maandag 9 januari 2017

Het Autokerkhof IV

Ik liep achter hem aan, hij liep de rij mooie auto's voorbij, naar de sleepwagen. Hij ging achter het stuur zitten, en wachtte tot ik naast hem zat. Ik keek hem vol spanning aan, dit was anders, belangrijker dan werk.
  "Ik doe het niet meer," zei hij.
Ik wachtte af. Mijn vader knikte naar me en startte de takelwagen. Hij reed achteruit naar de grote Amerikaan. Die was hier gebracht met een roestgat in de deur, met de bedrading eruit gerukt, een plat wiel aan de voorkant, en natuurlijk had hij een motorprobleem. Alle auto's hier hadden een motor probleem, een tekort aan onderdelen, roest, kapotte lampen, wielen, missende spiegels, missende stoelen of stoelen met scheuren of versleten leer. Maar soms leek er weinig mis te zijn, soms was er een juweeltje wat alleen maar niet wilde rijden. Van een rijkaard die zijn auto zelf was komen dumpen bijvoorbeeld. Die hoefde zijn auto niet te laten strippen. De Ferrari was zo'n juweeltje geweest.
  Mijn vader liet de takel zakken, hevelde hem naar achteren en liet de kabel weer de spon op draaien, tot de Amerikaan op zijn achterwielen stond. Gehypnotiseerd keek ik toe toen we begonnen te rijden. Zelfs al reed de auto niet zelf, ik had nog nooit zo'n mooie auto zien rijden. Mooier dan een stijgerend paard, of dan die lelijke schuit van de film de Kameleon. Ik keek voor me uit en zag het hek van de uitgang naderen, maar mijn vader sloeg af. Hij reed rond door het doolhof van gestapelde karkassen en stopte bij een inham. Daar wist hij de Amerikaan in te parkeren. Ik had nog nooit zo'n ingewikkelde parkeer operatie gezien. De hoeken waren krap en de kont van de Amerikaan was niet in de spiegels te zien. Maar mijn vader was een meester met de takelwagen. Zonder schade liet hij de wagen weer op de drie wielen zakken, al helde hij iets naar de kant van het platte wiel. Daarna reed hij terug en verstopte de rest van de auto's op dezelfde manier. Na de laatste zei hij dat het tijd was voor pauze. Hij zette de takelwagen weg en we liepen samen naar de kantine. Ik keek naar hem omhoog maar hij keek recht voor zich uit. Binnen maakte hij warme chocolademelk voor me en sneed zijn boterham met kaas door de midden om mij de helft te geven. Ik had honger en begon meteen aan de boterham terwijl ik naar hem keek. Hij zei pas iets toen ik een derde grote hap van mijn boterham had genomen.
  "Je kan de volgende dagen niet meer met me mee naar het werk," zei hij tegen me.
Ik kauwde hard door om te kunnen protesteren, zijn kalme blauwe ogen keken me voor een keer eens recht aan tijdens het praten. De meeste mensen kijken om zich heen zodat ze niet vergeten wat ze aan het zeggen waren.
  "Je moet rondfietsen en een plek vinden," zei hij voor ik mijn broodklont kon doorslikken, "een plek waar we de mooie auto's veilig kunnen bewaren. Waar niemand ze kan vinden."

Geen opmerkingen:

Een reactie posten