoorbeeld bij de buurtsuper. Maar nu was ze er niet. Het was stom, ik had zoals altijd mijn eerste ingeving moeten volgen. Ze stond weer op de heuvel in het park, hand boven haar ogen. Ze draaide steeds een stukje verder. Ze lachte toen ze me zag aankomen. 
  "Ik dacht al dat je me hier zou vinden," riep ze. Ze kwam de heuvel af lopen, ik bekeek het vanaf mijn crossbarrel. Na elke grote stap hield ze zich even tegen, ze remde af om er zeker van te zijn dat de grond niet te ver onder haar voeten weg zou glijden en ze haar evenwicht niet verloor. Het zag er schokkerig uit, haar haren leken wel van die lange vanen die mensen wel eens aan de antenne van hun auto binden en onder het rijden wapperen als gekken.
  "Kom," zei ze toen ze beneden was. 
Ik stapte af en liep achter haar aan, om de heuvel heen. Daar liep ze richting de bosjes, naar een greppel en bukte. Ze trok er een fiets uit, roze maar een snel model en stevig gebouwd. Ze stapte op en reed naar me toe. Naast me zette ze haar voeten weer op de grond. Daarna zette ze weer af. Ik zag dat haar fiets ook onder de roestplekken zat, ze had een meisjescrossbarrel. Ze reed richting van Voorden, onhandig draaide ik en reed snel achter haar aan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten