We lopen samen minder wankel, door de onverlichte straat. Arm in arm, het Meisje en de Man, achter de Bob en de Muziekliefhebber aan, naar de Hap-wat, want de bands zijn gestopt met spelen en de DJ wilde ook naar huis. We lachen hard om elkaars lengte en laten Bob een bestelling plaatsen. Bob wil naar huis, Muziekliefhebber wil eten en het is de andere twee om het even. Het Meisje zegt dat de Man moet vechten, want in de Hap-wat is het altijd raak. Hij zegt dat zij zal moeten vechten, hij zal wel dromen van de uitkomst. De Gastheer geeft de Man zijn kroket, maar hij wil er een broodje omheen. Gastheer geeft Muziekliefhebber zijn kippenpootjes, maar de Man wil er saus bij.
“En meneer, een servet!” De Gastheer loopt af en aan en antwoordt de Man in een vriendelijke toon die een bijtende nasmaak heeft. Maar de Gastheer zelf hapt niet toe. Als alles op is lopen ze samen naar de auto, “Ik heb echt mijn best gedaan,” zegt de Man, “En wat een pracht gevecht was het hè?”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten