maandag 30 januari 2017

Het Autokerkhof XII

Ik keek naar de bomen om me heen. Het was best fijn dat ze er waren, tot ik me bedacht dat er iemand achter kon staan. Dom natuurlijk, zodra ik het dacht leken alle schaduwen achter de bomen menselijk te zijn. Soms zelfs inclusief starende gezichten. Zo lang het van Voorden maar niet was. Aan het einde van het pad zag ik een schaduw mijn kant op komen. Voor de zekerheid liep ik van het pad af maar het was het meisje.
  "Het is goed," zei ze, "kom maar."
Ik volgde haar paardenstaart, ze liep recht naar de boerderij. Ze deed niet eens haar best om zich te verbergen toen ze langs een verlicht raam liep. Ze lachte toen ik wel bukte. Ze ging via de achterdeur naar binnen, zomaar, zonder kloppen. Ik bleef staan en keek achterom. Ik moet bekennen dat de neiging om het op een lopen te zetten het grootst was. Maar het meisje stak haar hoofd naar buiten met opgetrokken wenkbrauwen. Mijn ogen dwaalden nog even naar het bos, ze lachte en ik hoorde haar voetstappen weer naar binnen verplaatsen. Ik ademde diep in en volgde haar. Er was een korte gang met een lamp op een lage kast waar een paar laarzen en een paar schoenen in stond. Het geel van de lamp wierp een schaduw van een kabouter op de muur, door het houtsnijwerk en vloeipapier wat erachter gespannen was. Ze zette haar schoenen naast het paar in de kast. Daarna draaide ze zich naar me toe en sloeg afwachtend haar armen over elkaar. Ik schopte onhandig mijn schoenen uit en zette ze naast haar sandalen in de kast. Ze draaide zich in één draai om, zodat haar paardenstaart heen en weer wiegde, en wachtte op me bij de volgende deur. Voor ik iets kon zeggen opende ze de deur. De kamer erachter was ook verlicht met gele lampen, het was een gigantische woonkamer met witte banken, berkenhouten meubelstukken en een open haard. Van Voorden zat aan de eettafel die tussen de woonkamer en de open keuken stond.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten