Ik heb moeite met ademen en als ik slik loopt mijn speeksel in het verkeerde keelgat. De doos staat helemaal ondersteboven en ik voel hoe het bloed met steeds meer tegenzin naar mijn tenen stroomt. Mijn armen trillen onder mijn gewicht en ik probeer de zere plekken van de vallende spullen te negeren maar mijn hoofd bonkt en zweet druppelt mijn neus en ogen in. Mijn armen houden me steeds minder hoog, tot mijn hoofd schuin tegen het karton drukt. Als ik me nu laat vallen breek ik vast mijn nek. Ik ga dood. Aron zal het pakketje uitpakken en mij dood aantreffen. Maar als ik nu om hulp roep, wat moet ik dan tegen iedereen zeggen? De druk op mijn hoofd neemt toe en ik kan alleen nog maar hopen dat Aron en de anderen me niet zullen haten. Schor roep ik om hulp.
De mensen om me heen zullen wel geschrokken zijn want ik moet drie keer roepen voor ik eindelijk snelle stappen mijn richting op hoor komen. De punt van een stanleymes wordt voorzichtig door de tape gedrukt en komt langzaam naar beneden, langs mijn gezicht, en wordt er onderin weer uit getrokken. Ik hoor handen op het karton achter me en dan komen er twee handen die de kleppen van de doos open trekken. Direct wordt ik door meerdere handen uit de doos geholpen en lig ik, voor ik het weet, languit op een koude betonnen vloer. Ik wordt op mijn rug gelegd en staar naar boven vanwaar vier geschrokken gezichten en één grijnzend gezicht me aankijken.
'Gaat het?' vraagt het meest geschrokken, vrouwelijke gezicht.
Het grijzende gezicht reikt me een hand aan om me omhoog te trekken. Hoofdschuddend trekt hij me omhoog en zegt dat dit waarschijnlijk het domste idee ooit was.
Mooi stukje proza. Echt goed!
BeantwoordenVerwijderenDankjewel Peter!
Verwijderen