maandag 23 januari 2017

Het Autokerkhof IX

Ik liep door de bosjes, langs de heuvel, neergelegd voor de nieuwe speeltuin. De gemeente was al zo lang van plan om te bouwen, maar de kinderen vermaakten zich te goed met de heuvel. Nu was het stil, geen gravende of van de top rollende kinderen. Ik liep om de heuvel heen, speurde langs de dichte bosjes maar wist dat deze plek te druk was. Toen ik op keek zag ik opeens een meisje staan, ze keek uit vanaf de top van de heuvel. Ik had haar weleens in het dorp gezien, ze woonde nog niet zo lang in het huis naast de boerderij van Van Voorden. Ze stak donker af tegen het zonlicht, ze draaide met haar hand boven haar ogen naar mij. Ik liep verder, keek naar de planten die houvast hadden gevonden in het losse zand. Voornamelijk brandnetels, koolzaad, paardenbloemen en een rode klaproos. Misschien was uitkijken vanaf de heuvel nog helemaal geen slecht idee, maar met haar op de top had ik er geen zin in. Ik deed niet aan papegaaien.
Ik sloeg af, een wildpad in, maar de dichte bosjes werden al snel weer open. Ik cirkelde door het park en doorzocht alle hoekjes. Ik vond meerdere "geheime" hutten, een paar met een groepje kinderen erin. Die me vroegen of ik hen bespioneerde of die me aanstaarden tot ik door de takken verdween. Ik liep door de bosjes langs het water wat naar een klein meer leidde, het was te dicht begroeid voor een auto. En te goed te zien vanaf de andere kant van het meer. Even ging ik op een halve boomstronk zitten en haalde een lolly uit mijn broekzak. Ik keek naar hoe een paar eenden een meerkoet achtervolgden en daarna door een tweede meerkoet weggejaagd werden. Het papiertje en het stokje van de lolly stak ik in mijn zak. Ik liep verder langs het water, zocht soms iets verder tussen pad en meer in maar er stonden te veel jonge spruiten en de bramen groeiden niet hoog genoeg. Hier en daar stond een berenklauw, sommige kleine waren kapot getrapt. Ik ging de brug over en zocht aan de andere kant van het meertje, zelfde verhaal.

Op de weg terug was de heuveltop leeg, traag beklom ik de heuvel. De begroeiing was al vrij dicht, maar mijn schoenen zonken nog steeds een paar centimeter terug, heuvelafwaarts, bij elke stap.
Vanaf de top was een deel van het dorp te zien maar alles zag er te overzichtelijk uit, te makkelijk te ontdekken. Hier en daar liepen mensen, nieuwsgierig leken ze het dorp af te speuren op de plek die ik nog moest vinden. Er liep een rilling over mijn rug, de warme zon zat achter de bomen. Het was koud geworden.
Ik liep terug naar mijn fiets en reed naar huis. Zonder haast. Ik besefte me hoe fragiel de operatie was, hoe weinig echte verstopplekken er nog waren als je grote dingen moest verstoppen. Laat staan meerdere grote dingen. Ik had mezelf altijd goed kunnen verstoppen. Als ik niet gezien wilde worden, zagen mensen me zelden. Ik wist precies in welke bosjes ik me verbergen moest.
Mijn vaders auto stond al op de korte oprijlaan langs de zijdeur. Ik zette mijn fiets tegen de schuur die erachter stond. Ik ging naar binnen, mijn vader zat op de bank. Hij keek op met een vragend gezicht, ik schudde licht mijn hoofd. Mijn moeder kwam vanuit de keuken aanlopen.
  "Je hebt het lang volgehouden, over een kwartier eten we."

Geen opmerkingen:

Een reactie posten